Page 249 of 360

247
Na het verwisselen van een wiel
Leg het wiel met de lekke band in de
bagageruimte of, afhankelijk van de uitvoering,
ver wijder de naafdop van het wiel en berg het
op de plaats van het reser vewiel op.Met een noodreservewiel Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspanning
van het reservewiel controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na
nadere inspectie kan de technicus u
vertellen of de band gerepareerd kan
worden of moet worden vervangen.
Doe het volgende:
-
s
chakel bepaalde rijhulpsystemen
(Active Safety Brake, adaptieve
snelheidsregelaar met stopfunctie enz.)
uit, zoals aangegeven op de sticker op
het wiel,
-
r
ijd niet sneller dan de maximaal
toegestane snelheid van 80 km/h.
F
P
laats het wiel op de naaf.
F
D
raai de bouten met de hand vast.
F
D
raai de slotbout met de wielsleutel 5 en de
dop 2 handvast.
F
D
raai de overige wielbouten handvast met
alleen wielsleutel 5 .
F
L
aat de auto weer volledig zakken.
F
V
ouw de krik 6 op en ver wijder deze. F
D
raai de slotbout geheel vast met de
wielsleutel 5 en de dop 2 .
F
D
raai de overige wielbouten vast
met alleen
de wielsleutel 5 .
F
B
evestig de doppen op de wielbouten
(afhankelijk van de uitvoering).
F
B
erg het gereedschap op.
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te
ver wijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen er van
gericht, om beschadiging van de
vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
8
In geval van pech
Page 250 of 360

248
Bij het ver vangen van lampen moet
het contact en de verlichting minstens
enkele minuten zijn uitgeschakeld – om
brandwonden te voorkomen!
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
LED's (light-emitting diodes)
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
lampen te laten vervangen. Halogeenlampen
Controleer ten behoeve van goede
kwaliteitsverlichting of de lamp op juiste
wijze in de behuizing is geplaatst.
Verlichting vóór
Uitvoering met "Full led"-
koplampen
1.
Richtingaanwijzers (LED).
2. Dim-/grootlicht (LED).
3. Parkeerlichten/dagrijverlichting (LED)
4. Mistlampen (LED)
Raak de "Full led"-lampen niet aan.
Elektrocutiegevaar!
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Uitvoering met halogeenkoplampen
1. Dagrijverlichting/parkeerlicht (LED's).
2. Dimlicht (H7).
3. Grootlicht (HB3).
4. Richtingaanwijzers (PWY24W).
5. Mistlampen (H11).
Openen van de motorkap/toegang tot
de lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme
motor – Kans op brandwonden!
Houd rekening met voorwerpen of kleding
die vlam kunnen vatten of in de propeller
van de motor ventilator kunnen komen –
Kans op beknelling!
In geval van pech
Page 251 of 360

249
Gloeilamp van richtingaanwijzer
vervangen (uitvoering met
halogeenkoplampen)
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzers (links of rechts)
betekent dat één of meerdere gloeilampen
aan die zijde defect zijn.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
F
D
raai de gloeilamp een kwartslag, trek deze
eruit en plaats een nieuwe.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde van demonteren.
De oranje gloeilampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties. Sluit bij montage de beschermkap
zorgvuldig om zo de lamp lekdicht te
maken.
Lampen dimlicht vervangen
(uitvoering met halogeenlampen)
F Trek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
T
rek de stekker naar achteren om deze los
te maken.
F
T
rek de lamp naar achteren om deze los te
maken.
F
V
ervang de gloeilamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Lampen grootlicht vervangen
(uitvoering met halogeenlampen)
F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder hem.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
8
In geval van pech
Page 252 of 360
250
Voor het ver vangen van dit type lampen
kunt u ook het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Zijknipperlichten (LED's)
Instapverlichting (LED's)
Achterlichten
1.Remlichten (LED).
2. Parkeerlichten/dagrijverlichting (LED)
3. Richtingaanwijzer (WY16W oranje).
4. Achteruitrijlichten (W16W).
5. Mistachterlicht (P21W).
LED: light-emitting diode.
Lampen van mistlampen
vervangen (uitvoering met
halogeenlampen)
F Steek een platte schroevendraaier in het gaatje van het sierdeel.
F
W
ip het sierdeel van de mistlamp los.
F
G
ebruik een Torx-schroevendraaier om de
twee bevestigingsschroeven van de module
te verwijderen.
F
N
eem de module uit de behuizing. F
N
eem de stekker van de lamphouder los.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder hem.
F
V
ervang het geheel.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
In geval van pech
Page 253 of 360

