Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Een parkeermodus selecteren Afb. 218
Overzicht van de beperkte weergaven
voor de p ark
eermodi: Recht achteruit inpar-
keren. Schuin achteruit inparkeren. Schuin
vooruit inparkeren. Afb. 219
Op het display van het instrumen-
tenp aneel: beperkt
e weergave van het inpar-
keersysteem. Een parkeermodus selecteren met het inpar-
k
eer
sy
steem met voorafgaand passeren van
de parkeerplaats
Na activering van het inparkeersysteem en
detectie van een parkeerplaats wordt op het
scherm van het instrumentenpaneel een par-
keermodus voorgesteld. Het inparkeersys- reem selecteert automatisch de parkeermo-
dus. De g
eselecteerde modus wordt getoond
op het scherm van het instrumentenpaneel
››› afb. 219. Ook wordt de beperkte weergave
van de andere mogelijke parkeermodi ge-
toond ››› afb. 218. Indien de modus geselec-
teerd door het systeem niet overeenkomt met
de gewenste modus, kunt u een andere mo-
dus selecteren door opnieuw te drukken op
de toets ››› afb. 217.
Handeling
1.Er moet voldaan zijn aan de vereiste voorwaar-
den om te kunnen inparkeren met het inparkeer-
systeem ››› pag. 267.
Handeling
2.
Indrukken toets .
Als het systeem is ingeschakeld, brandt een con-
trolelampje in de toets . Daarnaast wordt op
het scherm van het instrumentenpaneel de gese-
lecteerde parkeermodus getoond en in de be-
perkte weergave de andere parkeermodus waar-
naar u kunt wisselen.
3.
Schakel het knipperlicht in van de zijde van de
weg waar u wilt parkeren. Op het display in het
instrumentenpaneel wordt de desbetreffende zij-
de van het wegdek weergegeven. Indien geen
knipperlicht wordt gekozen, parkeert het sys-
teem standaard aan de rechterzijde in rijrichting.
4.
Druk indien nodig de toets opnieuw in om te
veranderen naar de volgende parkeermodus.
Nadat gewisseld is naar alle mogelijke parkeer-
modi, wordt het systeem uitgeschakeld wanneer
u opnieuw drukt op de toets
.» 265
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Parkeren met het inparkeersysteem Afb. 220
Op het display van het instrumenten-
paneel: r ec
ht parkeren. Een parkeerplaats
zoeken. Positie om te parkeren. Manoeu-
vreren. Afb. 221
Op het display van het instrumenten-
paneel: s c
huin parkeren. Een parkeerplaats
zoeken. Positie om te parkeren. Manoeu-
vreren. Legenda van
afb. 220
en
afb. 221:
Aanwijzing om vooruit te rijden
Uw wagen
Auto geparkeerd
Parkeerplaats gedetecteerd
Aanwijzing om te parkeren
Aanwijzing om het rempedaal in te trap-
pen
1 2
3
4
5
6 Voortgangsbalk
V oor
t
gangsbalken
De voortgangsbalk ››› afb. 220 7 en
›››
afb
.
221 7 geeft op symbolische wijze de relatie-
v e af
s
tand die nog moet worden afgelegd
aan op het scherm van het instrumentenpa-
neel. Hoe groter de afstand, hoe voller de
voortgangsbalk. Bij het vooruitrijden vermin- 7 dert de inhoud van de voortgangsbalk naar
bo
v
en, b
ij het achteruitrijden naar onderen.
Vereiste voorwaarden om in te parkeren met
het inparkeersysteem
In het geval van rechte parkeerplaatsenIn het geval van schui-ne parkeerplaatsen
De aandrijfslipregeling (ASR) moet ingeschakeld zijn ››› pag. 202.» 267
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Uitparkeren met het inparkeersys-
t eem (enk
el
in geval van rechte par-
keerplaatsen) Afb. 222
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: een r
echte parkeerplaats verlaten. Legenda van
afb. 222
:
Aut
o geparkeerd
Eigen auto met ingeschakelde achteruit-
versnelling
Voortgangsbalk om de nog af te leggen
afstand aan te geven
Aanwijzing van het voorgestelde ma-
noeuvre voor het uitparkeren
Vereiste voorwaarden om uit te parkeren met
het inparkeersysteem ● Enkel voor rechte parkeerplaatsen
● De aandrijfslipregeling (ASR) moet inge-
sc h
akeld zijn ››› pag. 202.
