Page 129 of 275

Klimaatregeling127KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............127
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................127
Airconditioning ......................... 128
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 131
Hulpverwarming ......................136
Luchtroosters ............................. 136
Verstelbare luchtroosters ........136
Vaste luchtroosters ..................137
Koeling handschoenenkastje ..137
Onderhoud ................................. 137
Luchtinlaat ............................... 137
Pollenfilter ................................ 137
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 138
Service .................................... 138Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur £
● luchtverdeling l, M en K
● luchtopbrengst Z
● ontwasemen en ontdooien à
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming b
● stoelverwarming ß
Verwarmbare achterruit b 3 42.
Buitenspiegels b3 39.
Verwarmde stoelen ß 3 53.
Temperatuur
Temperatuur aanpassen door £ op
de gewenste temperatuur te draaien.rode zone:warmerblauwe zone:kouder
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Luchtdebiet Luchtopbrengst instellen door Z op
de gewenste snelheid te draaien.
naar rechts:versnellennaar links:vertragen
Page 130 of 275

128KlimaatregelingOntwasemen en ontdooien
● Druk op à: de luchtverdeling
wordt in de richting van de voor‐
ruit geleid.
● Draaiknop voor temperatuur £ in hoogste stand zetten.
● Aanjagersnelheid Z op hoogste
stand zetten.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Airconditioning
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur £
● luchtverdeling l, M en K
● luchtopbrengst Z
● ontwasemen en ontdooien à
● airconditioning A/C
● luchtrecirculatie 4
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming b
● voorruitverwarming ,
● stoelverwarming ß
Verwarmbare achterruit b 3 42.
Verwarmbare buitenspiegels b 3 39.
Voorruitverwarming , 3 43.
Verwarmde stoelen ß 3 53.
Sommige wijzigingen van instellingen
worden kort aangegeven op het Info-Display. Geactiveerde functies
worden aangegeven door de LED in
de desbetreffende toets.
Temperatuur
Temperatuur aanpassen door £ op
de gewenste temperatuur te draaien.
rode zone:warmerblauwe zone:kouder
Page 131 of 275

Klimaatregeling129De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdelingl:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Luchtdebiet
Luchtopbrengst instellen door Z op
de gewenste snelheid te draaien.
naar rechts:versnellennaar links:vertragenAirconditioning A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Het ledje in de knop
brandt om activering aan te geven.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht wanneer de
buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen. Stop/Start-systeem 3 145.
Luchtrecirculatiesysteem
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. Het ledje in de knop
brandt om activering aan te geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met
4 uitschakelen.
Page 132 of 275

130Klimaatregeling9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling A/C inschakelen.
● Druk op 4 voor luchtrecircula‐
tiesysteem aan.
● Druk op M voor luchtverdeling.
● Draaiknop voor temperatuur £ in laagste stand zetten.
● Aanjagersnelheid Z op hoogste
stand zetten.
● Alle luchtroosters openen.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
● Druk op à: de luchtverdeling
wordt in de richting van de voor‐
ruit geleid.
● Draaiknop voor temperatuur £ in hoogste stand zetten.
● Schakel indien nodig de airco A/C in.
● Aanjagersnelheid Z op hoogste
stand zetten.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
Page 133 of 275

Klimaatregeling131● Verwarming voorruit , inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 145.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Dankzij de twee zones van de
klimaatregeling kunt u de tempera‐
tuur aan de bestuurders- en passa‐
gierszijde voorin afzonderlijk regelen.
In de automatische modus worden
temperatuur, luchtopbrengst en lucht‐
verdeling automatisch geregeld.
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur bestuurderszijde £
● Met MENU gaat u naar het menu
Klimaatinstelling op het Info- Display
● luchtopbrengst Z
● automatische modus AUTO
● temperatuur passagierszijde voorin £
● koeling A/C
● handmatig bediende luchtrecir‐ culatie 4
● ontwasemen en ontdooien à
● achterruit- en buitenspiegelver‐
warming b
● voorruitverwarming ,
● stoelverwarming ß
● stoelventilatie A
Verwarmbare achterruit Ü 3 42.
Verwarmbare buitenspiegels Ü 3 39.
Verwarmde stoelen ß 3 53.
Geventileerde stoelen A 3 53.
Het ledje in de desbetreffende knop
geeft de geactiveerde functie aan.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Page 134 of 275

132KlimaatregelingMenu Klimaatinstellingen
(MENU-knop)
Instellingen voor
● luchtverdeling l, M , K
● luchtopbrengst Z
● temperatuur voor bestuurders- en passagierszijde 19°/21°
● temperatuursynchronisatie met twee zones MONO
● airconditioning ON/OFF
● automatische modus AUTO
kan handmatig worden geactiveerd in het menu Klimaatinstelling. Druk op
MENU om naar het menu te gaan en
volg de tiptoetsen.
Het menu Klimaatinstelling is ook
weer te geven
● door Klimaat te selecteren op het
7" Colour-Info-Display of
● door Í in te drukken en vervol‐
gens Klimaat te kiezen in het
menu op het 8" Colour-Info-
Display.
Automatische modus AUTOBasisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld.
● Open alle luchtroosters voor opti‐
male luchtverdeling in de auto‐
matische modus.
● De airconditioning moet zijn geactiveerd voor optimale
koeling en ontwaseming. Druk op A/C om de airconditioning in te
schakelen. Het ledje in de toets
geeft aan dat het systeem geac‐
tiveerd is.
● Stel de voorkeurtemperaturen voor de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin in met de linker en rechter draaiknop. De aanbe‐
volen temperatuur is 22 °C.
Handmatige instellingen U kunt de instellingen van de klimaat‐
regeling aanpassen door de volgende
functies te activeren:
Page 135 of 275

Klimaatregeling133Luchtopbrengst Z
Luchtopbrengst instellen door de
draaiknop op de gewenste snelheid
te draaien. Draai de knop linksom om
de opbrengst te verlagen of rechtsom om de opbrengst te verhogen. U kunt
het luchtopbrengst ook aanpassen
met de aanraaktoetsen op de weer‐ gave Klimaatinstellingen. Druk op
MENU om naar het menu te gaan.
Draaiknop linksom draaien: ventilator en koeling worden uitgeschakeld.
Om de automatische modus opnieuw
in te schakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling l, M , K
Druk op MENU om naar het menu te
gaan.
Colour-Info-Display aanraken:
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersK:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Druk om de automatische luchtverde‐ ling opnieuw in te schakelen op
AUTO .
Temperatuur selecteren £
Stel de voorkeurstemperaturen voor
de bestuurders- en passagierszijde
voorin afzonderlijk met de linker- en
rechterdraaiknop in op de gewenste
waarde. Met de draaiknop aan de
passagierszijde verandert u de
temperatuur aan passagierszijde.
Met de draaiknop aan de bestuur‐
derszijde wijzigt u alleen de tempera‐ tuur aan bestuurderszijde of aan
beide zijden, afhankelijk van vraag of
de synchronisatie MONO in het menu
Klimaatinstellingen is geactiveerd of
niet. Druk op MENU om naar het
menu te gaan.
Page 136 of 275

134KlimaatregelingDe aanbevolen temperatuur is 22 °C.
De temperatuur verschijnt op
schermpjes naast de draaiknoppen
en in het menu Klimaatinstellingen.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling
A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt de klimaatregeling
voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde
temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of een Autostop worden belemmerd.
Stop/Start-systeem 3 145.
Temperatuursynchronisatie met twee zones MONO of SYNC
Druk op MENU om naar het menu te
gaan. Raak MONO of SYNC aan om de temperatuur aan passagierszijde
te koppelen aan die aan bestuurders‐
zijde.Bij het verstellen van de draaiknop
aan passagierszijde wordt de
synchronisatie gedeactiveerd.
Airconditioning A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Het ledje in de knop
brandt om activering aan te geven.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een
bepaalde buitentemperatuur. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. Het ledje in de knop
brandt om activering aan te geven.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.