De essentie
Datum van de onderhoudsbeurt
W anneer
de d
atum van de service bereikt
wordt, weerklinkt een akoestisch signaal bij
het inschakelen van het contact en knippert
de steeksleutel op het display gedurende
enkele seconden.
Voertuigen met tekstberichten : op het display
van het instrumentenpaneel wordt Service
nu weergegeven.
Een servicemededeling raadplegen
Wanneer het contact is ingeschakeld, de mo-
tor niet draait en de wagen stilstaat, kan de
actuele servicemededeling geraadpleegd
worden:
Houd de toets 0.0/SET langer dan 5 secon-
den in g
edrukt
om de servicemededeling 2weer te geven.
Na het
o
v
erschrijden van de servicedatum ,
wordt een minteken weergegeven voor de in-
dicatie van de kilometers of dagen.
Voertuigen met tekstberichten : op het display
wordt het volgende getoond: Service
sinds --- km of --- dagen .
Terugzetten van de service-intervalindicatie
Als de service niet uitgevoerd is in de werk-
plaats van een officiële SEAT dealer, kan de
indicatie op de volgende wijze gereset wor-
den: ●
Zet het
contact uit en houd de toets 0.0/SET 2
ingedrukt.
● Contact opnieuw inschakelen.
● Laat de toets 0.0/S
ET los en vervolgens
w eer 20 sec
onden in
gedrukt. Let op
● De ser v
icemelding verdwijnt na enkele se-
conden, bij het starten van de motor of het
drukken op de toets OK/RESET op de ruiten-
wi s
serhendel resp. de toets OK op het multi-
fu nctie
stuurwiel.
● In wagens met LongLife Service waarvan de
accu g
edurende langere tijd losgekoppeld is
geweest, kan de datum van de volgende ser-
vice niet berekend worden. Daarom kunnen
de service-indicaties soms verkeerde bereke-
ningen tonen. Houd u in dat geval aan de
maximaal toegestane onderhoudsintervallen
››› brochure Onderhoudsprogramma.
● Indien de indicatie handmatig op nul wordt
gezet, w
ordt het volgende service-interval
weergegeven zoals in wagens met vaste ser- vice-intervallen. Geadviseerd wordt daarom
om de service-intervallenindicatie uitsluitend
te laten resetten door een officiële SEAT-dea-
ler. Cruisecontrol
B edienin
g
van het snelheidsregelsys-
teem (SRS)* Afb. 49
Links van de stuurkolom: bedienings-
s c
h
akelaar en -elementen van de GRA. Afb. 50
Links van de stuurkolom: derde hen-
del
v
oor bediening van de GRA. » 45
De essentie
Controlelampjes In het in
s
trumentenpaneelAfb. 51
Instrumentenpaneel, in het dashboard. Rode lampjes
Centrale waarschuwingslampje: ex-
tra weergave op het display van
het instrumentenpaneel–
parkeerrem ingeschakeld›››
pag.
197
niet verder rijden!
remvloeistofpeil te laag of storing
in het remsysteem››› pag.
199
licht op of knippert: Niet verder rijden!
Storing in stuurinrichting.››› pag.
211
de bestuurder of voorpassagier
heeft de veiligheidsgordel niet om.›››
pag.
81
Trap het rempedaal in!›››
pag.
235 Gele lampjes
Centrale waarschuwingslampje:
extra weergave op het display van
het instrumentenpaneel–»
47
De essentie
Remblokken voor versleten.›››
pag.
199
brandt: storing in de ESC of uit-
schakeling door systeem.›››
pag.
200
knippert: ESC of ASR geactiveerd.
ASR handmatig buiten werking ge-
steld.
›››
pag.
200ESC in Sport-modus.
Storing in ABS, of werkt niet.
Mistachterlicht aan.›››
pag.
153
brandt of knippert:
storing in uit-
laatgascontrolesysteem.››› pag.
216
brandt: voorverwarmen van de die-
selmotor.
›››
pag.
217
knippert: storing in het dieselmo-
tormanagement.
Storing in het benzinemotormana-
gement.›››
pag.
217
brandt of knippert:
storing in de
stuurinrichting.››› pag.
211
Bandenspanning erg laag of sto-
ring in controlelampje banden-
spanning.›››
pag.
327
Brandstoftank bijna leeg.›››
pag.
125
Storing in het systeem van airbags
en gordelspanners.›››
pag.
92
De rijstrookassistent (Lane Assist)
is ingeschakeld, maar niet actief.›››
pag.
243 Andere controlelampjes
Linker of rechter knipperlicht.›››
pag.
154
Alarmlichten aan.››› pag.
158
Aanhangwagenknipperlichten.›››
pag.
288
gaat groen branden:
Auto Hold in-
geschakeld.››› pag.
