INSTRUMENTENPANEEL
LUCHTROOSTERSLuchtroosters................... 51
LINKERHENDELBuitenverlichting................ 37
INSTRUMENTENPANEELBedieningspaneel en
boordinstrumenten................ 93
Controlelampjes................. 85
RECHTERHENDELRuiten reinigen.................. 42
AUTORADIO / TOUCH-RADIO NAVSysteem........................ 73
FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDEFrontairbag.................... 104
DASHBOARDKASTJEInterieuruitrusting................ 66
VERWARMING/KLIMAATREGELINGVerwarming en ventilatie......... 50Handbediende klimaatregeling . . . 52
Automatische klimaatregeling.... 55
VERSNELLINGSPOOKGebruik van de versnellingsbak . 144
STUURWIELVerstellen....................... 33Frontairbag bestuurderszijde..... 66
3
11
Losmaken
Maak eerst de veiligheidsgordels aan
de zijkanten los uit hun behuizing.
Druk onder de enkele stoel op pal 9
fig. 61 en trek hem naar voren,
bewegingen C en D fig. 61;
trek hem omhoog, beweging E;
fig. 61
verplaats de enkele stoel naar de
achterkant van het voertuig, zodat de
verankeringspunten vrijkomen
(beweging F) fig. 62;
trek de enkele stoel omhoog
(beweging G fig. 62 );
zet de stoel weer terug (beweging H
fig. 62 ) om de voorste
verankeringspunten vrij te geven;
verwijder de stoel door hem naar de
voorkant van het voertuig te
verplaatsen.BELANGRIJK Maak stoel 2 fig. 60 los
voordat stoel 1 fig. 60 wordt
losgemaakt.
Terugplaatsen
Sluit de stoel aan ten opzichte van
de voorste verankeringspunten;
duw tegen de stoel totdat deze in de
achterste verankeringspunten gaat;
breng de pallen 9 fig. 63 omlaag en
duw ertegen tot ze op hun plaats
vergrendelen;
controleer de juiste uitlijning aan de
hand van de tekening op pallen 9
fig. 63.
BELANGRIJK
18)Voer deze handelingen uit
veiligheidsoverwegingen uit terwijl het
voertuig stilstaat.
19)Wanneer de rugleuning van de
voorstoel naar beneden is geklapt, moet de
passagiersairbag gedeactiveerd worden
(zie de paragraaf “Airbag en kinderzitjes
passagierszijde – hoe de airbags te
deactiveren” in het hoofdstuk “Veiligheid”).
Gevaar voor ernstig letsel als de airbag
wordt opgeblazen en de voorwerpen die
op de neergeklapte rugleuning lagen door
de auto vliegen. Het etiket (op het
dashboard) en de geprinte markeringen en
op zeefdruk (op de voorruit) herinneren u
aan deze instructies.
20)Bevestig voor de veiligheid van de
inzittenden voorwerpen die met de stoel in
de tafelstand worden vervoerd.
61T36659
62T3666063T36660-1
32
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Waarschuwingslampje Wat het betekent
STORING AIRBAGSYSTEEM
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Als het lampje niet aangaat wanneer de startinrichting wordt geïntroduceerd of als het aangaat wanneer de motor
draait, duidt dit op een systeemstoring. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BRANDSTOFRESERVE
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Vul de tank zo snel mogelijk, als het controlelampje aangaat tijdens het rijden. U kunt nog 50 km afleggen.
19)
DIRECT STOPPEN
Dit controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat uit zodra de motor is gestart.
Als het aangaat met andere waarschuwingslampjes en/of berichten vergezeld van een geluidssignaal, stop dan het
voertuig zodra de verkeerstoestanden dit toestaan. Stop de motor onmiddellijk en start hem niet opnieuw.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
90)
STORING REMSYSTEEM/INGESCHAKELDE HANDREM
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat uit zodra de handrem is
uitgeschakeld.
Als het samen met het controlelampjeSTOPen een geluidssignaal aangaat, betekent dit dat het remvloeistofpeil
laag staat of dat er sprake is van een storing in het remsysteem.
Zet het voertuig stil en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
LAADSTROOM ACCU ONVOLDOENDE
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Als het lampje tijdens het rijden samen met het waarschuwingslampjeSTOPen een geluidssignaal aangaat,
betekent dit dat het elektrische circuit overbelast of uitgeschakeld is.