1 2
3
4 ●
Len
g
te van de parkeerplaats: lengte van de
auto + 0.5 meter
● Niet sneller rijden dan ca. 7 km/u (4 mpu)
bij het
uitparkeren.
Uitparkeren
Voer de volgende handelingen uit:
In het geval van rechte parkeerplaatsen
1.Er moet voldaan zijn aan de vereiste voorwaar-
den om te kunnen uitparkeren met het inparkeer-
systeem ››› pag. 269.
2.Zet de motor aan ››› pag. 191.
3.
Druk op toets ››› afb. 217.
Als het systeem is ingeschakeld, brandt een con-
trolelampje in de toets .
4.Schakel het knipperlicht in van de zijde van de
weg waar u de parkeerplaats wenst te verlaten.
5.Schakel de achteruitversnelling in of zet de keu-
zehendel in stand R.
In het geval van rechte parkeerplaatsen
6.
Laat het stuur los ››› in Inleiding tot thema op
pag. 263.
Let op het volgende bericht: Stuurhulp ac-
tief. Let op omgeving.
Terwijl u de omgeving goed in het oog houdt, ac-
celereert u voorzichtig tot maximaal 7 km/u (4
mpu).
Bij het uitparkeren neemt het systeem enkel het
sturen over. Als bestuurder moet u accelereren,
zo nog koppelen, van versnelling veranderen en
remmen.
7.
Keer terug tot het continue signaal van de ParkPi-
lot klinkt.
OF: rijd achteruit tot op het scherm van het in-
strumentenpaneel de aanwijzing van vooruitrij-
den verschijnt.
De voortgangsbalk ››› afb. 222 3 geeft de af-
stand aan die moet worden afgelegd ››› pag. 267.
8.
Trap het rempedaal in tot het inparkeersysteem
klaar is met draaien aan het stuur.
OF: trap het rempedaal in tot het symbool ver-
dwijnt van het scherm van het instrumentenpa-
neel.
» 269
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
waargenomen, waardoor de onderkant van de
wag
en be
schadigd kan raken.
● Indien de eerste waarschuwing van de Park
Pilot w
ordt genegeerd, kan de wagen aan-
zienlijke schade oplopen.
● De welvingen van, resp. beschadigingen
aan de radi
ateurgrille, bumpers, wielkast en
onderzijde van de wagen kunnen de oriënta-
tie van de sensoren wijzigen. Dit kan weer in-
vloed hebben op de werking van de parkeer-
hulp. Laat de werking door een gespeciali-
seerde werkplaats nakijken.
● Een kentekenplaat of kentekenplaathouder
aan de voor
zijde met afmetingen die groter
zijn dan de opening voor de kentekenplaat, of
een gebogen of vervormde kentekenplaat kan
ertoe leiden dat:
– er verkeerde detecties plaatsvinden
– de sensoren zicht verliezen Let op
● In spec ifiek
e gevallen kan het systeem een
waarschuwing geven terwijl zich geen obsta-
kel in het detectiegebied bevindt, bijvoor-
beeld
–voor bodems met hobbelig asfalt, straat-
stenen of met hoogstaand gras,
– bij externe ultrasone systemen in de
buurt, zoals gemonteerd op reinigings-
voertuigen,
– bij hevige regenval, een flinke sneeuw-
bui, hagel of dichte uitlaatgassen, –
indien de kent ek
enplaat niet perfect be-
vestigd is op het bumperoppervlak,
– bij toppen van hellingen.
● Om een degelijke werking van het systeem
te gar
anderen, houdt u de ultrasoonsensoren
schoon, ijs- en sneeuwvrij en plakt u er niets
op.
● Bij het schoonmaken met hogedrukreini-
gers
of dampstralers om de ultrasoonsenso-
ren te reinigen, alleen kort direct sproeien en
altijd een afstand van meer dan 10 cm aan-
houden.