222
gaat groen branden:
trap het rem-
pedaal in!
knippert groen: de vergrendelings-
knop op de keuzehendel is niet
vastgeklikt.
››› pag.
204
gaat groen branden:
snelheidsre-
gelsysteem in werking of snel-
heidsbegrenzer aangesloten en ac-
tief.
››› pag.
224
knippert groen: de snelheid inge-
steld in de snelheidsbegrenzer
werd overschreden.
gaat groen branden:
de rijstroo-
kassistent (Lane Assist) is inge-
schakeld en actief.››› pag.
243
Grootlicht aan of grootlichtsignaal
in werking gesteld.›››
pag.
154
››› in Waarschuwings- en controle-
lampjes op pag. 126
››› pag. 125 Op het display van het instrumenten-
p
aneel Afb. 52
Op het display van het instrumenten-
p aneel: w
eer
gave portieren open.
niet verder rijden!
Met de volgende melding:
portier(en), achterklep of mo-
torkap geopend of niet correct
gesloten››› pag. 132
››› pag. 145
››› pag. 313 48
Zekeringen en lampjes
Vervang de zekeringen alleen door zekerin-
g en
v
oor dezelfde stroomsterkte (zelfde kleur
en opschrift) en grootte.
Overzicht zekeringen in het interieur
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
1Adblue (SCR)30
5Gateway5
6Keuzehendel automaat5
7Bedieningspaneel airco/verwar-
ming, achterruitverwarming, inte-
rieurvoorverwarming10
8
Diagnose, handremschakelaar,
verlichtingsschakelaar, achteruit-
rijlicht, interieurverlichting, rijmo-
dus, instapverlichting
10
9Stuurkolom5
10Radiodisplay7,5
11Lichten links40
12Radio20
14Ventilator airco40
15Ontgrendeling stuurkolom10
16Connectivity Box7,5
17Instrumentenpaneel7,5
18Camera achteraan7,5
19Kessy7,5
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
21Regeleenheid 4x4 Haldex15
22Aanhangwagen15
23Elektrisch bedienbaar dak30
24Lichten rechts40
25Linkerportier30
26Stoelverwarming30
27Binnenverlichting30
28Aanhangwagen25
32Parkeerhulpcentrale, frontcamera
en radar7,5/10
33Airbag5
34
Schakelaar achteruitrijlicht, kli-
maatsensor, elektrochromatische
spiegel, stopcontacten achterin
(USB)
7,5
35Diagnose, regeleenheid lichten,
lichtbundelverstelling10
36Rechter led-koplamp7,5
37Linker led-koplamp7,5
38Aanhangwagen25
39Rechterportier30
4012 V-stopcontact20
42Centrale vergrendeling40
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
43SEAT Sound, beats sound can en
most.30
44Aanhangwagen15
45Elektrische bestuurdersstoel15
47Ruitenwisser achter15
49Startmotor, koppelingssensor5
50Elektrisch bedienbare achterklep40
52Rijmodus15
53Achterruitverwarming30
Zekeringenoverzicht in de motorruimte
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
1ESP-regelapparaat25
2ESP-regelapparaat40
3Motorregelapparaat (diesel/ben-
zine)30/15
4Motorsensoren5/10
5Motorsensoren7,5
6Remlichtsensor5
7Motorvoeding10
8Lambdasonde10/15
9Motor5/10/20» 109
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Instrumenten en controlelampjes
Instrumenten en controlelampjes
In s
trument
en
Overzicht van het instrumentenpaneel Afb. 119
Instrumentenpaneel, in het dashboard. Uitleg over de instrumenten
››
›
afb. 119:
Toerenteller (van de draaiende motor, in
duizend omwentelingen per minuut).
Het begin van de rode zone van de toe-
renteller geeft het maximale toerental
aan in elke willekeurige versnelling na
het inrijden en met warme motor. Vóór
het bereiken van dit gebied, wordt aan-
bevolen op te schakelen, de keuzehendel
1 in stand D t
e zetten of de voet van het
g a
spedaal nemen ››› .
K oelvloei
s
toftemperatuurmeter ››› pag.
124.
Elementen op het display ››› pag. 122.
Instel- en weergaveknop ››› pag. 124.
Snelheidsmeter.
Brandstofmeter ››› pag. 125.
2 3
4
5
6 ATTENTIE
Iedere afleiding kan tot een ongeval leiden
met het d
aaraan verbonden risico van ver-
wondingen.
● De knoppen e.d. van het instrumentenpa-
neel niet tijden
s het rijden bedienen. » 121
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Instrumenten en controlelampjes
Het laatste cijfer geeft elke 100 meter resp.
1/10 mijl w
eer
.
● Druk kort op de knop ›››
afb. 119 4 om de
d agk
i
lometerteller op 0 te zetten.