251
Richtingaanwijzers (op de
schermen)
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Achteruitrijlichten (op de achterklep)
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
F
O
pen de achterklep en ontgrendel het
afdekpaneel aan de betreffende zijde.
F
D
raai de bevestigingsbout van de lampunit
los met een 10 mm pijpsleutel.
F
L
eg eerst een doek onder de moer
om te voorkomen dat hij achter het
bekledingspaneel van het scherm valt.
F
D
raai met de hand de bevestigingsmoer van
de lampunit los en ver wijder de moer.
F
M
aak de bevestigingsclip los en beweeg
gelijktijdig de lampunit voorzichtig naar
buiten.
F Verwijder van buitenaf de lampunit voorzichtig door hem naar achteren en vervolgens
omhoog te trekken.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
D
raai met een combinatietang de lamphouder
een kwart omwenteling en verwijder hem.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem. F
O
pen de achterklep en steek ver volgens een
platte schroevendraaier in de uitsparing om
het afdekpaneel aan de desbetreffende zijde
los te maken.
F
D
raai de bevestigingsbout van de lampunit los
met een 10 mm pijpsleutel.
F
D
raai met de hand de bevestigingsmoer van
de lampunit los en ver wijder de moer.
F
M
aak de bevestigingsclip los en beweeg
gelijktijdig de lampunit voorzichtig naar buiten.
F Verwijder van buitenaf de lampunit voorzichtig door hem naar achteren te
trekken.
F
N
eem de stekker van de lampunit los door
hem aan beide zijden in te drukken.
F
D
raai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder hem.
F
T
rek de lamp los en ver vang hem.
8
In geval van pech
Page 254 of 360

252
Raak de uitlaat niet aan indien u de lamp
kort na het afzetten van het contact
ver vangt; dit met het oog op mogelijke
brandwonden.
Derde remlicht (LED’s)Kentekenplaatverlichting
F Steek een kleine schroevendraaier in de spleet van het lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken.
F
V
erwijder het lampglas.
F
T
rek de lamp eruit en ver vang deze.
Ruitenwisserbladen
vervangen
Voordat u een wisserblad
vóór demonteert
Verwijderen
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F M aak het ruitenwisserblad los en verwijder het.
Monteren
F Breng het nieuwe ruitenwisserblad aan en klik het vast.
F
L
eg de ruitenwisser voorzichtig op de
voorruit.
Mistachterlichten
Deze lampen zijn te ver vangen vanaf de
buitenkant van de achterbumper:
F
s
teek uw hand onder de bumper,
F
d
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze,
F
d
raai de gloeilamp een kwartslag, trek deze
eruit en plaats een nieuwe.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde van demonteren. F
B
edien de ruitenwisserschakelaar binnen
één minuut na het afzetten van het contact
om de ruitenwissers naar het midden van de
voorruit (onderhoudsstand) te verplaatsen.
In geval van pech
Page 255 of 360

253
Na het monteren van een
ruitenwisserblad vóór
F Zet het contact aan.
F B edien nogmaals de ruitenwisserschakelaar
om de ruitenwissers in de ruststand te
zetten.
Een zekering vervangen
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter het deksel van de zekeringkast.
F Trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los.
F
V
erwijder het deksel en keer het om,
F
H
aal de tang uit de houder. F
O
pen het dashboardkastje.
F
D
ruk op de middelste hendel van de deksel
van de zekeringkast.
F
L
aat de deksel volledig omlaag.
F
H
aal de tang uit de houder.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F
d e oorzaak van de storing op te sporen en
te (laten) verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten en het contact af te
zetten,
F
d
e defecte zekering op te sporen aan de
hand van de actuele zekeringtabellen en
schema's. Bij het werken aan een zekering moet u:
F
d
e speciale tang gebruiken om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en moet
u controleren of het smeltdraadje van de
zekering intact is,
F
e
en defecte zekering altijd vervangen door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(dezelfde kleur); een afwijkende
stroomsterkte kan storingen veroorzaken
(brand).
Als de storing zich kort na het ver vangen
van de zekering opnieuw voordoet, laat
dan het elektrische systeem controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
De zekeringtabellen en de bijbehorende
schema's zijn verkrijgbaar bij
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de zekeringtabellen
genoemd, kan tot ernstige storingen
leiden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
8
In geval van pech
Page 256 of 360

254
GoedDefect
Ta n g
Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door PEUGEOT
aanbevolen en geleverd worden, en
niet volgens haar voorschriften zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als
het totale stroomverbruik van alle extra
accessoires meer dan 10 milliampère
bedraagt.
Zekeringen in het
dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Om toegang tot de zekeringen te krijgen, dient
u dezelfde procedure te volgen als beschreven
in de gereedschapsset voor het ver vangen van
zekeringen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer meer informatie over de toegang tot de
gereedschapsset .
In geval van pech