Page 58 of 263

56Stoelen, veiligheidssystemenGordijnairbagsysteemDe hoofdairbags bestaan uit een
airbag aan weerszijden in het
dakframe. Ze zijn te herkennen aan
het opschrift AIRBAG op de dakstij‐
len.
Het gordijnairbagsysteem treedt in
werking bij een voldoende krachtige
zijdelingse aanrijding. Het contact
moet ingeschakeld zijn.
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het hoofd bij een zijdelingse aanrijding aanzienlijk afneemt.
9 Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
De haken aan de handgrepen van het dakframe zijn alleen geschikt
om lichte kledingstukken, zonder
kleerhangers, aan op te hangen.
Geen voorwerpen in de kleding‐
stukken bewaren.
Airbag deactiveren
Het passagiersairbagsysteem vóór moet voor een kinderveiligheidssys‐
teem op de passagiersstoel worden
gedeactiveerd volgens de instructies
in de tabel 3 60. Het zijairbag- en
het gordijnairbagsysteem, de gordel‐
voorspanners en alle airbagsystemen van de bestuurder blijven actief.U deactiveert het airbagsysteem vande voorpassagier met een slot aan de passagierszijde van het instrumen‐
tenpaneel.
Gebruik de contactsleutel om de posi‐ tie te kiezen:
*
OFF:airbag van voorpassagier is
gedeactiveerd en gaat niet
af bij een aanrijding. Contro‐
lelampje *OFF brandt
voortdurend in de midden‐
consoleÓ ON:airbag van voorpassagier is
actief
Page 59 of 263

Stoelen, veiligheidssystemen579Gevaar
Deactiveer de passagiersairbag
uitsluitend bij gebruik van een
kinderveiligheidssystemen,
volgens de instructies en beper‐
kingen in de tabel 3 60.
Anders is er kans op dodelijk letsel voor een persoon op de passa‐
giersstoel met een gedeacti‐
veerde airbag.
Als het controlelampje ÓON onge‐
veer 60 seconden brandt nadat het contact ingeschakeld is, gaat het
airbagsysteem voor de voorpassa‐
gier af bij een aanrijding.
Als het controlelampje *OFF oplicht
na het inschakelen van het contact,
wordt het airbagsysteem voor de
voorpassagier gedeactiveerd. Het
blijft aan terwijl de airbag gedeacti‐
veerd is.
Als beide controlelampjes tegelijker‐
tijd branden zit er een storing in het
systeem. De systeemstatus wordt
niet aangeduid; er mag niemand op
de stoel van de voorpassagier
vervoerd worden. Roep onmiddellijk
de hulp van een werkplaats in.
Raadpleeg onmiddellijk een werk‐
plaats indien geen van beide contro‐
lelampjes brandt.
Verander de status alleen tijdens stil‐
stand terwijl het contact is uitgescha‐
keld.
Status blijft actief tot de volgende
verandering.
Controlelampje airbag-deactivering
3 91.Kinderveiligheidssyste‐
men9 Gevaar
Bij gebruik van een achterwaarts
gericht kinderveiligheidssysteem
op de passagiersstoel voor moet
het airbagsysteem voor de passa‐ giersstoel voor gedeactiveerd zijn.
Dit geldt ook voor bepaalde voor‐
waarts gerichte kinderveiligheids‐
systemen zoals aangegeven in de
tabellen 3 60.
Airbag deactiveren 3 56.
Airbaglabel 3 51.
We adviseren een kinderveiligheids‐
systeem dat specifiek voor de auto is
bedoeld. Neem contact op met uw
werkplaats voor meer informatie.
Wanneer u een kinderveiligheidssys‐
teem gebruikt, moet u de gebruikers-
en montagehandleiding én de instruc‐ ties bij het kinderveiligheidssysteemopvolgen.
Page 93 of 263

Instrumenten en bedieningsorganen91
● Bij het inschakelen van hetcontact, verschijnen X op de
instrumentengroep en het
symbool voor de betreffende stoel op de dakconsole, als de
veiligheidsgordel van een
bezette stoel niet is omgedaan.
● Na het opstarten knipperen X op
de instrumentengroep en het symbool voor de betreffende
stoel gedurende een bepaalde
tijd en klinkt er een geluidssig‐
naal. Na een stukje rijden brandt
X continu totdat de veiligheids‐
gordel van de betreffende stoel is
omgedaan of een passagier de
veiligheidsgordel heeft losge‐
maakt.
Airbag en gordelspanners
v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt het controlelampje ca.
vier seconden. Brandt deze niet,
dooft deze niet na vier seconden of
licht deze tijdens het rijden op, dan is
er een storing in het airbagsysteem.
Roep de hulp in van een werkplaats.
De airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een
ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 48, 3 51.
Airbag-deactivering
Ó ON brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd. * OFF brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 56.
Laadsysteem p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.
Page 258 of 263

256TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 135
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............231, 235
Aanduidingen op banden ..........211
Aanhangerkoppeling ..................184
Aanhanger trekken ....................185
Aansteker .................................... 81
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 190
Accu ........................................... 195
Accuspanning ............................ 103
Achterlichten .............................. 200
Achterruitverwarming ................... 39
Achteruitkijkcamera ...................176
Achteruitrijlichten .......................117
Actieve noodrem......................... 159
Adaptief rijlicht (AFL) .................114
AdBlue .................................. 94, 143
Afmetingen auto ........................242
Airbag deactiveren ....................... 56 Airbag-deactivering ...................... 91
Airbag en gordelspanners ...........91
Airbaglabel.................................... 51
Airbagsysteem ............................. 51
Airconditioning ........................... 122
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 132
Akoestische signalen .................103
Alarmknipperlichten ...................115Algemene informatie .................. 184
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 134
Andere auto slepen ...................225
Antiblokkeersysteem .................150
Antiblokkeersysteem (ABS) .........93
Armsteun ................................ 46, 47
Asbakken ..................................... 81
Autogegevens ............................ 235
Autokrik....................................... 210
Automatische dimfunctie .............36
Automatische verlichting ............ 113
Automatische versnellingsbak ...146
Automatisch vergrendelen ...........29
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 224
Auto stallen ................................. 190
Autostop ............................... 95, 139
B Bagageruimte ........................ 31, 65
Bagageruimte-afdekking .............68
Bandenreparatieset ...................215
Bandenspanning .......................211
Bandenspanningswaarden ........244
Bedieningsorganen ......................75
Bekerhouders .............................. 64
Bekleding .................................... 228
Beladingsinformatie .....................72
Beslagen lampglazen ................117