● Houd de knop 4 gedurende 3 sec. inge-
drukt om t
erug t
e keren naar de vorige waar-
de.
Tijd
● Om de tijd in te stellen, houdt u op knop
›››
afb. 119 4 gedurende min. 3 sec. inge-
drukt om n
aar de ur
en resp. minuten te gaan.
● Om door te gaan met het instellen, drukt u
aan de boven- of
onderzijde op knop 4 .
Houd de t oets
in
gedrukt om de cijfers snel te
veranderen.
● Druk nogmaals op knop 4 om het instel-
l en
v
an de klok te beëindigen.
De tijd kan ook worden ingesteld in het Easy
Connect-systeem via de toets en de func-
tieknop SETUP > Datum en tijd
› ›
›
pag. 34.
Kompas
Wanneer het contact is ingeschakeld en het
navigatiesysteem is aangezet, wordt op het
display van het instrumentenpaneel de wind-
streek overeenkomstig de rijrichting van de
wagen weergegeven. Keuzehendelstand
De ing
eschakelde rijstand wordt zowel aan-
gegeven naast de keuzehendel als op het
display in het instrumentenpaneel. In de po-
sities D en S, alsook bij de tiptronic, wordt op
het display tevens de overeenkomstige ver-
snelling weergegeven.
Aanbevolen versnelling (schakelbak)
Tijdens het rijden wordt op het display van
het instrumentenpaneel de aanbevolen ver-
snelling getoond om brandstof te besparen
››› pag. 42.
Tweede snelheidsmeter (mph of km/u)
Naast de gewone weergave van de snel-
heidsmeter kan tijdens het rijden de snelheid
ook in een andere meeteenheid (in mijl of ki-
lometer per uur) getoond worden.
In de modellen die bestemd zijn voor de lan-
den waar de tweede snelheid verplicht weer-
gegeven moet worden, kan deze optie niet
uitgeschakeld worden.
Voor het instellen van de tweede snelheids-
meter gaat u naar het Easy Connect-systeem
via toets en de functieknop SETUP >
Eenheden › ›
›
pag. 34.
Snelheidswaarschuwing
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een melding zodra de ingestelde
snelheid wordt overschreden. Dat is bijv. handig als u winterbanden gebruikt die niet
ges
chikt zijn voor de maximumsnelheid van
de wagen ›››
pag. 43.
Voor het instellen van de waarschuwings-
functie via de tweede snelheidsmeter gaat u
naar het Easy Connect-systeem via toets en de functieknop SETUP > Bestuur-
dershulpsysteem › ›
›
pag. 34.
Indicatie van de start/stop-werking
Op het display van het instrumentenpaneel
wordt actuele informatie weergegeven over
de status ››› pag. 219.
Staat van rijden met laag verbruik (ECO) *
Naargelang de uitrusting verschijnt tijdens
het rijden op het display van het instrumen-
tenpaneel de indicatie "ECO " wanneer de wa-
gen zich in de staat met laag verbruik be-
vindt, dankzij het actieve cilinderbeheer
(ACT ®
)* ››› pag. 213.
Motorcode (MKB)
Houd knop ››› afb. 119 4 langer dan 15 sec.
in g
edrukt
om de motorcode (MKB) van de
wagen weer te geven. Hierbij dient het con-
tact te zijn ingeschakeld en de motor stil te
staan. »
123
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 126 in
acht nemen. ATTENTIE
Zelfs als de buitentemperatuur boven het
vries p
unt ligt, kunnen wegen en bruggen
glad zijn.
● Ook bij buitentemperaturen boven +4°C
(+39°F) kunnen
zich ijsplekken vormen op de
weg, zelfs zonder dat het symbool "ijskri-
stal" weergegeven wordt.
● De buitentemperatuurvoeler voert een me-
ting ter oriënt
atie uit. Let op
● Er z ijn
verschillende typen instrumentenpa-
nelen, dus kunnen de versies en indicaties
van het display verschillen. Bij wagens zon-
der weergave van waarschuwings- of informa-
tieteksten op het display worden storingen
uitsluitend door controlelampjes weergege-
ven.
● Afhankelijk van de uitrusting kunnen be-
paal
de instellingen en indicaties ook via het
Easy Connect-systeem worden ingesteld.
● Wanneer er verschillende waarschuwingen
zijn, wor
den de symbolen na elkaar geduren-
de een aantal seconden getoond en blijven ze
branden tot de storing wordt verholpen. Kilometerteller
Afb. 120
Instrumentenpaneel: kilometerteller
en r e
setknop
. De weergave van het afgelegde traject ge-
beur
t
in k
ilometers "km" resp. in mijlen "mi".
