Page 17 of 263
Kort en bondig15KlimaatregelingAchterruitverwarmingVerwarmings- en ventilatiesysteem,
airconditioning
b indrukken om verwarming in te
schakelen.
Elektronische klimaatregeling (ECC)
b indrukken om verwarming in te
schakelen.
Achterruitverwarming 3 39.
Buitenspiegelverwarming Met b schakelt u ook de buitenspie‐
gelverwarming in.
Buitenspiegelverwarming 3 36.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
Verwarmings- en ventilatiesysteem,
airconditioning
● Druk op à: de lucht wordt in de
richting van de voorruit geleid.
● Zet de draaiknop voor de tempe‐
ratuur £ in de hoogste stand.
● Schakel indien nodig de airco A/C in.
● Zet de ventilatorsnelheid Z in de
hoogste stand.
● Schakel de achterruitverwarming
b in.
Page 18 of 263
16Kort en bondig● Schakel de voorruitverwar‐ming , in.
● Open de zijdelingse luchtroos‐ ters naar wens en richt ze op de
zijruiten.
Verwarmings- en ventilatiesysteem
3 121.
Airconditioning 3 122.
Voorruitverwarming 3 39.Elektronische klimaatregeling (ECC)
● Druk op à. Het ledje in de knop
brandt om activering aan te
geven.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de ventilator draait met een hoge
snelheid.
● Schakel, indien nodig, de airco in
met een druk op A/C.
● Schakel de achterruitverwarming
b in.
● Schakel de voorruitverwar‐ ming , in.
Elektronische klimaatregeling 3 125.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Trap om de achteruitversnelling in te
schakelen bij een 5-traps versnel‐ lingsbak op het koppelingspedaal en
haal de schakelhendel naar rechts en naar achteren.
Page 19 of 263
Kort en bondig17
Trap om de achteruitversnelling in te
schakelen bij een 6-traps versnel‐ lingsbak op het koppelingspedaal,
haal de ring onder de schakelhendel
omhoog en haal de hendel naar links en naar voren.
Handgeschakelde versnellingsbak 3 149.
Automatische versnellingsbakP:parkeerstandR:achteruitversnellingN:vrij (neutraal)D:automatische modusM:handgeschakelde modus<:opschakelen]:terugschakelen
Automatische versnellingsbak
3 146.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en -staat 3 211, 3 244.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 192.
● Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 35,
3 43, 3 49.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtigeremmen.
Page 20 of 263
18Kort en bondigMotor starten
Contactslot
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: trap op het koppelingspe‐
daal en het rempedaal.
Automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel in stand P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Draai de sleutel in de stand 2 en
laat deze na het starten van de
motor los.
Een dieselmotor start nadat het
controlelampje ! voor voorver‐
warming is gedoofd.
Motor starten 3 137.Startknop
Handgeschakelde versnellingsbak:
trap op het koppelingspedaal en het rempedaal.
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de keuzehen‐
del in stand P of N.
Trap het gaspedaal niet in.
Druk op de knop Start/Stop en laat
deze los. Een dieselmotor start nadat
het controlelampje ! voor voorver‐
warming is gedoofd.
Page 21 of 263

Kort en bondig19Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er aan bepaalde voorwaarden is
voldaan, wordt een autostop geacti‐
veerd.
Een Autostop wordt aangegeven
door controlelampje D.
Handgeschakelde versnellingsbak: om de motor te herstarten, moet u het
koppelingspedaal opnieuw intrappen. Controlelampje D dooft.
Automatische versnellingsbak: om de
motor te herstarten, moet u het
rempedaal loslaten. Controlelampje
D dooft.
Stop/Start-systeem 3 139.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Zet
de parkeerrem aan zonder op de ontgrendelingsknop te druk‐ ken. Op een aflopende of oplo‐
pende helling zo stevig moge‐
lijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Als de auto op een vlakke ondergrond of een helling
(omhoog) staat, schakel dan de
eerste versnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐ dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Als de auto op een vlakke
ondergrond of een helling
(omlaag) staat, schakel dan de
achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐ dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de sleutel uit het contact‐ slot of schakel bij auto's met
een aan/uit-knop het contact
uit. Stuurwiel verdraaien totdat
het stuurslot merkbaar
vergrendelt.
● Vergrendel de auto met e op de
handzender.
Activeer het alarmsysteem
3 32.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 191.
Page 22 of 263
20Kort en bondigVoorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Sleutels, sloten 3 21, auto een
langere tijd stilzetten 3 190.
Page 23 of 263

Sleutels, portieren en ruiten21Sleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 21
Sleutels ...................................... 21
Handzender ............................... 22
Elektronisch sleutelsysteem ......23
Centrale vergrendeling ..............24
Automatisch vergrendelen .........29
Kindersloten .............................. 29
Portieren ...................................... 31
Bagageruimte ............................ 31
Antidiefstalbeveiliging ..................32
Vergrendelingssysteem .............32
Diefstalalarmsysteem ................32
Startbeveiliging .......................... 34
Buitenspiegels ............................. 35
Bolle vorm ................................. 35
Elektrische verstelling ................35
Inklapbare spiegels ...................35
Buitenspiegelverwarming ..........36
Binnenspiegel .............................. 36
Handmatige dimfunctie ..............36
Automatische dimfunctie ...........36
Ruiten .......................................... 37
Voorruit ...................................... 37Elektrisch bediende ruiten .........37
Achterruitverwarming ................39
Voorruitverwarming ...................39
Zonnekleppen ............................ 40
Dak .............................................. 40
Panoramadak ............................ 40Sleutels, sloten
SleutelsVoorzichtig
Bevestig geen zware of massieve
voorwerpen aan de contactsleutel.
Reservesleutels
Het sleutelnummer staat vermeld op
een verwijderbaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden
vermeld aangezien de sleutels deel
uitmaken van de startbeveiliging.
Sloten 3 226.
Centrale vergrendeling 3 24.
Motor starten 3 137.
Handzender 3 22.
Elektronische sleutel 3 23.
Het codenummer van de adapter
voor de wielborgmoeren vindt u op
een kaart. Vermeld het wanneer u
een nieuwe adapter bestelt.
Wiel verwisselen 3 218.
Page 24 of 263
22Sleutels, portieren en ruitenSleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Handzender
Voor het bedienen van de volgende
functies via de toetsen van de hand‐
zender:
● centrale vergrendeling 3 24
● vergrendelingssysteem 3 32
● diefstalalarmsysteem 3 32
● achterklep ontgrendelen 3 24
● elektrische ruitbediening 3 37
● in-/uitklappen van de buitenspie‐ gels
De handzender heeft een bereik van
maximaal 100 meter, maar door
invloeden van buitenaf kan dat veel
minder zijn. Brandende alarmknip‐
perlichten dienen als bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Batterij in handzender vervangen
Vervang de batterij zodra het bereik
afneemt.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.