Page 41 of 263

Sleutels, portieren en ruiten39Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Als u de ruiten niet automatisch kunt
sluiten (bijv. na het loskoppelen van
de accu), verschijnt er een waarschu‐
wingstekst op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 102.
Activeer de ruitelektronica als volgt: 1. Portieren sluiten.
2. Contact inschakelen.
3. Trek aan de schakelaar totdat de ruit gesloten is en blijf nog
twee seconden eraan trekken.
4. Duw tegen de schakelaar tot de ruit helemaal is geopend en blijf
nog twee seconden duwen.
5. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.
Achterruitverwarming Samen met de buitenspiegelverwar‐
ming in te schakelen door het indruk‐
ken van b.De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Afhankelijk van de klimaatregeling zit
b mogelijk op een andere plek.
Klimaatregelingen 3 121.
Auto's met verwarmings- en
ventilatiesysteem of met
airconditioningAuto's met elektronische
klimaatregeling
Voorruitverwarming
Werkt door op , te drukken. Het
ledje in de toets licht op.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Afhankelijk van de klimaatregeling
zit , mogelijk op een andere plek.
Page 42 of 263
40Sleutels, portieren en ruitenAuto's met elektronische
klimaatregeling
Auto's met airconditioning
Zonnekleppen
Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Onderweg moeten de spiegelkappen
gesloten zijn.
Aan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.Dak
Panoramadak
Plak geen stickers op het dak. Dek de auto niet met een dekzeil af.
Zonnescherm Het zonnescherm wordt elektrisch
bediend.
Druk N
voorzichtig tot aan de eerste
aanslag: het zonnescherm wordt
geopend zolang u de schakelaar
bedient.
Page 43 of 263

Sleutels, portieren en ruiten41Druk N stevig tot aan de tweede
aanslag en laat los: het zonnescherm
wordt geopend zolang u de schake‐
laar bedient.
Druk N voorzichtig tot aan de eerste
aanslag aan de achterzijde: het
zonnescherm wordt gesloten zolang
u de schakelaar bedient.
Druk N stevig tot aan de tweede
aanslag aan de voorzijde en laat los:
het zonnescherm wordt gesloten
zolang u de schakelaar bedient.
Beveiligingsfunctie Stuit het zonnescherm tijdens hetautomatisch sluiten op een obstakel,
dan stopt het meteen en gaat het
weer open.
Stand-byfunctie
In contactschakelaarstand 1 werkt
het zonnescherm 3 134.Initialiseren na uitvallen van
stroom
Na het uitvallen van de stroom kanhet zonnescherm wellicht alleen in
beperkte mate worden bediend.
Initialiseer het systeem als volgt:
1. Draai de sleutel in het contact naar stand 1.
2. Druk N tweemaal voorzichtig tot
aan de eerste aanslag aan de
achterzijde: het zonnescherm
opent een stukje.
3. Druk N onmiddellijk tweemaal
voorzichtig tot aan de eerste
aanslag aan de voorzijde: het
zonnescherm sluit een stukje.
Na stap 3 is het zonnescherm in
de initialisatiemodus zonder
veiligheidsfunctie.
4. Druk N voorzichtig tot aan de
eerste aanslag aan de achterzijde
totdat het zonnescherm volledig
openstaat.
5. Druk N voorzichtig tot aan de
eerste aanslag aan de voorzijde
totdat het zonnescherm volledig
dichtstaat.Na deze procedure wordt het zonne‐
scherm geïnitialiseerd met geacti‐
veerde veiligheidsfunctie.
Wanneer u tijdens het initialiseren
N stevig tot aan de tweede aanslag
drukt, wordt de procedure geannu‐
leerd.
Page 44 of 263

42Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 42
Voorstoelen .................................. 43
Stoelpositie ................................ 43
Stoelverstelling .......................... 44
Armsteun ................................... 46
Verwarming ............................... 46
Achterbank ................................... 47
Zitplaatsen achterin ...................47
Armsteun ................................... 47
Veiligheidsgordels .......................48
Driepuntsgordel ......................... 49
Airbagsysteem ............................. 51
Frontaal airbagsysteem .............54
Zijdelings airbagsysteem ...........55
Gordijnairbagsysteem ...............56
Airbag deactiveren ....................56
Kinderveiligheidssystemen ..........57
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 60Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoogteverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Page 45 of 263
Stoelen, veiligheidssystemen43Hoofdsteunen van achterbankHoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken of borg‐
veren indrukken om hoofdsteun te
ontgrendelen en omlaag te schuiven.
Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
● Uw zitvlak zo dicht mogelijk naar de rugleuning schuiven. De
afstand tot de pedalen zo instel‐
len dat de benen bij het volledig
intrappen van de pedalen licht
gebogen zijn. De passagiersstoel
voorin zover mogelijk naar
achteren schuiven.
● Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en
alle instrumenten goed kunt afle‐ zen. Tussen hoofd en dakframe
moet minstens een handbreedte
ruimte zitten. Uw dijen dienen
licht op de zitting rusten, zonder
druk uit te oefenen.
Page 46 of 263

44Stoelen, veiligheidssystemen● Uw schouders zo dicht mogelijknaar de rugleuning schuiven. Stelde hoek van de rugleuning zo in
dat u het stuurwiel gemakkelijk
met licht gebogen armen kunt vastpakken. Bij het verdraaien
van het stuurwiel contact blijven houden tussen schouders en
rugleuning. De rugleuning mag
niet te ver achteroverhellen. De
aanbevolen hellingshoek
bedraagt maximaal ca. 25°.
● Stel de stoel en het stuur zodanig
op elkaar af dat wanneer uw pols
bovenop het stuur rust, uw arm
volledig is gestrekt en uw schou‐
ders de rugleuning raken.
● Stuurwiel instellen 3 75.
● Hoofdsteun instellen 3 42.
● De instelbare dijbeensteun zo instellen dat de afstand tussen derand van de zitting en de knie‐
holte ca. twee vingers breed is.
● Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van dewervelkolom ondersteunt.Stoelverstelling
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.
Verstelling in de lengterichting
Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te
schuiven om er zeker van te zijn dat de stoel vergrendeld is.
Hoek van rugleuning
Aan handwiel draaien. Bij het verstel‐
len de rugleuning niet belasten.
Page 47 of 263
Stoelen, veiligheidssystemen45Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel omhoogomlaag:stoel omlaagZithoek
Druk op de schakelaar
boven:voorkant omhoogonder:voorkant omlaagLendensteun
Stel de lendensteun naar uw
persoonlijke wens af met de vierweg‐
schakelaar.
Lendensteun omhoog en omlaag:
duw de schakelaar omhoog of
omlaag.
Meer of minder ondersteuning: duw
de schakelaar naar voren of
achteren.
Page 48 of 263
46Stoelen, veiligheidssystemenVerstelbare dijbeensteun
Trek aan de hendel en verschuif de
dijbeensteun.
Armsteun
De armsteun is op te klappen.
Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. Het controlelampje in de toets geeftde status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming werkt wanneer
de motor loopt.
Tijdens een Autostop werkt de stoel‐
verwarming ook.
Stop/Start-systeem 3 139.