Page 113 of 263

Instrumenten en bedieningsorganen111Accountgegevens
Een OnStar-abonnee heeft een
account waar alle gegevens in zijn opgeslagen. Druk op Z en spreek
met een adviseur of log in bij uw account als u accountinformatie wilt
veranderen.
Als de OnStar-service voor een
andere auto moet worden gebruikt,
druk dan op Z en vraag of de account
op de nieuwe auto kan worden over‐
gedragen.
Let op
Informeer OnStar onmiddellijk over
de wijzigingen als de auto wordt
afgevoerd, verkocht of anderszins
overgedragen en beëindig de
OnStar-service voor deze auto.
Voertuiglocatie
De voertuiglocatie wordt aan OnStar
doorgegeven wanneer er een service wordt verzocht of getriggerd. Een
bericht op het Info-Display geeft door
dat deze informatie is verzonden.
Als u het doorgeven van de voertuig‐
locatie wilt activeren of deactiveren,
drukt u op j tot u een audiobericht
hoort.Het deactiveren wordt aangegeven
door het controlelampje dat korte tijd
rood of groen knippert en iedere keer
wanneer de auto wordt gestart.
Let op
Als het verzenden van de voertuig‐
locatie wordt gedeactiveerd, zijn
sommige diensten niet meer
beschikbaar.
Let op
OnStar wordt in een noodsituatie
altijd geïnformeerd over de voertuig‐
locatie.
Ga naar het document met het priva‐
cybeleid in uw account.
Software-updates
OnStar kan op afstand software-
updates uitvoeren, zonder dat zij u
daarover van tevoren inlichten of om
uw toestemming vragen. Deze upda‐
tes verbeteren of behouden de veilig‐ heid en beveiliging of de werking vanuw voertuig.
Deze updates kunnen betrekking
hebben op privacykwesties. Ga naar
het document met het privacybeleid
in uw account.
Page 114 of 263

112VerlichtingVerlichtingRijverlichting.............................. 112
Lichtschakelaar .......................112
Automatische verlichting .........113
Groot licht ................................ 113
Lichtsignaal ............................. 113
Koplampverstelling ..................114
Dagrijlicht ................................. 114
Adaptief rijlicht (AFL) ...............114
Alarmknipperlichten .................115
Richtingaanwijzers ..................116
Mistlampen voor ......................116
Mistachterlicht ......................... 117
Parkeerlichten ......................... 117
Achteruitrijlichten .....................117
Beslagen lampglazen ..............117
Binnenverlichting .......................118
Regelbare instrumentenverlichting .........118
Interieurverlichting ...................118
Leeslampen ............................. 118
Verlichting zonneklep ..............119
Verlichtingsfuncties ....................119
Verlichting middenconsole ......119
Instapverlichting ......................119Uitstapverlichting .....................119
Ontlaadbeveiliging accu ..........120Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:automatische verlichting
schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en
koplamp8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of groot licht
Controlelampje 8 3 95.
Page 115 of 263

Verlichting113AchterlichtenDe achterlichten branden samen met
het dimlicht/groot licht en de zijmar‐
keringslichten.
Automatische verlichting
Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld
tussen dagrijlicht en automatische
verlichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het regensensorsysteem.
Dagrijlicht 3 114.
Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is, worden de koplampen ingeschakeld.
Bovendien worden de koplampen
ingeschakeld als de ruitenwissers
enkele slagen geactiveerd zijn.
Adaptief rijlicht (AFL) 3 114.
Tunneldetectie
Bij het inrijden van een tunnel worden de koplampen onmiddellijk ingescha‐
keld.
Groot lichtDuw tegen de hendel om van dimlicht
op groot licht over te schakelen.
Trek aan de hendel om het groot licht uit te schakelen.
Grootlichtassistent 3 114.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.
Als u aan de hendel trekt, schakelt u
het groot licht uit.
Page 116 of 263

114VerlichtingKoplampverstellingHandmatige koplampverstelling
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwieltje
in ? de gewenste stand.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en
bagage in de bagageruimteDagrijlicht
Het dagrijlicht maakt de auto overdag
beter zichtbaar.
Het wordt bij daglicht automatisch
ingeschakeld wanneer de motor
draait.
Het systeem schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en dimlicht, afhan‐
kelijk van het lichtomstandigheden.
Adaptief rijlicht (AFL)
De functies voor adaptief rijlicht (AFL) zijn alleen beschikbaar in combinatie
met led-koplampen.
Led-koplampen voor dimlicht en groot
licht zorgen voor een beter zicht
onder alle omstandigheden.
De bediening is gelijk aan die van
halogeenkoplampen.
De functies van het adaptieve rijlicht
(AFL) zijn automatisch actief met de lichtschakelaar in stand AUTO. Adap‐
tief rijlicht (AFL) bevat de volgende
functies:● afslagverlichting
● grootlichtassistent
● automatische koplampverstelling
Afslagverlichting
Bij het afslaan gaan, afhankelijk van
de stuurhoek en het knipperlichtsig‐
naal, bepaalde leds branden die het wegdek in de rijrichting verlichten.
Wordt geactiveerd tot een snelheid
van 40 km/u.
Grootlichtassistent Deze functie maakt dat het groot licht's avonds en wanneer u sneller rijdt
dan 25 km/u als de hoofdrijverlichting
kan worden gebruikt.
Page 117 of 263

Verlichting115Het systeem schakelt automatisch
over op dimlicht wanneer:
● De camera of een sensor in de voorruit de lampen van tegen- of
voorliggers detecteert.
● De rijsnelheid daalt tot onder 15 km/u.
● Het mistig is of sneeuwt.
● In stadsverkeer wordt gereden.
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het
systeem het groot licht weer in.
InschakelenActiveer deze functie door bediening
van een knop op de richtingaanwij‐
zerhendel. Het ledje in de knop gaat
branden, als de grootlichtassistent
geactiveerd is. Het groot licht wordt
automatisch ingeschakeld bij snelhe‐
den hoger dan 25 km/u.
Het groene controlelampje f brandt
continu wanneer de assistentie actief
is; het blauwe lampje 7 brandt bij
ingeschakeld groot licht.
Controlelampje f 3 95.
Uitschakelen
Deactiveer deze functie door bedie‐
ning van een knop op de richtingaan‐ wijzerhendel.
Als u bij een geactiveerde grootlicht‐
assistent een lichtsignaal geeft terwijl
u het dimlicht voert, wordt de groot‐ lichtassistent gedeactiveerd. Het
systeem schakelt over op groot licht.
Als u bij een geactiveerde grootlicht‐
assistent een lichtsignaal geeft terwijl
u het groot licht voert, wordt de groot‐ lichtassistent gedeactiveerd. Het
systeem schakelt over op dimlicht.Geef nogmaals grootlichtsignalen om
de grootlichtassistent weer te active‐ ren.
Automatische koplampverstelling
De koplampverstelling wordt automa‐ tisch afgesteld op basis van de bela‐
ding van de auto om verblinding van
tegenliggers te voorkomen.
Storing in led-systeem adaptief
rijlicht (AFL)
Wanneer het systeem een storing in
het led-systeem van het adaptieve rijlicht (AFL) detecteert, verschijnt er
een waarschuwing op het Driver
Information Center.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Page 118 of 263

116Verlichting
Bij noodremmanoeuvres worden de
alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de
vertraging. Ze worden automatisch
uitgeschakeld zodra u weer accele‐
reert als u op ¨ drukt.
Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Bij het verzetten van de hendel voelt
u een weerstandspunt.
Druk de hendel door het weerstands‐
punt heen voor permanente inscha‐ keling. Bij het terugdraaien van het
stuurwiel gaat de richtingaanwijzer
automatisch uit. Handmatige uitscha‐ keling is mogelijk door de hendel in de
oorspronkelijke stand te zetten.
Tik er kort op voor drie keer knippe‐
ren, bijv. om van rijstrook te wisselen.
Beweeg de hendel naar het weer‐
standspunt en houd de hendel in
deze stand vast om te knipperen
totdat u de hendel loslaat.
Als u bij een rijsnelheid hoger dan 60 km/u de richtingaanwijzers niet
binnen twintig seconden uitschakelt,
wordt het volume van het richtingaan‐ wijzersignaal verhoogd.
Mistlampen voor
Om in te schakelen > indrukken.
Page 119 of 263

Verlichting117Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
het inschakelen van de mistlampen
worden de koplampen automatisch
ingeschakeld.
Mistachterlicht
Om in te schakelen ø
indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
inschakelen van het mistachterlicht
worden de koplampen automatisch ingeschakeld.
Lichtschakelaar in stand 8: mistach‐
terlicht kan alleen in combinatie met
voorste mistlampen worden inge‐
schakeld.
Het mistachterlicht is gedeactiveerd
wanneer er een aanhanger of een
stekker op het contact is aangesloten, bijv. wanneer een fietsdrager is
geplaatst.
Parkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Contact uitschakelen.
2. Richtingaanwijzerhendel volledig omhoog- (parkeerlichten rechts)
of omlaaghalen (parkeerlichten links).
Bevestiging door een akoestisch
signaal en het bijbehorende controle‐
lampje van de richtingaanwijzer.
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer het contact is ingeschakeld
en de auto in de achteruitversnelling
staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐
len.
Page 120 of 263
118VerlichtingBinnenverlichtingRegelbare
instrumentenverlichting
De helderheid van onderstaande
verlichting kan in de stand AUTO
worden afgesteld wanneer de licht‐ sensor merkt dat het donker is, of in
de stand 8 of 9:
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwieltje A en houd
dit vast totdat de gewenste licht‐
sterkte is bereikt.
Interieurverlichting
De interieurverlichting voor- en
achterin wordt bij het in- en uitstappen
automatisch ingeschakeld en dooft
met enige vertraging.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.
Interieurverlichting voorinBedien de wipschakelaar:w:automatisch in- en
uitschakelendruk op u:aandruk op v:uit
Interieurverlichting achterin
Brandt in combinatie met de interieur‐ verlichting voorin, afhankelijk van de
stand van de wipschakelaar.
Leeslampen
Werken door het indrukken van s en
t in de instapverlichting.