Page 9 of 360

7
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenredig over de
auto: plaats de zwaarste voor werpen in
de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever
een dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u daarbij aan
de bandenspanning die staat vermeld
op de sticker in de deuropening van het
bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oorafgaand aan een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet niet het reser vewiel en de banden van
een aanhanger of caravan. Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter, lucht- en interieurfilter
ver vangen enz.) en houd u daarbij aan het
in het onderhoudsschema van de fabrikant
voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof
uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000 km het gemiddelde brandstofverbruik
zich stabiliseert. Als bij een BlueHDi-dieselmotor het
SCR-systeem uitvalt, dan is er sprake van
ver vuiling. Bezoek in dat geval z.s.m. het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om er voor te zorgen dat de uitstoot
van stikstofoxiden van uw auto weer aan de
norm voldoet.
.
Eco-rijden
Page 10 of 360

8
Digitaal head-up
instrumentenpaneel
Digitaal instrumentenpaneel dat kan worden aangepast.
Afhankelijk van de gekozen weergavemodus kan
bepaalde informatie zijn gemaskeerd of op een andere
wijze worden weergegeven.
Digitaal instrumentenpaneel
De onderstaande afbeelding komt overeen met
de weergavemodus "METERS".6.
Toerenteller (x 1000 t /min).
7. Koelvloeistoftemperatuurmeter (°C).
8. Dagteller (km of mijl).
9. Kilometerteller (km of mijl).
Toetsen
A.Dimmer van de dashboardverlichting
en de verlichting van de
bedieningselementen* (beschikbaar in de
nachtmodus).
of
Sfeerverlichting van het dashboard**.
B.
Kort indrukken: start van een handmatige
check.
Lang indrukken: resetten van de
onderhoudsindicator of de dagteller
(afhankelijk van de geselecteerde functie).
Weergaves
De meeste waarschuwings- en
verklikkerlampjes hebben geen vaste positie.
De waarschuwings- en verklikkerlampjes van
de tweede rij worden van rechts naar links
weergegeven, in volgorde van belangrijkheid.
De verklikkerlampjes A AN en UIT van
bepaalde functies worden op dezelfde positie
weergegeven.
Permanente weergave
Ongeacht de geselecteerde weergavemodus
toont het instrumentenpaneel:
-
o
p vaste posities:
•
d
e informatie met betrekking tot de
versnellingsbak en de schakelindicator;
•
d
e brandstofniveaumeter;
•
de
koelvloeistoftemperatuurmeter;
•
d
e kilometer- en dagteller;
-
op
variabele posities:
•
d
e digitale snelheidsmeter;
•
s
tatus- resp. waarschuwingsmeldingen
die kortstondig worden weergegeven.
Optionele informatie
Afhankelijk van de geselecteerde
weergavemodus en de ingeschakelde functies
kan het volgende worden weergegeven:
-
d
e toerenteller;
-
de
boordcomputer;
-
d
e rijhulpsystemen;
-
de
snelheidsbegrenzer of -regelaar;
-
d
e ingeschakelde audiobron;
-
d
e aanwijzingen van het navigatiesysteem;
-
m
otorinformatie afkomstig van het
Driver
Sport Pack.
1.
Brandstofniveaumeter.
2. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
3. Schakelindicator.
Stand van de selectiehendel en de
ingeschakelde versnelling bij auto's met
een automatische transmissie.
4. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
5. Instellingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer, weergave van
verkeersborden met een snelheidslimiet. *
U
itvoeringen met monochroom display.
**
U
itvoeringen met touchscreen.
Instrumentenpaneel
Page 11 of 360