● Bepaalde accessoires die achteraan op de
auto gemont
eerd zijn, zoals een fietsendra-
ger, kunnen de werking van de parkeerhulp
verstoren.
● Bepaalde accessoires die vooraan op de au-
to gemont
eerd zijn, zoals een kentekenplaat-
houder met reclame, kunnen de werking van
de parkeerhulp verstoren.
● Geadviseerd wordt dat u zich vertrouwd
maakt met
de werking van het systeem door
te oefenen met inparkeren op een wegdeel of
parkeerplaats zonder verkeer. De meteorolo-
gische omstandigheden is goed en er is veel
licht.
● U kunt het volume en de toonhoogte alsme-
de de indicaties
wijzigen ››› pag. 279.
● Bij wagens zonder
infotainmentsysteem
kunt u deze parameters laten aanpassen bij
een officiële SEAT-dealer of in een gespeciali-
seerde werkplaats.
● Let op de aanwijzingen voor rijden met een
aanhang
er ››› pag. 279. ●
De gr afi
sche weergave op het display van
het Easy Connect-systeem heeft een geringe
vertraging. Bediening van de parkeerhulp
Afb. 224
Middenconsole: toets van de par-
k eerhu
lp (n
aargelang de versie). Handmatige inschakeling van de parkeer-
hu
lp
● Druk de t
oets eenmaal
in.
Handmatige uitschakeling van de parkeer-
hulp
● Druk opnieuw op de toets .
272
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Handmatige uitschakeling van de weergave
v an de p
ark
eerhulp (de geluidssignalen blij-
ven actief)
● Druk op een toets van het hoofdmenu van
het in de fabriek
gemonteerde infotainment-
systeem.
● OF: druk op de functietoets TERUG .
Aut om
ati
sche inschakeling van de parkeer-
hulp
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
● OF: als de auto aan de voorzijde een obsta-
kel
nadert dat zich op zijn traject bevindt met
een snelheid van minder dan 10 km/u (6
mph) ››› pag. 273. Het obstakel wordt gede-
tecteerd vanaf een afstand van ongeveer 95
cm indien de automatische inschakeling ge-
activeerd is in het infotainmentsysteem. Er
wordt een beperkte weergave getoond.
● OF: als de wagen achteruit beweegt.
Autom
atische uitschakeling van de parkeer-
hulp
● Zet de keuzehendel in stand P.
● OF: versnel tot meer dan ca. 10 km/u (6
mph) v
ooruit.
Tijdelijk uitschakelen van het geluid van de
parkeerhulp
● Op de functietoets drukken. Wi
sselen van beperkte weergave naar de
weerg
ave op het volledige scherm
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
● OF: druk op het pictogram van de auto van
de beperkte w
eergave.
In voorkomend geval, wisselen naar het
beeld van de achteruitrijhulp (Rear View Ca-
mera "RVC")
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
● OF: druk op de functietoets RVC.
Wanneer het
systeem wordt ingeschakeld,
hoort u een kort signaal ter bevestiging en
het toetssymbool licht geel op. Automatische activering Afb. 225
Miniatuurweergave van de automati-
s c
he activ
ering Wanneer de parkeerhulp plus automatisch
w
or
dt
ingeschakeld, wordt een miniatuur-
weergave van de wagen weergegeven samen
met de segmenten aan de linkerzijde van het
display ››› afb. 225.
De automatische activering vindt plaats wan-
neer een voorwerp dat zich voor de wagen
bevindt langzaam wordt genaderd. Ze func-
tioneert enkel wanneer de snelheid voor het
eerst wordt verlaagd tot onder circa 10 km/u
(6 mph).
Als de parkeerhulp wordt uitgeschakeld via
de toets , moet vervolgens als volgt te
werk worden gegaan om deze weer in te
schakelen naar automatische activering:
● Schakel het contact uit en weer aan. »
273
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
De aanwijzingen en akoestische sig-
n a
l
en aanpassen De indicaties en de akoestische signalen
ku
nnen w
orden ingesteld in het Easy
Connect*-systeem.
Automatische activering
on – activeer de optie Automatische
activering ››› pag. 273.
off – deactiveer de optie Automati-
sche activering ››› pag. 273
Volume voor*
Het volume voorin en aan de zijkant.
Instellingen/scherpte van de klank voorin*
Toonregeling (frequentie) voor het voorste
gedeelte.
Volume achter*
Volume achterin.
Instellingen/scherpte van de klank achterin*
Toonregeling (frequentie) voor het achterste
gedeelte.
Volume verlagen
Als de parkeerhulp is ingeschakeld, wordt
het volume van actieve audio/video-bron ver- laagd; de mate waarin dit gebeurt, verschilt
per gek
o
zen optie.
Foutmeldingen Indien met geactiveerde parkeerhulp of bij
het in
s
chakelen ervan op het instrumenten-
paneel een bericht verschijnt dat er een fout
is in de parkeerhulp, is er een storing in het
systeem.
Als deze storing niet is verdwenen voordat
het contact wordt uitgeschakeld, wordt ze
niet akoestisch aangegeven de volgende
keer dat de parkeerhulp wordt geactiveerd bij
het schakelen van de achteruitversnelling.
Als er een storing is in de parkeerhulp, ver-
schijnt er een overeenkomstig bericht op het
instrumentenpaneel en gaat de led van de
toets knipperen.
Als een sensor defect is, verschijnt op het
display van het Easy Connect-systeem het
symbool voor/achter de wagen. In geval
van een defect aan een sensor achter, wor-
den uitsluitend obstakels getoond in de zone A
› ›
›
afb. 223. In geval van een defect aan
een sensor vooraan, worden uitsluitend ob-
stakels getoond in de zone B .
W ac
ht
niet te lang met naar een gespeciali-
seerde werkplaats te gaan om de klacht te la-
ten verhelpen. Rijden met een aanhangwagen
Afb. 227
Weergave van Park Pilot op het
s c
herm met
aangekoppelde aanhangwagen. Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-
t
eer
de tr
ekhaak de aanhangwagen op elektri-
sche wijze aangesloten is, worden de senso-
ren achteraan voor de parkeerhulp niet geac-
tiveerd bij het schakelen van de achteruitver-
snelling, wanneer de keuzehendel in stand R
wordt gezet of wordt gedrukt op de toets .
De afstand tot mogelijke obstakels aan de
achterzijde en zijkanten van de auto wordt
niet weergegeven op het scherm en wordt
ook niet aangegeven met geluidssignalen.
Op het display van het Easy Connect-systeem
worden enkel de objecten getoond die wor-
den gedetecteerd aan de voorzijde, terwijl de
weergave van het traject wordt verborgen.
275
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
een officiële SEAT-dealer of in een gespeciali-
seerde w
erkp
laats.
● Let op de aanwijzingen voor rijden met een
aanhang
er ››› pag. 279.
● De grafische weergave op het display van
het Ea
sy Connect-systeem heeft een geringe
vertraging. Bediening van de parkeerhulp
Handmatige uitschakeling van de weergave
van de p
ark
eerhulp (de geluidssignalen blij-
ven actief)
● Druk op een toets van het hoofdmenu van
het in de f abriek
gemonteerde infotainment-
systeem.
● OF: druk op de functietoets TERUG .
In s
c
hakelen van de parkeerhulp
● Schakel de achteruitversnelling (voor scha-
kelb
ak) in of zet de keuzehendel in stand R
(voor automatische versnellingsbak).
Uitschakelen van de parkeerhulp
● Zet de keuzehendel in stand P, N of D (v
oor
automatische versnellingsbak) of ontkoppel
de achteruitversnelling (voor schakelbak). In-
dien de hendel in stand N of D wordt gezet,
blijft het systeem nog ongeveer 8 seconden
actief voor uitschakeling, behalve met Top
View Camera*, in dat geval wordt het sys- teem meteen uitgeschakeld na ontkoppeling
van de acht
eruitversnelling.
Tijdelijk uitschakelen van het geluid van de
parkeerhulp
● Op de functietoets drukken. Indien het
Top
View Camera*-systeem is geïnstalleerd,
kan het geluid van de parkeerhulp niet tijde-
lijk uitgeschakeld worden.
Wisselen van beperkte weergave naar de
weergave op het volledige scherm indien de
achteruitrijhulp is gemonteerd (Rear View
Camera "RVC")
● Druk op het pictogram van de auto van de
beperkte weer
gave.
In voorkomend geval, wisselen naar het
beeld van de achteruitrijhulp (Rear View Ca-
mera "RVC")
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
● OF: druk op het pictogram van de functie
RVC . Segment
en voor visuele indicatie Afb. 228
Weergave van parkeerhulp op het
di s
p
lay van het Easy Connect-systeem. Met behulp van de segmenten aan de achter-
z
ijde
v
an de wagen kan de afstand tot obsta-
kels worden geschat.
De optische weergave van de segmenten
werkt op de volgende wijze:
worden getoond indien
het obstakel zich niet in rijrichting be-
vindt en wanneer de elektronische par-
keerrem is geactiveerd.
worden getoond indien de
obstakels zich binnen het traject van de
wagen bevinden op meer dan 30 cm af-
stand ervan.
worden getoond indien ze
zich op minder dan 30 cm afstand bevin-
den.
Witte segmenten:
Gele segmenten:
Rode segmenten:
278
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Wanneer het obstakel zich in de rijrichting
v an de w
ag
en bevindt, is steeds het overeen-
komstige waarschuwingssignaal te horen.
Zodra de wagen een obstakel nadert, worden
de segmenten dichter bij de wagen weerge-
geven. Ten laatste bij het aanduiden van het
voorlaatste segment, betekent dit dat de
botszone bereikt is. In de botszone worden
obstakels in rood weergegeven, evenals ob-
stakels buiten de af te leggen weg. Niet ver-
der achteruitrijden ››› in Beschrijving op
p ag. 276
, ›
›› in Beschrijving op pag. 277!
Bij uitru s
tin
g met Top View Camera*
De segmenten worden niet weergegeven
wanneer de auto Top View Camera* heeft.
Het PDC-systeem waarschuwt akoestisch voor
voorwerpen die zich in de buurt van de ach-
terzijde van de auto bevinden en op het
scherm wordt het beeld van de Top View
Camera* getoond, hetgeen reeds een waar-
heidsgetrouwe weergave is van de voorwer-
pen rond de auto.
De aanwijzingen en akoestische sig-
nal
en aanpassen De indicaties en de akoestische signalen
k
u
nnen w
orden ingesteld in het Easy Con-
nect*-systeem. Volume achter*
Volume ac
hterin.
Instellingen/scherpte van de klank achterin*
Toonregeling (frequentie) voor het achterste
gedeelte.
Volume verlagen
Als de parkeerhulp is ingeschakeld, wordt
het volume van actieve audio/video-bron ver-
laagd; de mate waarin dit gebeurt, verschilt
per gekozen optie.
Foutmeldingen Indien met geactiveerde parkeerhulp of bij
het
in
s
chakelen ervan op het instrumenten-
paneel een bericht verschijnt dat er een fout
is in de parkeerhulp, is er een storing in het
systeem.
Als deze storing is verdwenen voordat het
contact wordt uitgeschakeld, wordt ze niet
akoestisch aangegeven de volgende keer dat
de parkeerhulp wordt geactiveerd bij het
schakelen van de achteruitversnelling.
Als een sensor defect is, verschijnt op het
display van het Easy Connect-systeem het
symbool . Wacht niet te lang met naar een gespeciali-
seerde werkp
laats te gaan om de klacht te la-
ten verhelpen.
Trekhaak Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-
teer
de tr
ekhaak de aanhangwagen op elektri-
sche wijze aangesloten is, worden de senso-
ren achteraan voor de parkeerhulp niet geac-
tiveerd bij het schakelen van de achteruitver-
snelling (schakelbak) of wanneer de keuze-
hendel in stand R wordt gezet (automatische
versnellingsbak).
Omgevingscamerasysteem
(Top V
iew Camera)*
Gerelateerde video Afb. 229
Intelligente op-
los s
ingen 279
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid