Page 105 of 360
103
Kaartleeslampjes vóór en
achter
Let op dat u niet tegen de plafonniers
stoot.F
B
edien bij aangezet contact de
desbetreffende schakelaar.
Als de plafonnier vóór permanent is
ingeschakeld, zal de plafonnier achter ook
branden tenzij deze op "permanent uit"
staat.
Zet de plafonnier achter op "permanent
uit" als u deze wilt uitschakelen.
Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Als het buiten donker is, gaat de
sfeerverlichting automatisch branden als de
parkeerlichten worden ingeschakeld.
Afhankelijk van de uitvoering bestaat de
sfeerverlichting uit:
-
t
wee LED's in de plafonnier vóór,
-
e
en lichtbron in het opbergvak aan de
voorzijde van de middenconsole,
-
e
en lichtbron in beide voetenruimten vóór,
-
l
ichtgeleiders in de voorportierpanelen en
op de zijkanten van de middenconsole,
3
Ergonomie en comfort
Page 106 of 360

104
- verlichte ringen in de bekerhouders vóór,
- e en lichtbron in beide voorportier vakken,
-
l
ichtbanen langs het zonnescherm van het
panoramische schuif-/kanteldak.
De sfeer verlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld. De sfeer verlichting van het
interieur kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd en de helderheid kan
worden afgesteld in het menu Auto/
Rijden van het toutchscreen.
De sfeer verlichting van het interieur
wordt ook aangestuurd door de
functie i- Cockpit Amplify.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
functie i-Cockpit Amplify .Voorzieningen achter
230V-stopcontact (50 Hz)
Bij een storing gaat het groene lampje
knipperen.
Laat uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
12V-accessoireaansluiting
Deze bevindt zich aan de achterzijde van de
middenconsole, onder een beschermklepje.
Dit stopcontact (max. vermogen: 150 W) werkt
als de motor draait, maar ook in de STOP-stand
bij auto's met een Stop & Start-systeem.
F
B
eweeg het beschermklepje omhoog.
F
C
ontroleer of het groene lampje brandt.
F
S
luit uw elektrische apparaat (telefoonlader,
laptop, CD/DVD-speler, flessenwarmer enz.)
aan.
Sluit hoogstens één apparaat op het
stopcontact aan (verlengsnoeren of
dubbelstekkers niet toegestaan).
Sluit alleen apparaten aan die voldoen
aan isolatieklasse II (op het apparaat
aangegeven).
Gebruik geen apparaten met een
metalen behuizing (zoals een elektrisch
scheerapparaat).
De stroomtoevoer naar dit stopcontact
wordt bij overbelasting automatisch
onderbroken; dit gebeurt ook als er
andere omstandigheden zijn die daar
aanleiding toe geven (bijzondere
weersomstandigheden, zware belasting
van de elektrische installatie van de auto
enz.). Het groene lampje gaat dan uit.
F
O
pen, wanneer u een 12V-accessoire
(maximaal vermogen: 120 W) wilt
aansluiten, het kapje en sluit een geschikte
adapter aan.
Ergonomie en comfort
Page 107 of 360

105
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Middenarmsteun achter
Deze armsteun verbetert het comfort van de
achterpassagiers en biedt tevens een extra
opbergmogelijkheid.
Skiluik
Het skiluik kan worden gebruikt voor het
vervoeren van lange voorwerpen.
Openen
F Klap de middenarmsteun achter omlaag voor een optimaal zitcomfort.
De armsteun bevat twee bekerhouders. F
K
lap de middenarmsteun achter omlaag.
F
T
rek de handgreep van het skiluik omlaag.
F
L
aat het skiluik zakken.
F
S
teek voor werpen vanuit de bagageruimte
door het skiluik.
Voorzieningen in de bagageruimte
1. Bagageafdekking
2. 12V-aansluiting (120 W)
3. Verlichting bagageruimte
4. Schakelaars voor neerklappen
zitplaatsen achter
5. Haken
6. Sjorogen
7. Verplaatsbare vloer bagageruimte
(2
standen)
8. Opbergvak/Gereedschapskist onder
de vloer
3
Ergonomie en comfort
Page 108 of 360

106
Aan de sjorogen kunt u verschillende
soorten bagagenetten bevestigen om
bagage op zijn plaats te houden.
Deze netten zijn als optie of accessoire
l eve r b a a r.
Neem voor meer informatie contact op
met het PEUGEOT-netwerk.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het plaatsen van het
bagagenet voor hoge belading.
Bagageafdekking
Let op: bij hard remmen kunnen op de
bagageafdekking geplaatste voorwerpen
veranderen in gevaarlijke projectielen.
12V-aansluiting
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
De bagageafdekking bestaat uit twee delen:
-
e
en vast gedeelte met een open opbergvak,
-
e
en bewegend gedeelte met een open
opbergvak dat bij het openen van de
achterklep mee omhoog gaat.
Verwijderen van de bagageafdekking:
F m aak de twee koorden los,
F
v
erwijder voorzichtig het bewegende gedeelte
en maak ver volgens de klem aan beide
zijden
los,
F
n
eem het vaste gedeelte aan beide zijden uit
de klemmen en verwijder de bagageafdekking.
De bagageafdekking kan onder de vloerplaat van
de bagageruimte worden opgeborgen.
F Aansluiten van een 12V-apparaat (max. Vermogen: 120 W): ver wijder de dop en
sluit een geschikte adapter aan.
F
Z
et het contact aan.
Ergonomie en comfort
Page 109 of 360

107
Bagagenet voor hoge
belading
Het biedt bescherming voor de inzittenden
bij zeer krachtig afremmen.
Achter de voorstoelen
Als het net is geplaatst, kunnen de
rugleuningen van de achterbank
probleemloos worden opgeklapt.
Met dit uitneembare bagagenet kan de auto tot
aan het dak worden beladen:
-
a
chter de voorstoelen (1
e zitrij) wanneer de
achterbank is neergeklapt,
-
a
chter de achterbank (2
e zitrij) wanneer de
bagageafdekking is verwijderd.
F Klap de achterbank neer.
F V erwijder aan weerszijden de afdekplaatjes
bovenaan bij de hemelbekleding.
F
P
laats de bovenste haken van het net in de
hemelbekleding.
F
B
evestig de riemen van het net aan de
onderste bevestigingspunten, die zich onder
de bevestigingen van de achterbank bevinden.
F
S
pan het net met behulp van de riemen.
Achter de achterbank
Vloer bagageruimte
(2 standen)
De vloerplaat kan met behulp van de steunen aan
de zijkant in twee standen worden gezet, waarmee
u de bagageruimte naar wens kunt indelen:
-
H
oogste stand ( maximaal 100 kg ): met de
achterbank neergeklapt ontstaat zo een vlakke
laadvloer tot aan de voorstoelen.
-
L
aagste stand ( maximaal 150 kg ): maximale
inhoud van de bagageruimte.
F Verwijder de bagageafdekking.
F V erwijder aan weerszijden de afdekplaatjes
bovenaan bij de hemelbekleding.
F
P
laats de bovenste haken van het net in de
hemelbekleding.
F
B
evestig de riemen van het net aan de
onderste ringen op elk zijpaneel van de
bagageruimte.
F
S
pan het net met behulp van de riemen.
3
Ergonomie en comfort
Page 110 of 360

108
Bij bepaalde uitvoeringen kan de
verplaatsbare vloerplaat niet in de laagste
stand worden gezet.
Hoogteverstelling:
F T rek de vloerplaat met behulp van de
middelste handgreep omhoog en naar u toe
en gebruik ver volgens de steunen aan de
zijkant om de vloerplaat te verplaatsen.
F
D
uw de vloerplaat zo ver mogelijk naar voren
om deze in de gewenste stand te zetten.
Opbergbak
Afhankelijk van de uitvoering bestaat het
opbergvak uit:
-
e
en noodreparatieset voor een lekke band,
met het boordgereedschap,
-
e
en reser vewiel met het boordgereedschap.
Hierin kan ook de bagageafdekking worden
opgeborgen.
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting gaat automatisch
branden zodra de achterklep wordt geopend en
dooft zodra deze wordt gesloten.
De brandduur van de
bagageruimteverlichting hangt af van de
situatie:
-
b
ij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,
-
i
n de eco-mode: ongeveer 30 seconden,
-
b
ij draaiende motor: onbeperkt.
Vastzetten in de opgetilde stand:
F T il de vloerplaat vanuit de hoge stand op tot
de bagage-afdekplaat.
F
H
aal de vloerplaat langs de uittrekbare
steunen en laat de vloerplaat hierop rusten. F
T
il de vloerplaat van de bagageruimte zover
mogelijk op voor toegang tot de opbergbak.
Ergonomie en comfort
Page 111 of 360

109
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Selecteren van de stand van de
hoofdverlichting
F Draai aan ring A om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.
Automatisch inschakelen van het
dimlicht als het donker wordt.
Dagrijverlichting/Dimlicht/Grootlicht.
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.
" Highway-functie "
Bij de uitvoeringen met "Full
led"-koplampen wordt vanaf een
wagensnelheid van 110 km/h het bereik
van de lichtbundel van de dimlichten
automatisch vergroot.
Zonder automatische verlichting
Met automatische verlichting
Overschakelen van dim- naar grootlicht
F Trek de hendel B naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug
of om de grootlichtassistent te activeren.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar
u
toe te trekken.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Lichten uit (afgezet contact)/
Dagrijverlichting (draaiende motor).
Een defecte lamp wordt
gesignaleerd door het permanent
branden van dit lampje in combinatie
met de weergave van een melding
en een geluidssignaal.
4
Verlichting en zicht
Page 112 of 360

110
Mistverlichting
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht verblindend
voor medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan. Gebruik de mistlampen vóór
en de mistachterlichten uitsluitend bij mist
of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen vóór en het
dimlicht handmatig in te schakelen,
omdat de lichtsensor voldoende licht kan
waarnemen.
Schakel de mistverlichting uit zodra deze
niet meer nodig is.Mistachterlichten
Het dimlicht of het grootlicht moet zijn
ingeschakeld. Draai aan ring C en laat deze los:
F
n
aar voren om de mistachterlichten in te
schakelen,
F n aar achteren om de mistachterlichten uit te
schakelen.
Mistlampen vóór en
mistachterlichten
Parkeerverlichting, dimlicht of grootlicht
moet zijn ingeschakeld.
Draai aan ring C en laat deze los:
F
e
enmaal naar voren om de mistlampen vóór
in te schakelen,
F
e
en tweede maal naar voren om de
mistachterlichten in te schakelen.
F
e
enmaal naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen,
F
e
en tweede maal naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen. De verlichting uitschakelen na het
afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve als de
automatische "follow me home"-verlichting
is geactiveerd.
De verlichting inschakelen na het afzetten
van het contact
Om de verlichting weer aan te zetten, draait u
de ring A in de stand 0 – lichten gedoofd, en
kiest u ver volgens de door u gewenste stand.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal om aan te geven
dat de verlichting nog brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar
e c o - m o d e).
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Verlichting en zicht