Page 169 of 275

Rijden en bediening167De cruisecontrol wordt automatisch
gedeactiveerd in de volgende geval‐ len:
● U trapt op het rempedaal.
● U trapt op het koppelingspedaal.
● De rijsnelheid is lager dan 40 km/u.
● Het Traction Control of elektroni‐ sche stabiliteitsregeling is actief.
● De keuzehendel is in N.
Opgeslagen snelheid hervatten
Druk de wipschakelaar op RES/+ bij
een snelheid van meer dan 40 km/u.
De opgeslagen snelheid wordt nu
overgenomen.
Uitschakelen
Druk op m: de cruisecontrolmodus
wordt gedeactiveerd en de cruisecon‐
trolaanduiding op het Driver Informa‐
tion Center dooft.
Bij het indrukken van ß om de snel‐
heidsbegrenzer uit te schakelen
wordt u de cruisecontrol gedeacti‐
veerd.Bij het uitschakelen van het contact
gaat een geprogrammeerde snelheid verloren.
Storing
Bij een storing in de cruisecontrol
wordt de ingestelde snelheid gewist,
waarbij de streepjes gaan knipperen.
De cruise control werkt mogelijk niet
goed, als de verkeersborden niet
voldoen aan de Weense Conventie
over verkeersborden (Wiener
Übereinkommen über Straßenver‐
kehrszeichen).
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De snelheidslimiet kan worden inge‐
steld op een snelheid hoger dan
30 km/u.
U kunt accelereren tot de ingestelde
snelheid. Bij het afrijden van hellingen
zijn afwijkingen van de snelheidsli‐
miet mogelijk.U kunt de ingestelde snelheid tijdelijk
overschrijden door stevig op het
gaspedaal te trappen.
De actuele snelheid en de ingestelde snelheidslimiet staan op het Driver
Information Center.
Inschakelen
Druk op ß, waarna de symbolen ß
en Pause verschijnen op het Driver
Information Center. Het systeem is nog steeds niet actief.
Page 170 of 275

168Rijden en bediening
Inschakelen
Zelf een snelheid instellen
Druk de schakelaar eenmaal kort in
RES/+ of SET/- .
Na het instellen van de snelheid kunt u de gewenste maximumsnelheid
instellen door op RES/+ te drukken
om de snelheid te verhogen of op SET/- om de snelheid te verlagen. Bij
kort indrukken wijzigt u de ingestelde
snelheid in kleine stapjes en bij lang
indrukken in grote stappen. De inge‐
stelde snelheid verschijnt op het Driver Information Center.
Druk op Ñ om de snelheidsbegren‐
zer te activeren.
Snelheid van
verkeersbordherkenning overnemen
De intelligente snelheidsadaptatie
informeert u wanneer de verkeers‐
bordherkenning een snelheidslimiet
heeft gedetecteerd. De gedetec‐ teerde maximumsnelheid kan worden gebruikt als een nieuwe waarde voor
de snelheidsbegrenzer.
Met behulp van een camera boven‐
aan de voorruit detecteert en leest dit
systeem de maximumsnelheid en de
borden einde maximumsnelheid. Het
systeem houdt ook rekening met
informatie over maximumsnelheden in de kaartgegevens van het naviga‐
tiesysteem.
De functie kan worden gedeactiveerd
of geactiveerd in het menu Persoon‐
lijke instellingen, 3 108.
Bij een actieve snelheidsbegrenzer
verschijnt de gedetecteerde maxi‐
mumsnelheid op het Driver Informa‐
tion Center en MEM licht op.
De op het Driver Information Center
weergegeven informatie hangt af van het gebruikte display.
Page 171 of 275

Rijden en bediening169Op het Driver Information Center
verschijnt het maximumsnelheids‐
bord op het display en licht MEM
gedurende enkele seconden op.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.
Deze snelheid geldt als de nieuwe
waarde voor de snelheidsbegrenzer.
Snelheidslimiet overschrijden
In noodgevallen kunt u de snelheids‐
limiet overschrijden middels een
zogeheten kickdown. In het gegeven
geval knippert de ingestelde snel‐
heidslimiet.
Gaspedaal loslaten en de functie
snelheidsbegrenzing wordt na het
bereiken van een lagere snelheid dan
de snelheidslimiet opnieuw geacti‐
veerd.Uitschakelen
Druk op Ñ: de snelheidsbegrenzer
staat in de pauzemodus, Pause
verschijnt. Er is geen actieve snel‐ heidslimiet voor de auto.
De snelheidsbegrenzer wordt
gedeactiveerd, maar niet uitgescha‐
keld. De laatst opgeslagen snelheid
blijft in het geheugen voor het later
hervatten van de snelheid.
Snelheidslimiet hervatten Druk op Ñ. De opgeslagen snel‐
heidslimiet wordt hervat.
Uitschakelen
Druk op ß, de snelheidsbegrenzer‐
modus wordt gedeactiveerd en de
snelheidslimietaanduiding op het
Driver Information Center dooft.
Bij het indrukken van m ter activering
van de cruisecontrol wordt de snel‐
heidsbegrenzer uitgeschakeld.
De ingestelde snelheid blijft bij
uitschakeling van het contact in het geheugen liggen.Storing
Bij een storing in de snelheidsbegren‐ zer wordt de ingestelde snelheid
gewist, waarbij de streepjes gaan
knipperen.
De snelheidsbegrenzer werkt moge‐
lijk niet goed, als de verkeersborden
niet voldoen aan de Weense Conven‐
tie over verkeersborden (Wiener
Übereinkommen über Straßenver‐
kehrszeichen).
Adaptieve cruise control Adaptieve cruise control is een verbe‐
tering van de conventionele cruise
control, en biedt als aanvullende
functie het aanhouden van een
bepaalde afstand tot de voorligger.
Deze gebruikt radar en camerasen‐
soren voor de detectie van voorlig‐
gers. Als er zich geen voertuig voor u
bevindt, zal de adaptieve cruise
control zich als een conventionele
cruise control gedragen.
Adaptieve cruise control verlaagt
automatisch de snelheid van de auto
als deze een langzamer rijdende auto
Page 172 of 275

170Rijden en bedieningnadert. Vervolgens wordt de rijsnel‐
heid op de geselecteerde volgafstand aangepast aan die van de voorligger.
De rijsnelheid neemt toe of af met die van de voorligger, maar zal de inge‐
stelde snelheid niet overschrijden. De
cruise control kan beperkt remmen,
met geactiveerde remlichten.
Als de voorligger accelereert of van
rijstrook wisselt, laat de adaptieve cruise control weer snel naar de
geprogrammeerde snelheid accele‐
reren. Als de bestuurder een richting‐ aanwijzer bedient om een langzamer
voertuig in te halen, laat de adaptieve
cruise control uw auto tijdelijk dicht bij de voorligger komen om beter te
kunnen inhalen, echter zonder ooit de
geprogrammeerde snelheid te over‐
schrijden.9 Waarschuwing
Bij het rijden met de adaptieve
cruise control dient de bestuurder
altijd zijn of haar volledige
aandacht bij het verkeer te
houden. De bestuurder behoudt
de volledige controle over de auto
omdat rempedaal, gaspedaal en
de onderbrekingsschakelaar voor‐
rang hebben op de adaptieve
cruise control.
Inschakelen
Druk op C om het stuurwiel in te
schakelen: symbool C verschijnt op
het Driver Information Center. Het
systeem is nog steeds niet actief.
Inschakelen
Adaptieve cruise control wordt hand‐
matig ingeschakeld bij een snelheid
40 en 180 km/u. Bij auto's met auto‐
matische versnellingsbak moet de
automatische keuzehendel op D of
M. staan
Zelf de snelheid instellen
Accelereer tot de gewenste snelheid
en druk de wipschakelaar eenmaal
kort in RES/+ of SET/- . De huidige
snelheid wordt opgeslagen en
gehandhaafd. U kunt het gaspedaal
loslaten.
Page 173 of 275

Rijden en bediening171De ingestelde snelheid is vervolgens
aan te passen door op RES/+ te druk‐
ken om de snelheid te verhogen of op SET/- om de snelheid te verlagen. Bij
kort indrukken wijzigt u de snelheid in
kleine stapjes en bij lang indrukken in
grote stappen.
De ingestelde snelheid verschijnt op
het Driver Information Center.
Wanneer de cruise control werkt, wordt Stop & Start automatisch uitge‐ schakeld.
Snelheid van
verkeersbordherkenning overnemen
De intelligente snelheidsadaptatie
informeert u wanneer de verkeers‐
bordherkenning een snelheidslimiet
heeft gedetecteerd. De gedetec‐
teerde maximumsnelheid kan worden
gebruikt als een nieuwe waarde voor
de cruise control.
Met behulp van een camera boven‐ aan de voorruit detecteert en leest dit systeem de maximumsnelheid en de
borden einde maximumsnelheid. Het
systeem houdt ook rekening met
informatie over maximumsnelheden in de kaartgegevens van het naviga‐
tiesysteem.
De functie kan worden gedeactiveerd
of geactiveerd in het menu Persoon‐
lijke instellingen, 3 108.
Bij een actieve cruise control
verschijnt de gedetecteerde maxi‐
mumsnelheid op het Driver Informa‐
tion Center en MEM licht op.
De op het Driver Information Center
weergegeven informatie hangt af van
het gebruikte display.Op het Driver Information Center
verschijnt het maximumsnelheids‐
bord op het display en licht MEM
gedurende enkele seconden op.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.
Deze snelheid geldt als de nieuwe
waarde voor de cruisecontrol.
Ingestelde snelheid overschrijden Het blijft altijd mogelijk om harder dan
de ingestelde snelheid te rijden door
het gaspedaal in te trappen. Als het
gaspedaal wordt losgelaten, keert de
auto terug naar de gewenste afstand
als er een voorligger is die langzamer rijdt. Is dit niet het geval, dan keert het
systeem terug naar de opgeslagen
snelheid.
Na activering van het systeem
vertraagt of remt de adaptieve cruise
control als een voorligger met een
lagere snelheid wordt gedetecteerd,
of als de afstand tot de voorligger klei‐ ner is dan gewenst.
Page 174 of 275

172Rijden en bedieningAls de geprogrammeerde snelheids‐
instelling wordt overschreden,
verschijnt het display van de snel‐
heidsinstelling en verschijnt er een
bericht "Cruise control opgeschort"
totdat het gaspedaal wordt losgela‐
ten.9 Waarschuwing
Als de bestuurder de snelheid
opvoert, deactiveert het systeem
het automatisch remmen. Dit
wordt aangegeven als een pop-
upwaarschuwing op het Driver
Information Center.
Adaptieve cruise control met
volledig snelheidsbereik bij auto's
met automatische
versnellingsbak
Bij de adaptieve cruise control met
volledig snelheidsbereik wordt een
volgafstand achter een gedetec‐
teerde voorligger aangehouden en
zal uw auto afremmen totdat het stil‐
staat achter dit voertuig.
Bij een korte stop van de voorligger
zal de adaptieve cruise control auto‐
matisch zonder tussenkomst van de
bestuurder weer werken. Druk indien
nodig op RES/+ of trap het gaspedaal
in om de adaptieve cruise control weer te laten werken.
Als de stilstaande voorligger langere
tijd heeft gestopt en weer begint te
rijden, zal de groene controlelamp
Voorligger gedetecteerd A knipperen
en klinkt er een geluidssignaal als
herinnering om het verkeer te contro‐ leren voordat u weer wegrijdt.
Druk wanneer de voorligger wegrijdt
op RES/+ of trap het gaspedaal in om
de adaptieve cruise control weer te
laten werken. Bij een stop van meer
dan vijf minuten of als het bestuur‐
dersportier wordt geopend en de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt, wordt de elektri‐
sche handrem automatisch aange‐
trokken om de auto op zijn plaats te
houden. Controlelamp m lichten op.
Trap om de elektrische handrem los
te zetten het gaspedaal in. Elektri‐
sche handrem 3 157.9 Waarschuwing
Wanneer de adaptieve cruise
control met volledig snelheidsbe‐
reik wordt gedeactiveerd of gean‐
nuleerd, zorgt het systeem er niet
langer voor dat de auto stil blijft
staan, waardoor de auto kan gaan rijden. Wees er altijd op voorbereiddat u zelf de rem moet intrappen
om ervoor te zorgen dat de auto stil blijft staan.
Verlaat de auto niet als deze tot
stilstand is gebracht door de adap‐ tieve cruise control met volledig
snelheidsbereik. Zet de keuze‐
hendel altijd in de parkeerstand P
en schakel het contact uit voordat
u de auto verlaat.
Afstand tot voorligger instellen
Als de adaptieve cruise control een
voorligger met een lagere snelheid
constateert, zal deze de rijsnelheid
aanpassen om de geselecteerde
afstand tot de voorligger te behou‐
den.
Page 175 of 275

Rijden en bediening173De volgafstand kan worden ingesteld
op dichtbij (1 streepje), normaal (2
streepjes) of ver weg (3 streepjes).
Als de motor loopt en de adaptieve
cruise control wordt geselecteerd
(grijs), kunt u de instelling van de
volgafstand aanpassen:
Druk op Ö, de huidige instelling
verschijnt op het Driver Information
Center.
Druk opnieuw op Ö om de afstand tot
voorligger te wijzigen. De instelling
verschijnt ook op het Driver Informa‐ tion Center.
De geselecteerde afstand tot voorlig‐
ger wordt aangegeven via de
afstandsbalken in de adaptieve cruise control-pagina.9 Waarschuwing
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden. Indien de situatie zulks
vereist, moet de afstand tot voor‐
ligger worden aangepast of het
systeem worden uitgeschakeld.
Uitschakelen
Druk op Ñ: de cruisecontrol staat in
de pauzemodus, Pauze verschijnt. U rijdt in de auto zonder cruisecontrol.
De cruisecontrol wordt gedeacti‐
veerd, maar niet uitgeschakeld. De
laatst opgeslagen snelheid blijft in het geheugen voor het later hervatten
van de snelheid.
De cruisecontrol wordt automatisch
gedeactiveerd in de volgende geval‐
len:
● U trapt op het rempedaal.
● U trapt op het koppelingspedaal.
● De rijsnelheid is lager dan 40 km/u.
● Het Traction Control of elektroni‐ sche stabiliteitsregeling is actief.
● Bij auto's met automatische versnellingsbak staat de keuze‐
hendel op N.
Opgeslagen snelheid hervatten
Druk de wipschakelaar op RES/+ bij
een snelheid van meer dan 40 km/u.
De opgeslagen snelheid wordt nu
overgenomen.
Uitschakelen
Druk op C: de modus adaptieve
cruise control wordt gedeactiveerd en
de cruise control-aanduiding op het
Driver Information Center dooft.
Page 176 of 275

174Rijden en bedieningBij het indrukken van ß om de snel‐
heidsbegrenzer uit te schakelen
wordt u de cruisecontrol gedeacti‐
veerd.
Bij het uitschakelen van het contact
gaat een geprogrammeerde snelheid verloren.
Aandacht van de bestuurder ● Let op met de adaptieve cruise control in bochten of op heuvel‐
achtige wegen, het systeem kan contact met de voorligger verlie‐
zen en heeft de tijd nodig om
deze opnieuw te detecteren.
● Gebruik het systeem niet op gladde wegen omdat het snelle
veranderingen in de tractie (door‐ slaan) van de banden kan
veroorzaken, waardoor u de
macht over het stuur zou kunnen verliezen.
● Gebruik de adaptieve cruise control niet bij regen, sneeuw of
modder, omdat de radarsensor
door waterfilm, stof, ijs of sneeuw
bedekt kan worden. Het zicht
wordt dan geheel of gedeeltelijkonderdrukt. Bij een vervuilde
sensor, de sensorafdekking reini‐ gen.
● Gebruik het systeem niet wanneer u met het reservewiel
rijdt.
Systeembeperkingen9 Waarschuwing
De automatische remkracht van
het systeem volstaat niet voor
krachtig remmen en de remwer‐
king is mogelijk onvoldoende om
een botsing te vermijden.
● Na aan plotselinge rijstrookwis‐ sel, heeft het systeem enige tijd
nodig om de volgende voorligger
te detecteren. Als dus een
nieuwe voorligger wordt gedetec‐ teerd, kan het systeem de snel‐
heid verhogen in plaats van te
remmen.
● De adaptieve cruise control negeert tegemoetkomend
verkeer.
● Adaptieve cruise control houdt voor het remmen en wegrijden
geen rekening met voetgangers
en dieren.
● Adaptieve cruise control houdt alleen bij een lage snelheid reke‐ning met gestopte voertuigen.
● Gebruik de adaptieve cruise control niet bij het trekken van
een aanhanger.
● Gebruik adaptieve cruise control niet op wegen met een stijgings‐
percentage van meer dan 10%.
Aangezien het detectiegebied van de
radar nogal smal is, detecteert het
systeem het volgende mogelijk niet:
● Minder brede voertuigen (motor‐ fietsen, scooters...).
● Voertuigen die niet midden op de
rijstrook rijden.
● Voertuigen die afslaan. ● Voertuigen die ineens langs de kant van de weg gaan staan.