9
Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel
** Uitvoeringen met touchscreen.
U kunt het uiterlijk van het instrumentenpaneel aanpassen
door een keuze te maken uit:
-
d
e kleur van de weergave op het instrumentenpaneel**,
-
d
e weergavemodi.
Schermtaal en eenheden
Deze zijn afhankelijk van de configuratie van het
multifunctionele display (configuratiemenu).
Wanneer u reist naar een land met een andere officiële
eenheid voor de afstanden en snelheidslimieten (km
of miles, km/h of mph), dient u de configuratie van het
multifunctionele display te wijzigen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Keuze van de schermkleur
Deze is afhankelijk van de sfeer die is
geactiveerd met de functie i- Cockpit Amplify.
U kunt kiezen uit de volgende sferen:
F "Relax ": grijs,
F
"Boost ": rood,
F
"Normaal " (geen sfeer geactiveerd): blauw.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de functie i- Cockpit
Amplify .
Keuze van de weergavemodus
Elke modus is gekoppeld aan een type
informatie dat wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
-
"
METERS": standaardweergave van de
analoge en digitale snelheidsmeter, de
toerenteller, de brandstofniveaumeter,
de koelvloeistoftemperatuurmeter en de
kilometer- en dagteller.
-
"
NAVIGATIE": standaardweergave
aangevuld met de informatie over de
huidige routebegeleiding (kaartgegevens en
navigatie-aanwijzingen). -
"
RIJDEN": standaardweergave aangevuld
met de informatie van de actieve
rijhulpsystemen.
-
"
MINIMA AL": beperkte weergave met
alleen de digitale snelheidsmeter, de
kilometer- en dagteller en, uitsluitend
bij een waarschuwingssituatie,
de brandstofniveaumeter en de
koelvloeistoftemperatuurmeter.
-
"
BOORDCOMPUTER"* weergavemodus
MINIMA AL met bovendien de toerenteller,
de actuele gegevens en het geselecteerde
traject (1 of 2).
of
-
"
PERSOONLIJK"** : weergave minimaal
met bovendien de op het touchscreen
geselecteerde gegevens in de te
personaliseren gedeelten links en rechts.
Wijzigen van de weergavemodus van het
instrumentenpaneel:
F
D
raai aan de rolknop links op het stuur wiel
om de verschillende weergavemodi op het
rechter gedeelte van het instrumentenpaneel
weer te geven en er doorheen te scrollen.
F
D
ruk zodra de gewenste weergavemodus
verschijnt op de knop om te bevestigen.
De nieuwe weergavemodus wordt direct
toegepast.
Configureren van de weergavemodus
"PERSOONLIJK" en selecteren van de weer
te geven gegevens in de te personaliseren
gedeelten van het instrumentenpaneel:
of F
S
electeer het menu
Instellingen in de bovenste
balk van het touchscreen.
1
Instrumentenpaneel
Page 12 of 360
10
* Uitvoeringen met monochroom display.
**
U
itvoeringen met touchscreen.
F
Sel
ecteer "
Parameters ".
F
D
ruk op de knop "
Configuratie
dashboard ".
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
F Selecteer voor elk te personaliseren gedeelte, links en rechts, het type weer te geven gegevens
met de desbetreffende scrolpijlen op het
touchscreen:
•
"Rijhulpsystemen ",
•
"Standaard " (leeg),
•
"Informatie over de motor " (Dynamic Pack),
•
"G-meters " (Dynamic Pack),
•
"Temperaturen " (motorolie),
•
"Media ",
•
"Navigatie ",
•
"Boordcomputer ",
•
"Toerenteller ".
F
B
evestig om de instelling op te slaan en het
menu af te sluiten.
Als de weergavemodus is ingesteld op
"PERSOONLIJK", wordt de nieuwe selectie
direct weergegeven.
Instrumentenpaneel
Page 13 of 360

11
Verklikkerlampjes
Bij het aanzetten van het
contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
lampjes op het instrumentenpaneel enkele
seconden branden.
Zodra de motor is gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als een lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
De meeste lampjes op het instrumentenpaneel
werken in combinatie met de weergave van een
melding en een geluidssignaal.Een aantal lampjes kan op twee manieren
oplichten: permanent of knipperend.
Aan de manier van oplichten in combinatie
met de werkingsfase van de auto valt af
te lezen of er sprake is van een normale
situatie of een storing.
Raadpleeg de desbetreffende tabellen van
de verklikkerlampjes voor meer informatie.
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een of
meer van de volgende lampjes gaan branden, wijst
dit op een storing in het desbetreffende systeem
en moet de bestuurder actie ondernemen.
Lees in het geval van een storing waarbij
een waarschuwingslampje gaat branden
de aanvullende informatie, die via een
waarschuwingsmelding wordt weergegeven.
Neem bij problemen hiermee contact op met
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Verklikkerlampjes
ingeschakelde functie
Het branden van een of meer van de
volgende verklikkerlampjes geeft aan dat de
desbetreffende functie is ingeschakeld.
Verklikkerlampjes
uitgeschakelde functie
De volgende verklikkerlampjes geven aan
dat de desbetreffende functie handmatig is
uitgeschakeld.
Soms wordt dit gecombineerd met de weergave
van een melding en een geluidssignaal.
1
Instrumentenpaneel
Page 14 of 360

12
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Rode waarschuwingslampjes STOP Permanent, in
combinatie met
een ander lampje,
de weergave van
een melding en een
geluidssignaal. Dit waarschuwingslampje gaat
branden bij een ernstige storing
van de motor, het remsysteem,
de stuurbekrachtiging, de
automatische transmissie of bij
een ernstige elektrische storing. Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats
stil.
Zet het contact af en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
+ Te hoge
koelvloeistof-
temperatuur
Permanent, in
combinatie met het
verklikkerlampje STOP. De temperatuur van de
koelvloeistof is te hoog.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof
tot de motor is afgekoeld.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het probleem blijft
bestaan.
Motoroliedruk Permanent. Een probleem met de
motorsmering. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Zet het contact af en neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Instrumentenpaneel
Page 15 of 360

13
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Portier(en)
geopend
Permanent, in combinatie met een
melding die het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft.Bij een snelheid lager dan
10 km/h is een portier of de
achterklep niet goed gesloten. Sluit het portier of de achterklep.
Permanent, in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding die het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft.Bij een snelheid hoger dan
10 km/h is een portier of de
achterklep niet goed gesloten.
Veiligheidsgordels
niet vastgemaakt
of losgemaaktPermanent.
De bestuurder en/of de voor-/
achterpassagier heeft zijn
autogordel niet vastgemaakt of
losgemaakt.Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
De verlichte punten stellen de passagiers voor die geen
autogordel dragen.
De punten:
-
b
randen gedurende 30 seconden na het starten van de auto,
-
b
randen in de loop van de rit bij een wagensnelheid tussen
0
en 20 km/h,
-
k
nipperen bij een wagensnelheid hoger dan 20 km/h ongeveer
120 seconden in combinatie met een geluidssignaal.
Laadtoestand
accu * Permanent.
Een storing in het
laadstroomcircuit van de accu
(vervuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem
dynamo niet correct gespannen
of gebroken, enz.). Het lampje moet na het starten van de motor uitgaan.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Vanwege de laadtoestand van de accu moet u de auto
zo snel mogelijk op een veilige plaats stilzetten.
Als de elektrische parkeerrem niet werkt, beveilig de
auto dan op de volgende manier tegen wegrollen:
F
B
ij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
F
B
ij auto's met een automatische transmissie: plaats
de meegeleverde wielblokken voor en achter een
van de wielen.
*
A
fhankelijk van het verkoopland.
1
Instrumentenpaneel
Page 16 of 360

14
Elektrische
parkeerremPermanent.
De elektrische parkeerrem is
aangetrokken. Zet de parkeerrem vrij zodat het controlelampje uitgaat:
trap het rempedaal in en trek kort aan de hendel van de
parkeerrem.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de elektrische parkeerrem
.
Knippert. De elektrische parkeerrem wordt
niet automatisch aangetrokken.
Het aantrekken/vrijzetten werkt
niet. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats.
Parkeer op een vlakke ondergrond (horizontaal).
Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak:
schakel een versnelling in.
Zet bij een auto met een automatische transmissie de
selectiehendel in de stand P
.
Zet het contact af en neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Remsysteem Permanent. Het remvloeistofniveau is te laag. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Vul bij met door PEUGEOT voorgeschreven remvloeistof.
Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem
dan controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
+ Permanent, in
combinatie met het
verklikkerlampje ABS.
Een storing in het systeem van de
elektronische remdrukregelaar
(EBD). Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Instrumentenpaneel