Page 9 of 252
7
Displays
Scherm (volgens
uitrustingsniveau)
Instellen van de eenheden
Actieradius
Druk herhaaldelijk op de toets op het uiteinde
van de ruitenwisserschakelaar om de
verschillende gegevens van de boordcomputer
weer te geven, afhankelijk van het scherm. Het scherm toont:
-
de
geschatte resterende actieradius,
-
d
e extra actieradius die ontstaat door
de stand ECO te selecteren op het
bedieningspaneel van de verwarming/
airconditioning,
De navigatie geeft op de kaart weer hoever er
nog gereden kan worden.
1
Cockpit
Page 10 of 252
8
Startprocedure
Starten van de auto
- De auto kan alleen worden gestart als de keuzeschakelaar
in de stand P staat,
-
h
oud het rempedaal ingetrapt,
-
d
raai aan de contactsleutel.
Ready
Dit verklikkerlampje brandt als de
auto klaar is om te rijden.
-
T
rap het rempedaal in,
-
s
electeer de stand R of D ,
-
l
aat het rempedaal los en geef gas.
Instrumentenpaneel
Het scherm toont:
- d e dagteller (keuzemogelijkheid voor traject
1
of 2),
-
h
et gemiddelde energieverbruik van de
batterij (per 100
km),
-
d
e gemiddelde snelheid vanaf het begin van
het traject. Dit display geeft het geschatte aantal
kilometers weer dat u nog kunt rijden totdat de
batterij moet worden geladen.
Traject (1 en 2)
Cockpit
Page 11 of 252

9
Parkeren van de auto
Het is raadzaam de parkeerrem aan te trekken,
de keuzeschakelaar in de stand P te zetten
en het contact af te zetten voordat u de auto
verlaat.
Er klinkt een geluidssignaal bij het openen van
het bestuurdersportier als:
-
h
et contact nog aan staat (lampje " Ready"
brandt),
-
d
e auto niet goed is beveiligd tegen
wegrollen (keuzeschakelaar niet in de
stand P ).
E
r verschijnt een waarschuwingsmelding op
het display.
Keuzeschakelaar
P (Parking). Parkeren. Zet de
keuzeschakelaar in de stand P ,
hierbij klinkt een geluidssignaal.
Als de keuzeschakelaar niet in de stand P
staat en/of het rempedaal niet is ingetrapt,
kan de auto niet worden gestart. Voer de
startprocedure opnieuw uit.
Het selecteren van de stand D of R met de
keuzeschakelaar bepaalt de rijrichting. Het is
raadzaam alleen van rijrichting te veranderen
als de auto volledig stilstaat. De geselecteerde stand verschijnt op het
display van het instrumentenpaneel dat ook het
actuele energieverbruik weergeeft.
De bestuurder moet bijzonder
oplettend rijden vanwege het minimale
geluidsniveau van een rijdende elektrische
auto. N (Neutral). Neutraal. Zet de
keuzeschakelaar in de stand N ,
hierbij klinkt een geluidssignaal.
Selecteer deze stand niet, zelfs niet voor een
korte periode, ter wijl de auto rijdt.
De auto gaat over op de vrijloop. Selecteer D
om de vooruitversnelling weer in te schakelen. D (Drive). Vooruitrijden. Zet de
keuzeschakelaar in de stand D ,
hierbij klinkt een geluidssignaal. Het is raadzaam om het rempedaal
ingetrapt te houden bij het selecteren van
de stand R of D
.
R (Reverse). Achteruitrijden. Zet
de keuzeschakelaar in de stand R ,
hierbij klinkt een geluidssignaal.
Schakel de achteruitversnelling uitsluitend
in als de auto stilstaat.
Bij het verplaatsen van de keuzeschakelaar van
de stand R naar de stand P verschijnt even de
N op het instrumentenpaneel. Bij het wijzigen van de stand van de
keuzeschakelaar klinkt een geluidssignaal.
Het geluidssignaal klinkt niet als de gebruiker
de functie "Parkeerhulp achter" heeft
uitgeschakeld.
1
Cockpit
Page 12 of 252

10
Eco-rijden
Praktische tips
Kies voor een soepele rijstijl
Het elektrische verbruik van uw auto is sterk
afhankelijk van uw route, uw rijstijl en uw
snelheid.
Probeer altijd een soepele rijstijl te hanteren.
Win energie terug
Anticipeer tijdens het rijden zodat u energie
kunt terugwinnen en de actieradius van de auto
kunt vergroten.
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Neem, net als bij andere auto's, geen onnodige
lading mee en voorkom dat de luchtweerstand
wordt vergroot (rijden met open ruiten bij
snelheden boven de 50 km/h, allesdragers,
dakkof fer ...).
Als de airconditioning en ver warming intensief
worden gebruikt, vooral bij lage snelheden,
zal de actieradius van uw auto beduidend
afnemen. Probeer daarom het gebruik van
deze systemen te optimaliseren. Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig
en houd u aan het door de fabrikant
voorgeschreven onderhoudsschema.
Houd de wijzer van de energieverbruiks-/
energieopwekkingsindicator in de " Optimale"
zone: trap het gaspedaal rustig en gelijkmatig
in en rijd waar mogelijk met een constante en
gematigde snelheid. Anticipeer op situaties waarbij u snelheid moet
minderen door tijdig het gaspedaal los te laten
in plaats van te remmen; de wijzer van de
energieverbruiks-/energieopwekkingsindicator
staat dan in de "
Charge"-zone.
Cockpit
Page 13 of 252

11
Eco-comfort
Als u op de toets ECO drukt, worden
de verwarming en de airconditioning
uitgeschakeld (
maar blijft de ventilatie
ingeschakeld). De wijzer van de
energieverbruiks-/energieopwekkingsindicator
van de verwarming en airconditioning staat
dan in de ECO -zone.
Uitschakelen van de verwarming
of airconditioning en ingeschakeld
houden van de ventilatie.
Uitschakelen van de ver warming of
airconditioning en de ventilatie.
Als de knop van de temperatuurregeling
wordt bediend, wordt de ver warming of
airconditioning weer ingeschakeld en
wordt de stand ECO uitgeschakeld.
Matig het gebruik van uw
elektrische uitrusting
De verwarming en airconditioning gebruiken
energie van de tractiebatterij. Als deze
voorzieningen intensief worden gebruikt,
zal de actieradius van de auto aanzienlijk
afnemen. Gebruik ze daarom optimaal
zodra het gewenste comfortniveau is bereikt
en controleer voordat u gaat rijden de
instellingen om de actieradius van de auto
zo groot mogelijk te houden. Probeer ook
het gebruik van de voorruitontwaseming, de
achterruitverwarming en de stoelverwarming
zoveel mogelijk te beperken.
2
Eco-comfort
Page 14 of 252

12
Handbediende airconditioning
en verwarming
ECO (de ver warming en
airconditioning worden
uitgeschakeld).
OFF (de verwarming, airconditioning
en de ventilatie worden
uitgeschakeld).
Ontwaseming voorruit.
Achterruitverwarming bij uitvoeringen
met ruiten in de achterdeuren.
Luchtverdeling.
Recirculatie interieurlucht /toevoer
van buitenlucht.
Bijzonderheden van het
airconditionings- en
ver warmingssysteem
Het airconditionings- en verwarmingssysteem
regelt geen exacte temperatuur in het interieur,
maar zorgt voor een constante temperatuur
van de lucht die via de uitstroomopeningen in
het interieur wordt geblazen (de temperatuur
is afhankelijk van de door de gebruikers
ingestelde stand van de temperatuurregeling).
Als u het interieur van de auto snel wilt
opwarmen of afkoelen, aarzel dan niet om de
temperatuurregeling tijdelijk op de koudste of
warmste stand te zetten.
Houd bovendien rekening met het volgende:
-
D
e airconditioning (koeling van de lucht)
werkt uitsluitend als de buitentemperatuur
hoger is dan 15
°C,
-
D
e werking van de ver warming
wordt geleidelijk minder vanaf een
buitentemperatuur van 20
°C.
Uitvoering met handbediende
ver warming
De ventilatie kan worden gebruikt
zodra dit verklikkerlampje brandt.
Als de ver warming gedurende een lange
periode niet is gebruikt en weer wordt
ingeschakeld, kan de eerste minuten een
lichte stank waarneembaar zijn.
Luchtopbrengstregeling.
Temperatuurregeling.
Eco-comfort
Page 15 of 252
13
Praktische tips
Verwarming en ventilatie
Als de ver warming is ingeschakeld, is
het raadzaam een gemiddeld niveau
voor de ventilatie te kiezen, dat wil
zeggen minder dan 3 schoepen. Het
systeem kan daardoor warmere lucht
toevoeren.
Luchtverdeling
's Winters is het raadzaam de
luchtverdeling op de voeten te
richten, zodat de warme lucht
gelijkmatig over het interieur wordt
verdeeld.
's Zomers is de werking van
de ventilatie en airconditioning
effectiever als u de luchtverdeling op
het gezicht richt.
2
Eco-comfort
Page 16 of 252

14
Laden van de
tractiebatterij
De tractiebatterij kan worden geladen door de
auto aan te sluiten op het normale lichtnet of
een openbaar laadpunt.Wanneer u een pacemaker
of ander elektrisch, medisch
apparaat hebt, mag u tijdens
het laden
niet in de auto zitten
of zich in de buurt van de auto,
laadkabel, laadeenheid of
het laadpunt ophouden, zelfs
niet voor een korte periode.
Het is van essentieel belang
dat u contact met uw huisarts
opneemt om achter de te nemen
voorzorgsmaatregelen te komen
en deze te volgen.
Controleer vóór het maken van een
verbinding of de elektrische installatie die
u wilt gebruiken aan de vereisten voldoet
en compatibel is. Controleer met name of
het elektrisch punt (stopcontact) geschikt
is. Er zijn voedingspunten beschikbaar
die speciaal zijn ontworpen voor het laden
van elektrische auto's. Bij alle situaties
wordt aanbevolen dat u eerst een eerste
controle uitvoert en dan regelmatig
controles op uw installatie uitvoert door
een gekwalificeerde elektromonteur.
Componenten voor het
aansluiten van de kabel
voor normaal laden in
verschillende landen:
Linkse besturingStroomsterkteAansluiting
Denemarken (DK) 8 A K
Noorwegen (NO) 10/14
AE/F
Zwitserland (CH) 8
AJ
Overige landen 8/14
AE/F
Rechtse besturing 10
AG
Laden van de tractiebatterij