Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Radarsensor Afb. 191
Aan de voorzijde achter het SEAT-
emb l
eem: r
adarsensor. Aan de voorzijde zit achter het SEAT-em-
b l
eem een r
adarsensor gemonteerd om de
verkeerssituatie te herkennen ››› afb. 191.
Het zicht van de radarsensor kan belemmerd worden door vuil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of
nevel. In dit geval werkt Front Assist niet. De
informatietekst op het display in het instru-
mentenpaneel luidt: Front Assist: Sen-
sor zonder zicht! Indien nodig de ra-
darsensor reinigen ››› .
W anneer de r
a
darsensor opnieuw correct
werkt, is de Front Assist automatisch op-
nieuw beschikbaar. De foutmelding verdwijnt
van het display van het instrumentenpaneel.
De werking van de Front Assist kan beïnvloed
worden in geval van sterke weerkaatsing van
het signaal van de radar. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in een gesloten parkeerruimte
of we
gens metalen voorwerpen (bv. rails op
de rijbaan of platen gebruikt bij werkzaamhe-
den).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de Front Assist beïnvloeden.
Bij een verkeerde reparatie van de voorkant
van de auto of structurele wijzigingen, bij-
voorbeeld indien de ophanging wordt ver-
laagd, kan de werking van Front Assist wor-
den beïnvloed. Om die reden beveelt SEAT
aan om naar een SEAT-dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
bes c
hadigd is, schakel dan de Front Assist
uit. Op die wijze worden mogelijk gevaarlijke
situaties door een verkeerde werking van het
systeem vermeden. Laat hem in dat geval af-
stellen.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijv
oorbeeld bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere k
ennis en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan.
● Verwijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met
een ontdooispray zonder oplos-
middelen. Bediening van het noodremhulpsys-
t
eem (Fr
ont
Assist) Afb. 192
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: indic
atie van Front Assist uitge-
schakeld. Front Assist is altijd actief bij het inschakelen
v
an het
c
ontact.
Wanneer de Front Assist uitgeschakeld is,
zijn ook de functie van voorwaarschuwing
(voorafgaande waarschuwing) en de waar-
schuwing van de afstand uitgeschakeld.
SEAT raadt aan de Front Assist altijd geacti-
veerd te laten. Uitzonderingen ››› pag. 232,
Front Assist tijdelijk uitschakelen in de vol-
gende situaties. »
231
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
In dit geval zal het display van het instrumen-
t enp
aneel
hem aangeven in te grijpen door
het rempedaal in te trappen en klinkt een
akoestische waarschuwing ››› pag. 235. ATTENTIE
De intelligente techniek van de ACC kan de
door het sy s
teem bepaalde grenzen noch de
natuurkundige grenzen overwinnen. Indien
het systeem nalatig of onbedoeld gebruikt
wordt, kunnen ongevallen en ernstige letsels
veroorzaakt worden. Ondanks het systeem
moet de bestuurder te allen tijde opmerk-
zaam blijven.
● De snelheid en de veiligheidsafstand altijd
aanpas
sen aan de voorligger afhankelijk van
het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer.
● ACC niet gebruiken bij slecht zicht, op
stei
le hellingen, met veel bochten of op glad-
de wegen zoals bijvoorbeeld bij sneeuw, ijs,
regen of losse steentjes, noch op overstroom-
de wegen.
● ACC ook nooit dwars door het veld of op on-
verhar
de wegen gebruiken. ACC is enkel be-
stemd voor gebruik op verharde wegen.
● ACC reageert niet bij het naderen van een
vas
te hindernis, zoals bijvoorbeeld het einde
van een file, een wagen met pech of een voer-
tuig dat stilstaat voor een verkeerslicht.
● De ACC reageert enkel bij personen indien
het sys
teem voor detectie van voetgangers
beschikbaar is. Het systeem reageert ook niet
bij dieren of voertuigen die kruisen of in te- gengestelde richting over dezelfde rijstrook
komen.
●
Indien de A C
C de snelheid niet voldoende
vermindert, r
em dan de wagen onmiddellijk
met het rempedaal.
● Bij het rijden met noodreservewiel wordt
het AC
C-systeem mogelijk automatisch uitge-
schakeld tijdens de rit. Schakel het systeem
uit wanneer u begint te rijden.
● Indien de wagen zich onbedoeld blijft ver-
plaat
sen na de oproep tot ingreep door de be-
stuurder, rem dan de wagen met het rempe-
daal.
● Indien op het display van het instrumenten-
paneel e
en oproep tot ingreep van de be-
stuurder weergegeven wordt, regel dan zelf
de afstand.
● De bestuurder moet klaar zijn om zelf op
elk ogenb
lik te versnellen of te remmen. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
defect i
s, schakel dan de ACC uit. Zo vermijdt
u mogelijke schade. Laat hem in dat geval af-
stellen.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere k
ennis en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan. Let op
● Als
de ACC niet werkt zoals beschreven in
dit hoofdstuk, gebruik het dan niet en ga
naar een gespecialiseerde werkplaats. Om
die reden beveelt SEAT aan om naar een
SEAT-dealer te gaan.
● De maximumsnelheid met ingeschakelde
ACC
bedraagt 210 km/u (150 mph).
● Wanneer de ACC ingeschakeld is, kunnen
vreemde geluiden hoorb
aar zijn tijdens het
automatisch remmen, veroorzaakt door het
remsysteem. 234
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Aanwijzingen op het scherm, waar-
s c
hu
wings- en controlelampjes Afb. 195
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: (A) A
CC niet actief (standby). (B)
ACC actief. Statusweergave op het display
W
eer
g
ave op het display ››› afb. 195:
Voorligger gedetecteerd. De ACC is niet
actief en regelt de snelheid niet.
Afstand tot de voorligger. De ACC is niet
actief en regelt de afstand niet.
1 2 Voorligger gedetecteerd. De ACC is actief
en r
e
g
elt de snelheid.
Afstandsniveau 2 ingesteld door de be-
stuurder.
De ACC is actief en regelt de afstand af-
hankelijk van de snelheid.
Waarschuwings- en controlelampjes
››› in Waarschuwings- en controlelampjes
op p ag. 126
.
De snelheidsafname door de ACC om
de afstand tot de voorligger te behou-
den is onvoldoende.
Rem! trap het rempedaal in! Oproep tot ingreep door be-
stuurder.
ACC is momenteel niet beschikbaar.
a)
Met stilstaande wagen de motor uitschakelen en op-
nieuw inschakelen. Het gebied aan het embleem van
SEAT aan de voorzijde nakijken
››› afb. 196 op vuil, ijs of
schok. Is hij nog altijd onbeschikbaar, vraag dan in een
gespecialiseerde werkplaats om het systeem na te kij-
ken.
a) Het symbool heeft een kleur op het instrumentenpaneel met
kleurendisplay.
ACC is actief.
Er wordt geen voorligger gedetecteerd. De geprogram-
meerde afstand blijft constant.3
4
5
Heeft het symbool een witte kleur:
ACC is actief.
Er is een voorligger herkend. ACC regelt de snelheid en
de afstand tot de voorligger.
Heeft het symbool een grijze kleur:
De ACC is niet actief (standby)
Het systeem is ingeschakeld maar regelt niet.
Gaat groen branden
ACC is actief.
Na het inschakelen van het contact gaan ter
c
ontr
o
le kort enkele waarschuwings- en con-
trolelampjes branden. Na enkele seconden
doven de lampjes. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 126 in
acht nemen. Let op
Bij ingeschakelde ACC kunnen de aanwijzin-
gen v
an het display van het instrumentenpa-
neel verborgen zijn door aanwijzingen van
andere functies, bijvoorbeeld een binnenko-
mende oproep. 235
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Radarsensor Afb. 196
Aan de voorzijde achter het SEAT-
emb l
eem: r
adarsensor. Aan de voorzijde zit achter het SEAT-em-
b l
eem een r
adarsensor gemonteerd om de
verkeerssituatie te herkennen ››› afb. 196.
Het zicht van de radarsensor kan belemmerd worden door vuil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of
nevel. In dit geval werkt de automatische af-
standsregeling (ACC) niet. De informatietekst
op het display in het instrumentenpaneel
luidt: ACC: Sensor zonder zicht! Rei-
nig zo nodig het gebied aan het SEAT-em-
bleem ››› .
W anneer de r
a
darsensor opnieuw correct
werkt, is de ACC automatisch opnieuw be-
schikbaar. Het bericht van het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt en de ACC
wordt opnieuw geactiveerd. De werking van de ACC kan negatief beïn-
vloed worden in g
eval van sterke weerkaat-
sing van het signaal van de radar. Dit kan bij-
voorbeeld het geval zijn in een gesloten par-
keerruimte of wegens metalen voorwerpen
(bv. rails op de rijbaan of platen gebruikt bij
werkzaamheden).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de ACC aantasten.
Bij een verkeerde reparatie van de voorkant
van de auto of structurele wijzigingen, bij-
voorbeeld indien de ophanging wordt ver-
laagd, kan de werking van de ACC worden
beïnvloed. Om die reden beveelt SEAT aan
om naar een officiële SEAT-dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
bes c
hadigd is, schakel dan de ACC uit. Zo ver-
mijdt u mogelijke schade. Laat hem in dat ge-
val afstellen.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijv
oorbeeld bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere k
ennis en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan. ●
Ver w
ijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met een ontdooispray zonder oplos-
middelen. 236
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Bediening van Adaptive Cruise Control
A C
C
(automatische afstandsregeling) Afb. 197
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut
om
atische afstandsregeling te
bedienen. Afb. 198
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut
om
atische afstandsregeling te
bedienen. Wanneer de automatische afstandsregeling
(A
C
C) in
geschakeld is, brandt op het instru-
mentenpaneel het groene controlelampje en wordt op het display de geprogrammeer-
de snelheid en de toe
stand van de ACC
››› afb. 195 getoond.
Welke instellingen kunnen in de ACC worden
ingevoerd? ● Snelheid instellen ›››
pag. 237.
● Afstandsniveau instellen ›››
pag. 237.
● ACC inschakelen en activeren ›››
pag. 237.
● ACC uitschakelen en deactiveren ›››
pag.
238.
● Standaardafstandsniveau aan het begin
van de rit in
stellen ››› pag. 238.
● Rijprofiel instellen ›››
pag. 238.
● Omstandigheden waarin de ACC niet rea-
geert
››› pag. 238.
Snelheid opslaan
Verplaats om de snelheid in te stellen de der-
de hendel die in stand 1 staat omhoog of
om l
aag t
ot in het display van het instrumen-
tenpaneel de gewenste snelheid wordt aan-
gegeven. Het instellen van de snelheid ge-
beurt in stappen van 10 km/u (6 mph).
Tijdens het rijden kunt u, als u wilt, de huidi-
ge snelheid als kruissnelheid van de wagen
instellen en de ACC activeren. Druk hiertoe
op de toets ›››
afb. 198. Als u de snelheid
in stappen van 1 km/u (0,6 mph) wilt verho-
gen of verlagen, verplaats dan de hendel naar stand
2
› ››
afb
. 197 of druk op de toets
.
De ingestelde snelheid kan al naargelang
worden gewijzigd bij stilstaande wagen of
onder het rijden. Elke wijziging in de gepro-
grammeerde snelheid wordt weergegeven
linksonder in het scherm van het instrumen-
tenpaneel ››› afb. 195.
Afstandsniveau instellen
Druk om het afstandsniveau hoger of lager in
te stellen de tuimeltoets naar rechts/links
››› afb. 198 A .
Op het s
c
herm van het instrumentenpaneel
wordt het afstandsniveau tussen beide wa-
gens geselecteerd. U kunt uit 5 afstandsni-
veaus kiezen. De ingestelde snelheid kan al
naargelang worden gewijzigd bij stilstaande
wagen of onder het rijden ››› .
A C
C
inschakelen en activeren
Om de ACC in te schakelen en te activeren
dient rekening te worden gehouden met de
stand van de keuzehendel, de snelheid van
de wagen en de stand van de derde hendel
van de ACC.
● Bij een handgeschakelde versnellingsbak
moet de v
ersnellingshendel in een willekeuri-
ge versnelling staan behalve in de eerste ver-
snelling en moet de snelheid hoger zijn dan »
237
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
●
Neem de bepa lin
gen van het overeenstem-
mende land in acht betreffende de verplichte
minimumafstand tot de voorligger. Let op
● Bij het uits
chakelen van het contact of de
ACC wordt de opgeslagen snelheid gewist.
● Bij het uitschakelen van de aandrijfslipre-
geling (ASR) of
het inschakelen van de ESC in
Sport* modus ( ››› pag. 127), wordt de ACC au-
tomatisch uitgeschakeld.
● Voor wagens met start-stop, wordt de mo-
tor uitg
eschakeld tijdens de stopfase van de
ACC en automatisch opnieuw in werking ge-
steld om te vertrekken. Functie om rechts inhalen te vermij-
den
Afb. 199
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: A
CC actief, voertuig herkend aan
de linkerzijde De automatische afstandsregeling (ACC) be-
s
c
hikt
over een functie om het rechts inhalen
bij bepaalde snelheden te vermijden.
Indien er zich links van de auto een ander
voertuig bevindt dat met lagere snelheid
rijdt, wordt dat op het multifunctioneel dis-
play
getoond ››› afb. 199.
Om het rechts inhalen te vermijden, remt het
systeem de auto zachtjes naargelang de rij-
snelheid. De bestuurder kan het ingrijpen
van het systeem op ieder moment onderbre-
ken door het gaspedaal in te drukken. Bij la-
ge snelheid is de functie niet actief voor meer
comfort in situaties zoals een file of in het
stadsverkeer.
Automatische afstandsregeling (ACC)
onder bepaal
de omstandigheden tij-
delijk uitschakelen In onderstaande omstandigheden moet de
aut
om
ati
sche afstandsregeling (ACC) uitge-
schakeld worden wegens beperkingen van
het systeem ››› :
● Bij het wisselen van rijstrook, in scherpe
boc ht
en, op r
otondes, op invoeg- en uitvoeg-
stroken op de autobaan of bij wegwerkzaam-
heden om te vermijden dat onbedoeld ver-
sneld zou worden om de geprogrammeerde
snelheid te bereiken. ●
Bij het rijden door een tu
nnel, aangezien
de werking zou kunnen worden beïnvloed.
● Op wegen met verschillende rijstroken,
wanneer andere w
agens langzamer rijden op
de inhaalstrook. In dit geval zouden wagens
die langzamer rijden op de andere rijstroken
rechts voorbijgestoken worden.
● Bij hevige regenval, sneeuw of dichte nevel
is het
mogelijk dat de voorligger niet correct
herkend zou worden of, onder bepaalde om-
standigheden, helemaal niet herkend zou
worden. ATTENTIE
Als de ACC in de beschreven situaties niet uit-
ge s
chakeld wordt, kunnen ongevallen en ern-
stige letsels optreden.
● Schakel de ACC altijd uit in kritische situ-
aties. Let op
Als de ACC in de beschreven situaties niet uit-
ge s
chakeld wordt, kunnen wettelijke overtre-
dingen begaan worden. 240
Bedienen
Wanneer gewisseld wordt naar de inhaal-
s tr
ook,
zal de ACC indien geen voorligger her-
kend wordt, versnellen tot de geprogram-
meerde snelheid bereikt wordt en deze cons-
tant houden.
De versnelling van het systeem kan op elk
ogenblik onderbroken worden door het rem-
pedaal in te trappen of de derde hendel naar
achteren te duwen ››› pag. 237.
In de bochten
Bij het ingaan of verlaten van een bocht kan
het voorkomen dat de radarsensor de voor-
ligger niet meer herkent of dat hij reageert op
een wagen op een rijstrook naast de rijstrook
waarop u rijdt ››› afb. 200 A. In zulke omstan-
digheden is het mogelijk dat de wagen onno-
dig remt of niet meer reageert op de voorlig-
ger. In dat geval moet de bestuurder ingrij-
pen door te versnellen of het remproces on-
derbreken door het rempedaal in te trappen
of de derde hendel naar achteren te duwen
››› pag. 237.
Rijden door tunnels
Bij het rijden door een tunnel, is het mogelijk
dat de radarsensor minder goed werkt. Scha-
kel de ACC uit in de tunnels. Smalle voertuigen of voertuigen die uit de
lijn rijden
De ra
darsensor kan smalle voertuigen of
voertuigen die uit de lijn rijden enkel herken-
nen wanneer ze zich binnen zijn werkingsge-
bied ››› afb. 200 B bevinden. Dit geldt vooral
voor smalle voertuigen zoals bijvoorbeeld
motorfietsen. Rem in deze gevallen zelf in-
dien nodig.
Voertuigen met bijzondere ladingen en ac-
cessoires
Het is mogelijk dat de bijzondere lading en
accessoires van andere voertuigen die aan
de zijkanten, achteraan of bovenaan uitste-
ken, buiten het werkingsbereik van de ACC
vallen.
Schakel de ACC uit wanneer u achter voertui-
gen met bijzondere ladingen of accessoires
rijdt en ook bij het inhalen van zulke voertui-
gen. Rem in deze gevallen zelf indien nodig.
Andere wagens die van rijstrook veranderen
Wagens die naar de eigen rijstrook wisselen
op een korte afstand van de wagen kunnen
enkel worden herkend wanneer ze binnen het
bereik van de sensoren komen. Als gevolg
hiervan duurt het langer tot de ACC reageert
››› afb. 201 C. Rem in deze gevallen zelf in-
dien nodig. Stilstaande voertuigen
De AC
C herkent tijdens het rijden geen stil-
staande voorwerpen zoals bijvoorbeeld het
einde van een file of voertuigen met pech.
Als een voertuig herkend door de ACC draait
of opzij gaat en er zich voor dit voertuig een
stilstaand voertuig bevindt, zal de ACC hier
niet op reageren ››› afb. 201 D. Rem in deze
gevallen zelf indien nodig.
Voertuigen die rijden in tegengestelde rich-
ting en voertuigen die elkaar kruisen
De ACC reageert niet op voertuigen uit tegen-
gestelde richting die naderen noch op voer-
tuigen die elkaar kruisen.
Metalen voorwerpen
Metalen voorwerpen zoals bijvoorbeeld rails
op de rijbaan of platen gebruikt bij werk-
zaamheden, kunnen de radarsensor in ver-
warring brengen en verkeerde reacties van de
ACC veroorzaken.
Factoren die de werking van de radarsensor
kunnen beïnvloeden
Als de werking van de radarsensor verstoord
zou zijn, bijv. wegens zware regenval, nevel,
sneeuw of modder, dan wordt de ACC tijdelijk
uitgeschakeld. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnt een waarschu-
wingstekst. Indien nodig het SEAT-embleem
reinigen ››› afb. 196.
242
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Wanneer de radarsensor opnieuw correct
w erkt, i
s
de ACC automatisch opnieuw be-
schikbaar. Het bericht van het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt en de ACC
wordt opnieuw geactiveerd.
Bij sterke weerkaatsing van het signaal van
de radar, bijvoorbeeld in een gesloten par-
keerplaats, kan de werking van de ACC beïn-
vloed worden.
Rijden met een aanhangwagen
Bij het rijden met een aanhangwagen, is de
regeling van de ACC minder dynamisch.
Oververhitte remmen
Als de remmen overmatig verhitten, bijvoor-
beeld na plots remmen of op lange en zeer
steile afdalingen, kan de ACC tijdelijk uitge-
schakeld zijn. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnt een waarschu-
wingstekst. In dit geval kan de cruise control
niet worden geactiveerd.
Zodra de temperatuur van de remmen vol-
doende gedaald is, kan de cruise control op-
nieuw geactiveerd worden. De foutmelding
verdwijnt van het display van het instrumen-
tenpaneel. Als het bericht ACC niet be-
schikbaar gedurende lange tijd blijft bran-
den, dan betekent dit dat er een storing is.
Raadpleeg een gespecialiseerde werkplaats.
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te raadplegen. ATTENTIE
Als de waarschuwing Rempedaal intrap-
pen wor dt
genegeerd, dan kan de wagen on-
gewild vooruit bewegen en tegen de voorlig-
ger botsen. In ieder geval dient u, voordat u
wegrijdt, te controleren of de weg vrij is. Het
kan voorkomen dat de radarsensor hindernis-
sen op de weg niet zou herkennen. Dit kan
een ongeval en zware verwondingen tot ge-
volg hebben. Trap indien nodig op de rem. Rijstrookassistent (Lane As-
s
i
s
t)*
Inleiding Afb. 202
Op de voorruit: gezichtsveld van de
rij s
tr
ookassistent. Met behulp van de camera in de voorruit regi-
s
tr
eer
t de rijstrookassistent de grenslijnen
van een rijstrook. Als de auto onwillekeurig een waargenomen grenslijn nadert, meldt
het sys
teem dit aan de bestuurder via een
corrigerende beweging van het stuur . Zo
wordt niet enkel de bestuurder gewaar-
schuwd, maar de wagen ook binnen de rijst-
rook gehouden. Deze beweging kan op ieder
moment overgereguleerd worden.
Als de richtingaanwijzers zijn geactiveerd,
wordt geen waarschuwing gegeven, omdat
de rijstrookassistent in dat geval weet dat u
van rijstrook wilt wisselen.
243
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid