Page 97 of 248

BOORDCOMPUTER: reisparameters
Selectievoorbeelden Betekenis van de geselecteerde gegevens
101778 km 112,4 km Totale en gedeeltelijke kilometerteller.
BRANDSTOF
8L
Reisparameters.
Verbruikte brandstof.
Brandstof verbruikt sinds laatste reset.
GEMIDDELD
BRANDSTOFVERBRUIK
5,8 l/100
Gemiddeld brandstofverbruiksinds laatste reset.
De waarde die wordt weergegeven nadat ten minste 400 meter is gereden vanaf de laatste reset.
HUIDIG
7,4 l/100
Momentaan verbruik.
De waarde die wordt weergegeven nadat een snelheid van 30 km/h is bereikt.
BEREIK
541 km
Geschatte autonomie met resterende brandstof.
De waarde die wordt weergegeven nadat ten minste 400 meter is gereden.
AFSTAND
522 km
Gereden afstandsinds laatste reset.
GEMIDDELDE SNELHEID
89,4 km/h
Gemiddelde snelheidsinds laatste reset.
De waarde die wordt weergegeven nadat ten minste 400 meter is gereden.
INGESTELDE
BANDENSPANNING
< LANG INDRUKKEN >Bandenspanning reïnitialiseren.
Zie paragraaf “TPMS – TYRE PRESSURE MONITORING SYSTEM” in het hoofdstuk “Veiligheid”
95
Page 98 of 248
Selectievoorbeelden Betekenis van de geselecteerde gegevens
BEGRENZER
90 km/hIngestelde snelheid van cruise-control
Zie de paragraaf "Speed Limiter” in het hoofdstuk "Kennismaken met uw voertuig”
REGELAAR
90 km/hIngestelde snelheid van cruise-control
Zie de paragraaf "Cruise Control” in het hoofdstuk "Kennismaken met uw voertuig”
13°
16:30Tijd en temperatuur.
Raadpleeg de paragaaf "Display" in het hoofdstuk "Kennismaking met het instrumentenpaneel"
GEEN BERICHT
OPGESLAGENBoordlog.
Achtereenvolgend weergeven:
Informatieberichten (passagiersairbag UIT, enz.);
berichten met betrekking tot storingen (inspuiting controleren, enz.)
ADBLUE 62%Volumepercentage resterende hoeveelheid additief.
Raadpleeg de informatie in de paragraaf "AdBlue (Ureum) additieftank" in het hoofdstuk "Kennismaking met
het voertuig".
96
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 99 of 248

Selectievoorbeelden
Betekenis van de geselecteerde gegevens
Boordcomputer met bericht onderhoudslimiet
ONDERHOUDSSCHEMAOIL CHANGE IN 30,000 KM/
24 MONTHS (OLIE VERVERSEN
OVER 30.000 KM/24 MAANDEN)Onderhoudsschema
Als de sleutel in het contact zit, de motor niet loopt en het
specifieke bericht op het display weergegeven wordt, druk
dan ongeveer 5 seconden op knop 9 of 10 fig. 173 om de
servicebeurt weer te geven (afstand en tijd tot de
volgende servicebeurt). De volgende gevallen kunnen zich
voordoen wanneer de volgende servicebeurt nadert:bereik minder dan 1500 km of een maand: het
speciale bericht verschijnt met de dichtstbijzijnde
vervaldatum (afstand of tijd);
bereik op 0 km of datum voor olieverversing
bereikt: dit specifieke bericht wordt op het scherm
weergegeven en er gaat een controlelampje
branden.
De olie moet zo snel mogelijk worden ververst. SERVICE BINNEN 300 km /
24 DAGEN
SERVICE
Afhankelijk van de leeftijd van het voertuig, past de olieverversingslimiet zich aan de rijstijl aan (regelmatig gebruik van lage snelheden,
huis-aan-huis, kortste ritten, aanhangers trekken, enz.). De resterende afstand tot de volgende olieverversing kan daardoor, in bepaalde
gevallen, sneller afnemen dan de afstand die daadwerkelijk is gereden.
Herinitialisatie:geef de resterende periode (afstand en tijd) weer om de olieverversingsbeurt te herinitialiseren door de knop 9 of 10 fig. 173
ongeveer 10 seconden ingedrukt te houden tot de olieverversingsbeurt niet langer knipperend wordt weergegeven.
97
Page 100 of 248
BOORDCOMPUTER: informatieberichten
Deze kunnen helpen bij het starten van de motor en bieden informatie over een selectie of over rijomstandigheden.
BOORDCOMPUTER: storingsberichten
Ze verschijnen samen met het waarschuwingslampje
.Wanneer deze berichten verschijnen, voorzichtig naar
het Fiat Servicenetwerk rijden. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot schade aan het voertuig.
Ze worden verwijderd wanneer u op de knop van de weergaveselectie drukt, of automatisch na een paar seconden. Hoe dan
ook, ze worden opgeslagen in het boordlog. Het controlelampje
blijft aan.
BOORDCOMPUTER: alarmberichten
Ze worden weergegeven in combinatie met het STOP waarschuwingslampje en sporen u voor uw eigen veiligheid
aan zo snel mogelijk te stoppen, als de verkeersomstandigheden dit toelaten. Zet de motor af en start de motor
niet meer. Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
98
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 101 of 248
VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is heel belangrijk: het
bevat de beschrijving van alle
veiligheidssystemen van het voertuig en
het levert aanwijzingen die voor een
correct gebruik ervan nodig zijn.VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR
INZITTENDEN..............100
VEILIGHEIDSGORDELS........100
GORDELSPANNERS..........104
FRONTAIRBAGS............104
ZIJAIRBAGS...............108
VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR
KINDEREN................109
ACTIEVE VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN................135
TPMS –
Tyre Pressure Monitoring System . .139
99
Page 102 of 248

VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN VOOR
INZITTENDEN
91) 92)
20) 21)
3)
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
kan het voertuig zijn uitgerust met:
voorste vergrendelende
gordelspanners;
krachtbegrenzers;
frontairbags bestuurders- en
passagierzijde.
Deze systemen zijn ontworpen om
afzonderlijk of tegelijkertijd in werking te
treden in geval van een frontale botsing.
Afhankelijk van de kracht van de
botsing, activeert het systeem:
de vergrendeling van de
veiligheidsgordel;
de gordelspanner (die de spanning
van de gordel activeert);
frontairbags.
BELANGRIJK
91)Controleer na ieder ongeval de
veiligheidsinrichtingen.
92)Werkzaamheden aan het gehele
systeem (gordelspanners, airbags,
elektronische modules, bedrading) of
hergebruik op een ander voertuig, ook al is
het identiek, zijn ten strengste verboden.
BELANGRIJK
20)Om ongewenste inschakeling, en
eventuele daaruit voortvloeidende schade,
te voorkomen, mag alleen deskundig
personeel van het Fiat Servicenetwerk
werkzaamheden aan de gordelspanners en
airbags verrichten.
21)De controle van de elektrische
kenmerken van de actuator mag alleen
worden verricht door personeel dat daar
specifiek voor is opgeleid en met gebruik
van de juiste gereedschappen.
BELANGRIJK
3)Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk voor
de verwijdering van de gasgenerator van de
gordelspanners en de airbags, als het
voertuig wordt gesloopt.
VEILIGHEIDS-
GORDELS
93)
Voor duidelijke veiligheidsredenen, altijd
de veiligheidsgordels omdoen. Houd u
bovendien altijd aan de wetten van het
land waar u zich bevindt.
BELANGRIJK Zorg er voor een
volledige effectiviteit van de achterste
veiligheidsgordels voor dat de enkele
achterstoel goed op zijn plaats vastzit.
Zie de paragraaf "Aparte achterstoelen”
in het hoofdstuk "Kennismaken met uw
voertuig”.
Alvorens de motor te starten, eerst de
rijpositie aanpassen en de
veiligheidsgordels aanpassen om de
best mogelijke bescherming (voor alle
passagiers) te verkrijgen.
De veiligheidsgordels moeten altijd
schoon gehouden worden. Gebruik
producten geselecteerd door het Fiat
Servicenetwerk of zeep en warm water,
een spons voor het schoon schrobben
en een droge doek voor het drogen.
Gebruik geen schoonmaakmiddelen of
chemische producten.
BESTUURDERSSTOEL
VERSTELLEN
Ga met uw rug tegen de rugleuning
zitten (nadat u kleding zoals een jas,
jack, enz. hebt uitgedaan). Dit is een
essentiële factor voor een correcte
houding van de rugleuning;
100
VEILIGHEID
Page 103 of 248

verstel de stoel op basis van de
pedalen. De positie van de stoel moet
dusdanig zijn dat het koppelingspedaal
volledig kan worden ingetrapt. De
rugleuning moet dusdanig worden
gekanteld dat de armen licht gebogen
zijn;
verstel de hoofdsteun; Voor
maximale veiligheid moet de afstand
tussen het hoofd en de hoofdsteun
minimaal zijn;
Pas het kussen aan op de gewenste
stoelhoogte. Deze verstelling
optimaliseert het zicht;
zet het stuurwiel in de gewenste
stand.
VEILIGHEIDSGORDELS
AANPASSEN
Ga stevig tegen de rugleuning zitten.
De borstriem 1 fig. 174 moet zo dicht
mogelijk langs de nek lopen, zonder de
nek te raken.
De heupriem 2 fig. 174 moet op de
dijen rusten en tegen de bovenbenen.
De gordel moet zo strak mogelijk om
het lichaam zitten (vermijd bijv. te dikke
kleding of het plaatsen van obstakels
tussen het lichaam en de gordel).Bevestigen
Trek de gordel langzaam naar buiten
zonder kracht te zetten en steek de tab
3 fig. 175 in gesp 5 (controleer of hij
goed is bevestigd door aan de tab 3 te
trekken).
Herhaal de handeling als de
veiligheidsgordel blokkeert.Als de gordel volledig is geblokkeerd,
trek hem dan langzaam maar stevig ten
minste 3 cm naar buiten. Laat hem
normaal terugrollen en trek hem weer
naar buiten. Neem, als het probleem
aanhoudt, contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Controlelampje veiligheidsgordels
van de voorstoelen niet omgelegd
Deze bevindt zich op het middendisplay
en gaat aan als de motor wordt gestart.
Als vervolgens de gordel niet is
bevestigd en het voertuig bereikt
16 km/h, gaat het knipperen en klinkt
gedurende circa 2 minuten als
waarschuwing een geluidssignaal.
Afhankelijk van het voertuig knippert die
als de passagier voorin de gordel niet
heeft vastgemaakt.
Hoogte van de veiligheidsgordel
van de voorstoel instellen
Beweeg hendel 6 fig. 176 om de
instelpositie te selecteren, zodat de
borstriem 1 fig. 174 stevig om het
lichaam zit, zoals bovenbeschreven.174T13622
175T13622-1
101
Page 104 of 248

Controleer na de verstelling of de gordel
goed op zijn plaats vastzit.
Losmaken
Druk op knop 4 fig. 175 en de gordel
wordt weer opgerold. Begeleid het bij
het oprollen.
Veiligheidsgordels achterstoelen
Voor de eerste rij achterstoelen
moeten gordels 8 fig. 177 worden
gebruikt;
voor de achterste rij achterstoelen
moeten gordels 7 fig. 177 worden
gebruikt.
Wanneer veiligheidsgordel 8
fig. 177 niet wordt gedragen, breng tab
9 in gesp 10.Gebruikstoestand: controleer voordat
de veiligheidsgordels van de
achterstoelen aan de zijkant worden
gebruikt, of tab 11 fig. 178 van iedere
gordel in de bijbehorende gesp 12 is
bevestigd.
Bevestigen en losmaken worden op
dezelfde manier gedaan als voor de
veiligheidsgordels van de voorstoelen.Toegang tot de laatste rij:maak de
gordel van de tweede rij los en verwijder
hem uit zijn gesp 13 fig. 179 om de
toegang tot de laatste rij te
vergemakkelijken.
94)
Vergeet niet de gordel weer vast te
doen als er een passagier op die plaats
zit.
Veiligheidsgordels middenstoelen
Rol de gordel langzaam naar buiten tot
de tab in gesp 14 fig. 180 kan worden
bevestigd.
95)
176T36553177T36613
178T36614
179T36704
102
VEILIGHEID