Page 209 of 275

Rijden en bediening207Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 257.
Aanhanger trekken
Trekgewicht
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de
motor en mag niet worden overschre‐ den. Het werkelijke trekgewicht is hetverschilt tussen het werkelijke totaal‐
gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐
pelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren
vermeld. Dit geldt over het algemeen
voor hellingspercentages tot max.
12%.
De toelaatbare aanhangerbelasting geldt voor de vermelde hellingshoeken op zeeniveau. Omdat het motor‐vermogen bij toenemende hoogte
door de lagere luchtdichtheid daalt en het klimvermogen daardoor afneemt,
moet het maximaal toelaatbare trein‐
gewicht voor elke 1000 meter hoog‐ tetoename met 10% worden vermin‐derd. Bij het rijden op wegen met een
gering hellingspercentage (minder
dan 8%, bijv. snelwegen) hoeft het maximaal toelaatbare treingewicht
niet te worden verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 248
vermeld.
Kogeldruk De kogeldruk is de kracht waarmee
de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij het
laden van de aanhanger is van
invloed op de kogeldruk.
De maximaal toelaatbare kogeldruk
(70 kg) staat op het typeplaatje van de
trekhaak en in de autopapieren
vermeld.
Altijd de maximale kogeldruk nastre‐
ven, vooral bij zware aanhangers.
Nooit rijden met een kogeldruk lager
dan 25 kg.Achterasbelasting
Bij een aangekoppelde aanhanger en
een maximale belading van de auto,
mag de toelaatbare achterasbelas‐
ting (zie typeplaatje of autopapieren)
met 60 kg overschreden worden en
ook het toelaatbare totaalgewicht
mag met 60 kg worden overschreden. Wordt de toelaatbare achterasbelas‐
ting overschreden, dan geldt een
maximumsnelheid van 100 km/u.
TrekhaakVoorzichtig
Bij het rijden zonder aanhanger,de kogelstang demonteren.
Page 210 of 275
208Rijden en bedieningBevestiging van de kogelstang
Klik de aansluiting los en klap deze
omlaag. Afsluitplug uit kogelstango‐ pening trekken en opbergen.
Spanstand kogelstang controleren
● Het rode merkteken op de draai‐ knop moet naar het groene merk‐
teken op de kogelstang gericht
zijn.
● De opening tussen de draaiknop en de kogelstang moet ca.
6 mm bedragen.
● Haal de kap van de vergrende‐ ling van de draaiknop en ga na ofde draaiknop vergrendeld is. Als
de draaiknop niet kan worden
verdraaid, is deze vergrendeld.
Anders moet de kogelstang vóór het
monteren worden aangespannen:
● Ontgrendel de kogelstang door de sleutel naar stand c te
draaien.
Page 211 of 275
Rijden en bediening209
●Trek de draaiknop naar buiten en
draai deze zo ver mogelijk
rechtsom.
Kogelstang monteren
Aangespannen kogelstang in de
kogelstangopening steken en stevig
omhoogduwen totdat deze hoorbaar vastklikt.
De draaiknop springt automatisch
terug in de uitgangspositie en rust zonder speling tegen de kogelstang.9 Waarschuwing
Draaiknop bij het monteren niet
aanraken.
Vergrendel de kogelstang door de
sleutel naar stand e te draaien. Sleu‐
tel verwijderen en beschermkapje dichtdrukken.
Oog voor veiligheidskabel
Veiligheidskabel aan oog vasthaken.
Correcte montage van de kogelstang
controleren
● Het groene merkteken op de draaiknop moet naar het groenemerkteken op de kogelstang
gericht zijn.
● Tussen de draaiknop en de kogelstang mag geen spelingzitten.
Page 212 of 275

210Rijden en bediening● De kogelstang moet stevig in dekogelstangopening vergrendeld
zijn.
● De kogelstang moet zijn en de sleutel moet verwijderd zijn.9Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is
alleen toegestaan bij een correct
gemonteerde kogelstang. Als u de kogelstang niet correct gemon‐
teerd krijgt, de hulp van een werk‐ plaats inroepen.
Demontage van de kogelstang
Open de beschermende klep en draai
de sleutel naar stand c om de kogel‐
stang te ontgrendelen.
Trek de draaiknop naar buiten en draai deze zo ver mogelijk rechtsom.
Trek de kogelstang naar onderen toe los.
Plaats de dekplug in de trekhaakope‐ ning. Klap de aansluiting weg.
Aanhangerstabilisatie
Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto/
aanhangercombinatie afgeremd
totdat de slingerbeweging stopt.
Wanneer het systeem actief is, moet
u het stuurwiel zo stil mogelijk
houden.
Aanhangerstabilisatie (TSA) maakt
deel uit van de elektronische stabili‐
teitsregeling 3 160.
Page 213 of 275

Verzorging van de auto211Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................211
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 211
Auto stallen .............................. 212
Verwerking van sloopauto .......213
Controle van de auto .................213
Werkzaamheden uitvoeren .....213
Motorkap ................................. 213
Motorolie .................................. 214
Koelvloeistof ............................ 215
Sproeiervloeistof ......................216
Remmen .................................. 216
Remvloeistof ............................ 216
Accu ........................................ 217
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 218
Wisserblad vervangen .............218
Gloeilamp vervangen .................219
Halogeenkoplampen ...............219
LED-koplampen .......................220
Mistlampen .............................. 221
Achterlichten ............................ 221
Zijrichtingaanwijzers ................224
Kentekenverlichting .................224Binnenverlichting .....................224
Instrumentenverlichting ...........224
Boordgereedschap ....................225
Gereedschap ........................... 225
Velgen en banden .....................226
Winterbanden .......................... 226
Aanduidingen op banden ........226
Bandenspanning .....................226
Drukverliesdetectiesysteem ....228
Profieldiepte ............................ 229
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 229
Wieldoppen ............................. 230
Sneeuwkettingen .....................230
Bandenreparatieset .................230
Wiel verwisselen ......................233
Reservewiel ............................. 236
Starthulp gebruiken ...................237
Trekken ...................................... 239
Auto slepen ............................. 239
Andere auto slepen .................240
Verzorging van uiterlijk ..............240
Verzorging exterieur ................240
Verzorging interieur .................243Algemene informatie
Accessoires en modificatiesvan auto
We adviseren u alleen gebruik te
maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen we – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐
len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Bovendien kunnen dergelijke wijzi‐
gingen bestuurdersondersteunings‐ systemen, het brandstofverbruik, de
CO 2-uitstoot en andere uitstoot van
de auto nadelig beïnvloeden waar‐
door deze mogelijk niet meer voldoet
Page 214 of 275

212Verzorging van de autoaan de typegoedkeuring en de
geldigheid van uw kentekenbewijs in
het geding kan komen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Koubeschermkappen
Om ophopen van sneeuw bij de koel‐
ventilator radiateur te voorkomen,
adviseren we om beschermkappen
aan te brengen.
Neem contact op met uw dealer voor
het aanbrengen van de bescherm‐
kappen.
Voorzichtig
Verwijder de beschermkappen als er sprake is van een van de
volgende situaties:
● De omgevingstemperatuur is
hoger dan 10 °C.
● Wanneer de auto wordt gesleept.
● De auto rijdt sneller dan 120 km/u.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.
Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen of keuze‐
hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voorde elektrische ruitbediening
inschakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
Page 215 of 275
Verzorging van de auto213● Koelvloeistofpeil controleren.
● Indien nodig kentekenplaat monteren.
Verwerking van sloopauto Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐
demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Open het bestuurdersportier.
Aan de ontgrendelingshandgreep
trekken en in de uitgangspositie
terugduwen.
Page 216 of 275

214Verzorging van de auto
Druk de veiligheidspal omhoog en
open de motorkap.
Motorkapsteun vastzetten.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor
automatisch herstart omwille van
veiligheidsredenen.
Stop/Start-systeem 3 145.
Sluiten Steun vóór het sluiten van de motor‐
kap stevig in de houder duwen.
Laat de motorkap zakken en laat het
vanaf een lage hoogte (20-25 cm) in
het slot vallen. Controleer of de
motorkap vergrendeld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
handmatig om schade aan de motor te voorkomen. Vergewis u ervan dat
de gebruikte olie de juiste specificatie
heeft. Aanbevolen olie en smeermid‐
delen 3 245.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 liter per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
vijf minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en
het motoroliepeil aflezen.
De peilstok tot aan de aanslag op de
handgreep insteken.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan de
motorolie bijvullen.