Zet het voertuig stil en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
87
Selectievoorbeelden Betekenis van de geselecteerde gegevens
BEGRENZER
90 km/hIngestelde snelheid van cruise-control
Zie de paragraaf "Speed Limiter” in het hoofdstuk "Kennismaken met uw voertuig”
REGELAAR
90 km/hIngestelde snelheid van cruise-control
Zie de paragraaf "Cruise Control” in het hoofdstuk "Kennismaken met uw voertuig”
13°
16:30Tijd en temperatuur.
Raadpleeg de paragaaf "Display" in het hoofdstuk "Kennismaking met het instrumentenpaneel"
GEEN BERICHT
OPGESLAGENBoordlog.
Achtereenvolgend weergeven:
Informatieberichten (passagiersairbag UIT, enz.);
berichten met betrekking tot storingen (inspuiting controleren, enz.)
ADBLUE 62%Volumepercentage resterende hoeveelheid additief.
Raadpleeg de informatie in de paragraaf "AdBlue (Ureum) additieftank" in het hoofdstuk "Kennismaking met
het voertuig".
96
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is heel belangrijk: het
bevat de beschrijving van alle
veiligheidssystemen van het voertuig en
het levert aanwijzingen die voor een
correct gebruik ervan nodig zijn.VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR
INZITTENDEN..............100
VEILIGHEIDSGORDELS........100
GORDELSPANNERS..........104
FRONTAIRBAGS............104
ZIJAIRBAGS...............108
VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR
KINDEREN................109
ACTIEVE VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN................135
TPMS –
Tyre Pressure Monitoring System . .139
99
VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN VOOR
INZITTENDEN
91) 92)
20) 21)
3)
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
kan het voertuig zijn uitgerust met:
voorste vergrendelende
gordelspanners;
krachtbegrenzers;
frontairbags bestuurders- en
passagierzijde.
Deze systemen zijn ontworpen om
afzonderlijk of tegelijkertijd in werking te
treden in geval van een frontale botsing.
Afhankelijk van de kracht van de
botsing, activeert het systeem:
de vergrendeling van de
veiligheidsgordel;
de gordelspanner (die de spanning
van de gordel activeert);
frontairbags.
BELANGRIJK
91)Controleer na ieder ongeval de
veiligheidsinrichtingen.
92)Werkzaamheden aan het gehele
systeem (gordelspanners, airbags,
elektronische modules, bedrading) of
hergebruik op een ander voertuig, ook al is
het identiek, zijn ten strengste verboden.
BELANGRIJK
20)Om ongewenste inschakeling, en
eventuele daaruit voortvloeidende schade,
te voorkomen, mag alleen deskundig
personeel van het Fiat Servicenetwerk
werkzaamheden aan de gordelspanners en
airbags verrichten.
21)De controle van de elektrische
kenmerken van de actuator mag alleen
worden verricht door personeel dat daar
specifiek voor is opgeleid en met gebruik
van de juiste gereedschappen.
BELANGRIJK
3)Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk voor
de verwijdering van de gasgenerator van de
gordelspanners en de airbags, als het
voertuig wordt gesloopt.
VEILIGHEIDS-
GORDELS
93)
Voor duidelijke veiligheidsredenen, altijd
de veiligheidsgordels omdoen. Houd u
bovendien altijd aan de wetten van het
land waar u zich bevindt.
BELANGRIJK Zorg er voor een
volledige effectiviteit van de achterste
veiligheidsgordels voor dat de enkele
achterstoel goed op zijn plaats vastzit.
Zie de paragraaf "Aparte achterstoelen”
in het hoofdstuk "Kennismaken met uw
voertuig”.
Alvorens de motor te starten, eerst de
rijpositie aanpassen en de
veiligheidsgordels aanpassen om de
best mogelijke bescherming (voor alle
passagiers) te verkrijgen.
De veiligheidsgordels moeten altijd
schoon gehouden worden. Gebruik
producten geselecteerd door het Fiat
Servicenetwerk of zeep en warm water,
een spons voor het schoon schrobben
en een droge doek voor het drogen.
Gebruik geen schoonmaakmiddelen of
chemische producten.
BESTUURDERSSTOEL
VERSTELLEN
Ga met uw rug tegen de rugleuning
zitten (nadat u kleding zoals een jas,
jack, enz. hebt uitgedaan). Dit is een
essentiële factor voor een correcte
houding van de rugleuning;
100
VEILIGHEID
GORDELSPANNERS
106)
Wanneer de gordelspanners in werking
treden, zorgen ze ervoor dat de
veiligheidsgordel stevig om het lichaam
van de inzittenden blijft zitten, om op
die manier de effectiviteit van de gordel
te vergroten.
Wanneer de startschakelaar aan is en
zich een krachtige frontale botsing
voordoet, kan het systeem, afhankelijk
van de ernst van het ongeval, de
gordelspanner 1 fig. 181van de
veiligheidsgordel activeren, zodat de
gordel direct wordt teruggetrokken.
KRACHTBEGRENZERS
Afhankelijk van hoe hard de botsing
was, activeert dit mechanisme om de
werking van de veiligheidsgordel tegen
het lichaam tot een houdbaar niveau te
beperken.
BELANGRIJK
106)Controleer na ieder ongeval de
veiligheidsinrichtingen. Werkzaamheden
aan het gehele systeem (gordelspanners,
airbags, elektronische modules, bedrading)
of hergebruik op een ander voertuig, ook al
is het identiek, zijn ten strengste verboden.
Om ongewenste inschakeling, en eventuele
daaruit voortvloeidende schade, te
voorkomen, mag alleen deskundig
personeel van het Fiat Servicenetwerk
werkzaamheden aan de gordelspanners en
airbags verrichten. De controle van de
elektrische kenmerken van de actuator
mag alleen worden verricht door personeel
dat daar specifiek voor is opgeleid en met
gebruik van de juiste gereedschappen.
Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk voor de
verwijdering van de gasgenerator van de
gordelspanners en de airbags, als het
voertuig wordt gesloopt.
FRONTAIRBAGS
FRONTAIRBAGS
BESTUURDER EN
PASSAGIER
107) 108)
Deze zijn ten opzichte van de
bestuurdersstoel en de voorste
passagiersstoel geïnstalleerd. Het
“airbag”-symbool op het stuurwiel en
dashboardkastje (airbaggebied A
fig. 182 ) zijn herinneringen aan de
aanwezigheid van de inrichting.
Ieder airbagsysteem bestaat uit:
een opblaasbaar kussen en een
bijbehorende gasgenerator die aan
bestuurderszijde in het stuurwiel en aan
passagierszijde in het dashboard zijn
geïnstalleerd;
een elektronische regelmodule die de
elektrische ontstekingsinrichting van de
gasgenerator aanstuurt;
181T31857
182T36503
104
VEILIGHEID
één enkel waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel.
Werking
Het systeem werkt pas nadat de
startschakelaar is aangezet.
In geval van eenfrontalebotsing,
worden de airbags opgeblazen,
waardoor de impact van het hoofd en
de borst van de bestuurder tegen het
stuurwiel en van de passagier tegen het
dashboard wordt beperkt; ze lopen
direct na de botsing weer leeg, zodat
ze niet in de weg zitten bij het verlaten
van het voertuig fig. 183.
Onregelmatige werking
Het controlelampje 4 fig. 184 gaat aan,
wanneer de startinrichting wordt
geïntroduceerd en gaat na een paar
seconden weer uit. Als het lampje niet
aangaat wanneer de startinrichting
wordt geïntroduceerd of als het aangaat
wanneer de motor draait, duidt dit op
een systeemstoring.Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk. Vertragingen in
de toepassing kunnen de efficiëntie
aantasten.
Alle onderstaande waarschuwingen
zijn bedoeld om te voorkomen dat
het opblazen van de airbag wordt
verhinderd en om ernstig letsel
door rondvliegende voorwerpen als
de airbags worden opgeblazen te
voorkomen.
Waarschuwingen betreffende de
bestuurdersairbag
109) 110) 111)
Waarschuwingen betreffende de
passagiersairbag
112) 113) 114) 115) 116)
FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE EN
KINDERZITJE
Uitschakeling van de frontairbag
aan passagierszijde (voor
voertuigen waarop dat mogelijk is)
117) 118)
Voorafgaand aan de installatie van een
kinderzitje op de voorstoel aan de
passagierszijde:
controleer of de installatie van het
kinderzitje op de voorstoel aan de
passagierszijde is toegestaan;
de airbag aan de passagierszijde
moet uitgeschakeld zijn.
De airbags uitschakelen: zet het
voertuig stil, schakel het contact uit, en
druk en draai knop 1 fig. 185 naar de
stand OFF.
183T31857-1
184T36504
185T36502
105