Het is mogelijk om van meeteenheid (kilome-
ters "km"/mijlen "mi") te wisselen via de
radio/Easy Connect*. Meer informatie hier-
over vindt u in het Instructieboekje bij het Ea-
sy Connect*-systeem.
Kilometerteller/dagteller
De kilometerteller toont het totaal aantal met
de wagen verreden kilometers.
De dagteller geeft de afstand aan die gere-
den is nadat de dagteller voor de laatste keer
is teruggezet. Hiermee kunnen korte afstan-
den worden gemeten. Het laatste cijfer geeft
een afstand van 100 meter of 1/10 mijl aan.
De dagteller kunt u op nul terugzetten door
de knop 0.0/SET
› ›
› afb
. 120 in te drukken. Storingsindicatie
Als
er een storing in het instrumentenpaneel
is, wordt op het display van de dagteller DEF
weergegeven. Laat de storing zo spoedig mo-
gelijk verhelpen.
Koelvloeistoftemperatuurmeter Afb. 121
Instrumentenpaneel: koelvloeistof-
t emper
at
uurmeter Voor wagens zonder koelvloeistoftempera-
t
uurmet
er
verschijnt er een controlelampje
wanneer er een hoge temperatuur is ››› pag.
318. Zie ook ››› .
D e k
oelvloei
stoftemperatuurmeter werkt al-
leen bij ingeschakeld contact ››› afb. 121. Let
op de volgende aanwijzingen bij de tempera-
tuurbereiken om motorschade te voorkomen.
124
Instrumenten en controlelampjes
Koud bereik
A l
s
uitsluitend de led's branden in het onder-
ste bereik van de schaal, heeft de motor zijn
bedrijfstemperatuur nog niet bereikt. Vermijd
hoge motortoerentallen, volgas en sterke mo-
torbelasting.
Normaal bereik
De motor heeft zijn bedrijfstemperatuur be-
reikt, als de led's tot in het middelste bereik
van de schaal branden. Bij hoge omgevings-
temperaturen resp. bij zware belasting van
de motor is het mogelijk dat de led's blijven
branden, zelfs tot in het hoogste bereik. Dit
is geen probleem zolang het controlelampje
in het display van het instrumentenpaneel
niet oplicht.
Temperatuurbereik
Als de led's in het bovenste deel van de
schaal en het controlelampje in het dis-
play in het instrumentenpaneel oplichten, is
de koelvloeistoftemperatuur hoog ››› pag.
318. VOORZICHTIG
● Voor een l an
ge levensduur van de motor
wordt geadviseerd om hoge toerentallen,
plankgas en het sterk belasten van de motor
gedurende de eerste 15 minuten na de start
bij een koude motor te vermijden. De tijd die
de motor heeft om op bedrijfstemperatuur te
komen, hangt mede af van de omgevingstem- peratuur. In dat geval kunt u kijken naar de
motor
o
lietemperatuur* ›››
pag. 43
.
● Extra lampen en andere aanbouwdelen
vóór de koelluc
htinlaat verslechteren de koe-
lende werking van de koelvloeistof. Bij hoge
buitentemperaturen en sterke motorbelasting
bestaat dan het gevaar voor oververhitting
van de motor!
● De voorspoiler zorgt ook voor de juiste ver-
deling v
an de koellucht tijdens het rijden. Als
de spoiler is beschadigd, wordt de koelende
werking minder en bestaat het gevaar van
oververhitting van de motor. Roep de hulp
van vakmensen in. Brandstofvoorraad
Afb. 122
Brandstofindicator. De weergave
››
›
afb. 122 verschijnt alleen bij
ingeschakeld contact. Zodra de wijzer in het
reservebereik komt, gaan de rode led onder-
in en het controlelampje branden ›››
pag. 121. Zodra het brandstofpeil extreem laag
wor
dt, gaat de led onderin rood knipperen.
Het nog af te leggen aantal km met de nog
beschikbare brandstof wordt in het display
van het instrumentenpaneel 3
› ››
afb
. 119
w
eergegeven.
De inhoud van de brandstoftank van uw wa-
gen staat in de Technische gegevens
››› pag. 58. VOORZICHTIG
Nooit de tank helemaal leegrijden. De onre-
gelm atig
e brandstofvoorziening kan tot over-
slaan van de ontsteking leiden. Op deze wijze
kan onverbrande brandstof in het uitlaatsys-
teem komen, dit zou oververhitting van de
katalysator en schade hieraan kunnen veroor-
zaken. Controlelampjes
W aar
s
chuwings- en controlelampjes Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 47.
De controle- en waarschuwingslampjes zijn
indicatoren voor mededelingen ››› , storin-
g en ›
›
› of bepaalde functies. Een aantal
c ontr
o
le- en waarschuwingslampjes gaat aan
wanneer het contact wordt ingeschakeld en »
125
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid