Page 49 of 384

Pictogram Omschrijving
Toetsen temperatuur omhoog en omlaag voor bestuurderszijde en passagierszijde
Biedt de bestuurder en de passagier een onafhankelijke temperatuurregeling. Druk op de rode toets op het front of de
rode schermtoets of druk op de temperatuurbalk en schuif deze naar de schermtoets met de rode pijl om de ingestelde
temperatuur te verhogen. Druk op de blauwe toets op het front of de blauwe schermtoets of druk op de temperatuurbalk
en schuif deze naar de schermtoets met de blauwe pijl om de ingestelde temperatuur te verlagen.
Knop SYNC
Kies de schermtoets SYNC (synchroniseren) om de stand SYNC in of uit te schakelen. Het indicatielampje SYNC brandt
wanneer deze functie is ingeschakeld. SYNC wordt gebruikt om de temperatuurinstelling aan passagierszijde te synchro-
niseren met die aan bestuurderszijde. Als de temperatuurinstelling aan passagierszijde wordt gewijzigd terwijl de functie
SYNC actief is, zal deze functie automatisch worden uitgeschakeld.
Toets front
Schermtoetsen
Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruikt om de hoeveelheid lucht te regelen, die door het klimaatsysteem stroomt. Er zijn
zeven aanjagerstanden. De toerentallen kunnen worden geselecteerd met behulp van de aanjagerknop op het front of
met de schermtoetsen.
•Front:Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de aanjagerknop vanuit de laagste stand rechtsom draait. Het
aanjagertoerental neemt af wanneer u de aanjagerknop linksom draait.
•Aanraakscherm:Gebruik het kleine aanjagerpictogram om het aanjagertoerental te verlagen en het grote pictogram om
dit toerental te verhogen. De aanjager kan ook worden geselecteerd door op de aanjagerbalk tussen de pictogrammen te
drukken.
Modusselectie
Druk op de knop om de verdeling van de luchtstroom aan te passen. De luchtverdeling kan zo worden ingesteld dat
lucht vanuit de luchtroosters in het instrumentenpaneel, de vloerroosters, ontdooiroosters en de ontwasemingsroosters
stroomt.
47
Page 50 of 384

Pictogram Omschrijving
Ventilatie
instrumentenpaneel
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters in het instrumentenpaneel. U kunt deze roosters afzonderlijk verstellen om zo
de luchtstroming te regelen. De lamellen van de uitblaasopeningen in het midden en in de zijpanelen kunnen omhoog
en omlaag en naar links en naar rechts worden bewogen om zo de richting van de luchtstroom te regelen. Onder de la-
mellen bevindt zich een stelwiel waarmee de uitblaasopening kan worden afgesloten of aangepast om zo de uitstro-
mende hoeveelheid lucht te regelen.
Stand Twee niveaus
Stand Twee niveaus
Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel en de roosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht
stroomt via de openingen voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
OPMERKING:
De stand Twee niveaus is bedoeld om comfort te bieden door koele lucht uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel
en warme lucht uit de vloerroosters te laten stromen.
Vloerstand
Vloerstand
Lucht stroomt uit de luchtroosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen voor voorruitont-
dooiing en zijraamontwaseming.
Gemengde stand
Gemengde stand
De lucht stroomt via de vloeropeningen, ontdooiroosters en de roosters voor de voorruit- en zijruitontwaseming. Deze
instelling is ideaal voor koud weer en sneeuw, wanneer de voorruit extra verwarming nodig heeft. Deze instelling is goed
voor extra comfort en om condensvorming op de voorruit te verminderen.
Toets klimaatregeling aan/uit
Met deze toets wordt de klimaatregeling uitgeschakeld.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
48
Page 51 of 384

Functies van de klimaatregeling
Airconditioning (A/C)
Met de knop voor de A/C (airconditioning) kan
de gebruiker het aircosysteem in- of uitscha-
kelen. Als het systeem is ingeschakeld,
stroomt via de luchtroosters koele, droge
lucht in het interieur.
Druk voor een lager brandstofverbruik op de
knop A/C om de airconditioning uit te scha-
kelen en stel de aanjager en luchtverdeling
in. Zorg ook dat u alleen de stand Instrumen-
tenpaneel, Ventilatie op twee niveaus of Vloer
kiest.
OPMERKING:
• Als zich wasem of condens vormt op de
voorruit of andere ruiten, kies dan de ont-
dooistand en verhoog het aanjagertoeren-
tal.
• Als de airconditioning minder goed pres-
teert dan verwacht, kan er een verstopping
zijn. Reinig het gebied rond de radiateur
voorzichtig met water.MAX A/C
De MAX A/C-instelling biedt het maximale
koelvermogen.
Druk op de knop om te schakelen tussen MAX
A/C en uw voorgaande instelling. De toets
gaat branden wanneer MAX A/C is ingescha-
keld.
In de MAX A/C-instelling kunt u het aanjager-
toerental en de stand aanpassen. Door op
andere instellingen te drukken, schakelt de
MAX A/C-werking over naar uw gewenste in-
stelling.
Recirculatie
De recirculatieknop helpt om rook, stank of
overmatig vocht uit de cabine te verwijderen.
Het indicatielampje brandt wanneer de recir-
culatiefunctie is ingeschakeld. Druk nog-
maals op de knop om deze uit te zetten.
OPMERKING:
Als recirculatie bij koud weer wordt gebruikt,
kunnen de ruiten beslaan. Mogelijk is deze
modus dan niet op het aanraakscherm be-
schikbaar.
Automatische temperatuurregeling (ATC)
— Indien aanwezig
Automatische werking
1. Druk op de toets AUTO op het front of kies
de schermtoets AUTO in het bedienings-
paneel van de automatische temperatuur-
regeling (ATC).
2. Vervolgens stelt u de gewenste tempera-
tuur in met behulp van de toetsen voor het
regelen van de temperatuur aan de be-
stuurderszijde en de passagierszijde. Zo-
dra de gewenste temperatuur wordt weer-
gegeven, zorgt het systeem dat deze
temperatuur wordt bereikt en automatisch
wordt gehandhaafd.
3. Nadat de gewenste temperatuur is inge-
steld, hoeft u de instellingen niet meer te
wijzigen. U ervaart het meeste gebruiks-
gemak wanneer u het systeem automa-
tisch laat werken.
49
Page 52 of 384

OPMERKING:
• U hoeft de temperatuurinstelling niet te
wijzigen wanneer de auto warm of koud is.
Het systeem past automatisch de tempera-
tuur, de luchtverdeling en het aanjagertoe-
rental aan om zo snel mogelijk de door u
gewenste instelling te bereiken.
• De temperatuur kan worden weergegeven
in Amerikaanse of metrische maateenhe-
den, door de programmeerbare optie US of
Metric (metrisch) te kiezen. Raadpleeg de
paragraaf "Instellingen van Uconnect" in
het hoofdstuk "Multimedia" in uw instruc-
tieboekje voor meer informatie.
Voor optimaal comfort in de stand AUTO blijft
de aanjager tijdens een koude start op een
lage stand draaien totdat de motor is opge-
warmd. Daarna zal de aanjager steeds sneller
gaan draaier en overgaan op het gewenste
toerental voor de automatische modus.Handmatige bediening opheffen
Het systeem is uitgerust met een hele reeks
functies die handmatig instellen mogelijk
maken. Het symbool AUTO op het ATC-
scherm voorin gaat uit als u het systeem
handmatig bedient.
Aanwijzingen voor de bediening
Rijden in de zomer
Het motorkoelsysteem moet worden be-
schermd met een koelvloeistof met antivries
van uitstekende kwaliteit om een goede be-
scherming te bieden tegen roestvorming en
oververhitting van de motor. OAT-
koelvloeistof (conform MS.90032) wordt
aanbevolen.
Rijden in de winter
Voor de best mogelijke verwarming en ontwa-
seming moet u zorgen dat het koelsysteem
van de motor naar behoren werkt en de juiste
hoeveelheid, soort en concentratie koelvloei-
stof wordt gebruikt. Het gebruik van de
recirculatiestand in de wintermaanden wordt
afgeraden, omdat daardoor de ruiten kunnen
beslaan.
Stalling
Voordat u de auto stalt, of minstens twee
weken lang niet gebruikt (bijv. bij vakantie),
laat u het aircosysteem bij stationair toeren-
tal ca. vijf minuten lang draaien in de buiten-
lucht bij een hoge aanjagersnelheid. Zo wordt
het systeem voldoende gesmeerd en wordt de
kans op schade aan de aircocompressor tot
een minimum beperkt wanneer u het systeem
weer start.
Ontwasemen
Bij zacht maar regenachtig of vochtig weer
kunnen de autoruiten aan de binnenzijde
gemakkelijk beslaan. Om de autoruiten
schoon te maken, kiest u de stand Ontwase-
ming of Gemengd en verhoogt de snelheid
van de aanjager voorin. Gebruik de
recirculatiestand niet langdurig zonder inge-
schakelde airconditioning, omdat dan de rui-
ten kunnen beslaan.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
50
Page 53 of 384

LET OP!
Het negeren van de volgende waarschu-
wingen kan leiden tot schade aan de ver-
warmingselementen:
• Wees voorzichtig bij het wassen van de
binnenkant van de achterruit. Gebruik
geen schurende schoonmaakmiddelen
om de binnenzijde van de ruit te reini-
gen. Gebruik een zachte doek en een
mild schoonmaakmiddel en wrijf even-
wijdig aan de verwarmingselementen.
U kunt stickers verwijderen met warm
water.
• Gebruik geen schrapers, scherpe voor-
werpen of schurende schoonmaakmid-
delen om de binnenzijde van de ruit te
reinigen.
• Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op
veilige afstand van de ruit bevinden.
Luchtinlaat aan buitenzijde
Zorg dat de luchtinlaat, direct vóór de voor-
ruit, niet verstopt raakt door achtergebleven
bladeren e.d. Wanneer bladeren achterblij-
ven in de luchtinlaat wordt de luchtstroming
belemmerd en als ze in de luchtkamer te-
rechtkomen kunnen de waterafvoeren ver-
stopt raken. Zorg er in de wintermaanden voor
dat de luchtinlaat vrij is van ijs en sneeuw.
Interieurluchtfilter
Het klimaatregelsysteem filtert het stof en
pollen uit de lucht. Neem contact op met een
erkende dealer voor het onderhoud van het
interieurluchtfilter en laat deze vervangen
wanneer nodig.
ELEKTRISCH BEDIENDE
RUITEN — INDIEN
AANWEZIG
De schakelaars voor elektrische ruitbediening
bevinden zich op het instrumentenpaneel,
onder de klimaatregeling. Druk de schakelaar
omlaag om de ruit te openen en omhoog om
de ruit te sluiten.
Met de schakelaar linksboven bedient u de
ruit linksvoor en met de schakelaar rechtsbo-
ven bedient u de ruit rechtsvoor.
51
Page 54 of 384

WAARSCHUWING!
Laat kinderen nooit zonder toezicht in een
auto achter en zorg dat kinderen niet met
de elektrisch bedienbare ramen spelen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto of op een voor kinde-
ren bereikbare plaats. Inzittenden, en
vooral kinderen zonder toezicht, kunnen
bekneld raken in de raamopeningen wan-
neer ze de schakelaars voor elektrische
raambediening bedienen. Een dergelijke
beknelling kan ernstig of zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.OPMERKING:
• De schakelaars voor elektrische ruitbedie-
ning blijven nog 10 minuten actief nadat
de contactschakelaar in de stand OFF is
gezet. Door het openen van een voorportier
wordt deze functie uitgeschakeld.
Vierdeursmodellen
Met de schakelaar linksonder bedient u de
passagiersruit linksachter en met de schake-
laar rechtsonder bedient u de passagiersruit
rechtsvoor.
OPMERKING:
Er bevinden zich ruitschakelaars aan de ach-
terkant van de middenconsole voor de ruiten
van de achterportieren in het vierdeurs mo-
del.
Schakelaars voor elektrische
ruitbediening
1 — Schakelaar ruit voor bestuurders-
zijde
2 — Schakelaar ruit voor passagiers-
zijde
3 — Schakelaar ruit achter passagiers-
zijde
4 — Schakelaar ruit achter bestuur-
derszijde
5 — RuitblokkeerschakelaarUW VOERTUIG LEREN KENNEN
52
Page 55 of 384

De functie "Automatisch omlaag"
De schakelaar voor de elektrische raambedie-
ning op het bestuurdersportier en op de pas-
sagiersportieren zijn uitgerust met een func-
tie voor het automatisch volledig openen van
de ramen. Druk de raamschakelaar een klein
poosje omlaag en laat de schakelaar los. Het
raam wordt dan automatisch volledig ge-
opend.
Om het raam gedeeltelijk te openen, drukt u
de raamschakelaar kort in en laat u de scha-
kelaar los wanneer u het raam wilt laten
stoppen.
Wanneer u het raam tijdens het openen wilt
laten stoppen voordat het volledig is ge-
opend, trekt u de schakelaar kort omhoog.
Windgeruis
Windgeruis kan worden beschreven als het
gevoel van druk op de oren, vergelijkbaar met
het geluid van een helikopter. Wanneer u met
open (of gedeeltelijk geopende) ramen rijdt,
kunt u windgeruis ervaren. Dit is een normaal
verschijnsel, dat tot een minimum kan wor-
den beperkt door de stand van de ramen aan
te passen.
INFORMATIE OVER
VERWIJDERBAAR DAK
Voor uw gemak is bij uw auto een gereed-
schapsset geleverd: u vindt deze in de mid-
denconsole. Deze set bevat de gereedschap-
pen die vereist zijn voor de bewerkingen die
in de volgende gedeelten worden beschreven.
Voor optimaal gebruiksgemak passen alle on-
derdelen in de ratelhendel.Geboden gereedschappen
1 — T50 Torx-bit
2 — T40 Torx-bit
3—15mmdop
4 — Ratelhendel
53
Page 56 of 384

Voor de volledige informatie voor de eigenaar
raadpleegt u uw instructieboekje.
Soft Top — Twee- en vierdeursmodellen,,,,
De Soft Top openen
Volg deze eenvoudige stappen om de Soft Top
te openen:
1. Open de achterklep en verwijder de ach-
terklepstang van de onderzijde van de
achterruit van rechts naar links. Bewaar
deze op een veilige plaats. Verwijder de
achterruit door deze naar links te schui-
ven, waarbij u de ruit op gelijke hoogte
houdt.
2. Druk naar buiten op de onderkant van de
stijlen van de achterruit om deze los te
maken uit hun houders.
3. Maak het klittenband bovenaan op de
voorste hoek van elke achterzijruit los.4. Verwijder beide achterzijruiten, waarbij u
ervoor zorgt dat u de plastic houders langs
de bovenrand houdt. Berg de achterzijrui-
ten op in de tas voor de Soft Top-ruiten of
op een veilige locatie.5. Vouw van binnenuit de auto de zonneklep-
pen tegen de voorruit en maak de vergren-
delingen aan het dak bij de zonnekleppen
los, waarbij u ervoor zorgt de haak volledig
is losgekoppeld.
Locatie van klittenbandHouders aan bovenzijde van
achterzijruiten
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
54