Page 257 of 360
255
Versie 1 (Full)
Kast 1Zekeringnr.
Stroomsterkte (A)Functies
F1 3 AKeyless entry and start
F2 5 AMultifunctionele display.
F5 5 AAchteruitrijcamera, parkeerhulp.
F7 10 AHifi-versterker.
F8 20 ARuitenwisser achter.
F10 30 ASloten.
F11 30 ASloten.
F17 10 A12V-aansluiting bagageruimte.
F18 5 ANoodoproep en pechhulpoproep.
F22 3 AVerlichting dashboardkastje.
F26 3 A
Display verklikkerlampje veiligheidsgordels niet vastgemaakt.
F273 ARegen- en zonnesensor.
F31 5 AAirbags.
F33 15 A12V-aansluiting vóór
F35 5 AInstrumentenpaneel.
F36 20 AAutosysteem, touchscreen, CD-speler, audio- en
navigatiesysteem.
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F17 10 AZitposities in het geheugen opslaan
Kast 2
8
In geval van pech
Page 258 of 360
256
Versie 2 (Eco)
Zekeringnr.Stroomsterkte (A) Functies
F4 15 AClaxon.
F5 20 ARuitensproeierpomp voor.
F6 20 ARuitensproeierpomp achter.
F7 10 A12V-aansluiting.
F8 20 ARuitenwisser achter.
F10 30 ASloten.
F11 30 ASloten.
F14 5 AAlarmsignaal.
F17 5 AInstrumentenpaneel.
F22 3 ARegen- en zonnesensor.
F24 5 AAchteruitrijcamera, parkeerhulp.
F25 5 AAirbags.
F27 5 AAlarm.
F28 5 ANoodoproep en pechhulpoproep.
F29 20 AAutosysteem, touchscreen, CD-speler, audio- en
navigatiesysteem.
F32 15 AA a n s t e ke r.
F36 5 AVerlichting dashboardkastje.
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
F Maak de twee vergrendelingen A los.
F
V erwijder het deksel.
F
V
ervang de zekering.
F
S
luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel en zet de twee
vergrendelingen A vast voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
In geval van pech
Page 259 of 360

257
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege
accu.
Versie 1 (Full)
Zekeringnr.Stroomsterkte (A) Functies
F14 15 ARuitensproeierpomp.
F15 5 AStuurbekrachtiging.
F20 25 ARuitensproeierpomp.
F22 15 AClaxon.
F23 15 AGrootlicht rechts.
F24 15 AGrootlicht links.
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F8 30 AEmissieregelsysteem dieselmotor (AdBlue).
F12 15 AAutomatische transmissie.
F14 5 AAutomatische transmissie.
Versie 2 (Eco)
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F16 25 AMistlampen vóór.
F18 10 AGrootlicht rechts.
F19 10 AGrootlicht links.
Kast 1
Kast 2
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
8
In geval van pech
Page 260 of 360

258
Toegang tot de accuStarten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12 V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van
de motor (ventilator, aandrijfriemen enz.)
bevinden.
Maak de (+) klem niet los bij draaiende
motor.
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang tot de (+) klem:
F
o
ntgrendel de motorkap met de interne
code en ver volgens de externe code;
F
t
il de motorkap op en plaats de
motorkapsteun.
Pluspool (+) .
Deze is voorzien van een aansluiting met
snelkoppeling.
Minpool (-) .
Omdat de minpool van de accu niet bereikbaar
is, bevindt zich vlak bij de accu een afzonderlijk
massapunt. F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
In geval van pech
Page 261 of 360

259
F Wacht tot de motor stationair draait.
F N eem ver volgens de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
De accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12 V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de
acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
Z
et het contact af.
F
S
chakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
e n z .) .
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten. F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
D
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F
Z
et na afloop van het laden eerst acculader
B uit voordat u de kabels losneemt van
accu A
.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting
van het Stop & Start-systeem ernstig
beschadigd raken.
8
In geval van pech
Page 262 of 360

260
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, zonnedak);
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit;
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
Aansluiten van de plusklem (+) De hendel tijdens het vergrendelen niet
forceren omdat de klem dan mogelijk
verkeerd zit; start de procedure opnieuw.
F
T
rek hendel A zo ver mogelijk omhoog om
accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen.
F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F P laats de geopende accupoolklem B op de pluspool (+) .
F
D
ruk de accupoolklem B volledig omlaag.
F
B
eweeg hendel A omlaag om accupoolklem B te
vergrendelen.
Na het weer aansluiten van de accukabels
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u het
c ontact aanzetten en ver volgens 1 minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
Bij auto's met rechtse besturing moet
ongeveer 15 minuten worden gewacht
voordat de motor wordt gestart wanneer
de kilometerteller 100 km heeft bereikt.
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Mochten er zich na deze handeling kleine storingen
blijven voordoen, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het zelf
opnieuw initialiseren van de elektronische systemen
zoals:
-
d
e sleutel met afstandsbediening of de
elektronische sleutel (afhankelijk van de uitvoering),
In geval van pech
Page 263 of 360

261
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.
- het schuif-/kanteldak en het elektrische zonnescherm;
-
d
e elektrische ruitbediening;
-
d
e datum en de tijd,
-
de
voorkeuzezenders.
Slepen van de auto
U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het afneembare sleepoog.
Toegang tot het gereedschap
Het sleepoog is opgeborgen in een
gereedschapskist onder de vloerplaat van de
bagageruimte.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over toegang tot het
gereedschap.
Slepen van uw auto
F Maak het klepje in de voorbumper los door op de linkerbovenhoek er van te drukken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang. F
Ze
t de versnellingsbak in de
neutraalstand.
Het niet opvolgen van dit voorschrift kan
ertoe leiden dat bepaalde componenten
(remsysteem, transmissie, ...) beschadigd
raken en dat de rembekrachtiger na het
starten mogelijk niet meer werkt.
F
O
ntgrendel het stuur wiel en zet de
parkeerrem vrij.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de twee
auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als het af te leggen traject beperkt.
Slepen van een andere auto
F Maak het klepje in de achterbumper los door het aan de linkerzijde in te drukken.
8
In geval van pech
Page 264 of 360

262
F Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
F Be vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de twee
auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als het af te leggen traject beperkt. Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de
trekkende auto hoger is dan van de auto
die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van
de gesleepte auto blijven zitten. Deze
persoon moet beschikken over een geldig
rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen
op de grond altijd een goedgekeurde
sleepstang; kabels, touwen en riemen zijn
verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem-
en stuurbekrachtiging niet.
Schakel in de volgende gevallen een
professioneel bergingsbedrijf in:
-
a
ls de auto is gestrand op de
autosnelweg of autoweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de
versnellingsbak in de neutraalstand te
zetten, het stuurslot te ontgrendelen of
de parkeerrem los te zetten,
-
a
ls het bij een auto met automatische
transmissie niet mogelijk is om deze te
slepen met draaiende motor,
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op
de grond,
-
b
ij het ontbreken van een
goedgekeurde sleepstang.
In geval van pech