Page 57 of 252

19
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5 minuten. Het resetten
van de onderhoudsindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
Motorolieniveaumeter
Afhankelijk van de motor van uw auto wordt
bij het aanzetten van het contact eerst
de onderhoudsindicator weergegeven en
vervolgens gedurende enkele seconden het
motorolieniveau.
Olieniveau correct Te laag olieniveau
Storing motorolieniveaumeter
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren
van de niveaus , in het bijzonder het
motorolieniveau.
Het knipperen van OIL- -
duidt op een storing
van de motorolieniveaumeter. Neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Het knipperen van OIL in combinatie met
het lampje Ser vice, vergezeld van een
geluidssignaal en een melding op het display
duidt op een te laag olieniveau dat tot
motorschade kan leiden.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld.
F
d
ruk op de resetknop van de teller en houd
deze knop ingedrukt,
F
zet
het contact aan.
De teller begint terug te tellen.
Laat de knop los als het display " =0" aangeeft;
de sleutel verdwijnt.
Knop nulstelling dagteller
F Druk bij aangezet contact op de knop tot de dagteller
op 0 staat.
Brandstofniveaumeter
Het brandstofniveau wordt gecontroleerd zodra
het contact aan wordt gezet.
De wijzer staat op:
-
1 : d
e tank is vol, ongeveer 60 liter.
-
0 : d
e minimumvoorraad is bereikt; het
lampje blijft branden. Wanneer het lampje
gaat branden, zit er nog ongeveer 8 liter
brandstof in de tank.
1
Instrumentenpaneel
Page 58 of 252

20
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over brandstof.
Koelvloeistoftemperatuur
De naald bevindt zich vóór de rode zone:
normale werking.
Onder zware gebruiksomstandigheden of bij
warm weer kan de wijzer in de buurt van de
rode zone komen.
Wat te doen als de naald zich in de rode
zone bevindt:
F
V
erminder vaart of laat de motor stationair
draaien. Wat te doen als het lampje brandt:
F
s
top onmiddellijk en zet het contact af.
De motor ventilateur kan nog ongeveer
10
minuten blijven werken,
F
w
acht tot de motor is afgekoeld om
het niveau te controleren en eventueel
koelvloeistof bij te vullen.
Het koelsysteem staat onder druk. Volg daarom
altijd deze instructies om brandwonden te
vermijden:
F
l
aat de motor ten minste één uur afkoelen,
F
d
raai de dop een kwartslag los om de druk
te laten dalen,
F
c
ontroleer, als de druk eenmaal is gedaald,
het niveau in het expansievat,
F
v
er wijder de dop indien nodig om bij te
vullen.
Laat in het geval dat de naald in de rode
zone blijft het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de niveaus .
AdBlue-
actieradiusindicatoren
Regels en weergave van de waarschuwingen
Afhankelijk van de resterende actieradius worden
verschillende waarschuwingsniveaus geactiveerd.
Elke keer dat een nieuwe grenswaarde van
de actieradius wordt bereikt, wordt u opnieuw
gewaarschuwd. Deze waarschuwingen worden
steeds vaker herhaald tot ze permanent worden
weergegeven.
-
D
e eerste wordt bereikt bij een resterende
actieradius van 2400
km.
-
D
e tweede wordt bereikt bij een resterende
actieradius van 600
km.
Bij een resterende actieradius van 0
km kan de
motor na het afzetten niet meer worden gestart.
Actieradius
F Druk op deze knop om de actieradius weer te geven.
Met touchscreen: F
se
lecteer het menu
"Rijhulpsysteem",
F
se
lecteer "Diagnose",
F
se
lecteer CHECK.
Bij een actieradius van meer dan 5000
km
wordt de waarde niet weergegeven.
Instrumentenpaneel
Page 59 of 252

21
Als de motor mogelijk niet
opnieuw kan worden gestart
door een te laag AdBlue
®-niveau
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue
®-reservoir leeg is.
Actieradius groter dan 2400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er geen
informatie over de actieradius weergegeven op
het instrumentenpaneel.
Actieradius tussen 2400 en 600
km
Tijdens het rijden wordt de melding elke
300
km weergegeven zolang er geen additief
wordt bijgevuld.
Het minimumniveau is bereikt; vul zo snel
mogelijk vloeistof bij. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
® (BlueHDi-
motoren) , en in het bijzonder het bijvullen
van AdBlue
®.
Actieradius kleiner dan 600 km
Tijdens het rijden wordt de melding elke
30
seconden herhaald zolang er geen AdBlue
is bijgevuld.
De resterende actieradius wordt elke afgelegde
50 km bijgewerkt.
Vul zo snel mogelijk additief bij om te
voorkomen dat het reservoir helemaal leeg
raakt en de motor niet meer gestart kan
worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
® (BlueHDi-
motoren) , in het bijzonder met betrekking
tot het bijvullen.
Zodra het contact wordt aangezet, gaat
dit lampje branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding die aangeeft
hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met
de resterende hoeveelheid additief voordat het
starten van de motor wordt geblokkeerd. Zodra het contact wordt aangezet, gaan
dit lampje en het lampje Ser vice branden
in combinatie met een geluidssignaal een
de tijdelijk op het instrumentenpaneel
weergegeven melding die aangeeft hoeveel
kilometer of mijl u nog kunt rijden met de
resterende hoeveelheid additief voordat het
starten van de motor wordt geblokkeerd.Star ten geblokkeerd vanwege te weinig
AdBlue
®
Het vloeistofniveau 0 is bereikt.
De uitstoot van schadelijke stoffen van uw auto
voldoet niet meer aan de Euro 6 -normen. De
motor kan niet worden gestart.
Om de motor te kunnen starten, moet
het reser voir met minimaal 5
liter
AdBlue
® worden gevuld: neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het
reservoir bij.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
® (BlueHDi-
motoren) , in het bijzonder met betrekking
tot het bijvullen.
Als een storing in het SCR-
emissieregelsysteem wordt
gedetecteerd
Er wordt automatisch een
startblokkeringssysteem geactiveerd als
meer dan 1100
km is gereden nadat de
storing in het SCR-systeem is bevestigd.
Laat het systeem zo snel mogelijk
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
1
Instrumentenpaneel
Page 60 of 252

22
Boordcomputer
Als een storing wordt gedetecteerdIn het geval van een tijdelijke
storing verdwijnt de waarschuwing
tijdens de volgende rit na controle
van de zelfdiagnose van het SCR-
emissieregelsysteem.
Deze lampjes gaan branden in combinatie met
een geluidssignaal en de melding "Storing
emissieregeling".
De waarschuwing wordt tijdens het rijden
gegeven zodra de storing voor de eerste keer
wordt gedetecteerd en ver volgens steeds bij
het aanzetten van het contact zolang de storing
niet is verholpen.
Tijdens de toegestane rijfase (tussen 1100
en 0
km) Als een storing in het SCR-systeem is
bevestigd (nadat 50
km is gereden ter wijl
de melding van de storing permanent wordt
weergegeven), gaan deze lampjes branden en
knippert het lampje UREA in combinatie met
een geluidssignaal en de weergave van een
melding die aangeeft hoeveel kilometer of mijl
u nog kunt rijden.
Tijdens het rijden wordt de melding elke
30
seconden weergegeven zolang de storing in
de SCR-emissieregeling niet is verholpen.
De waarschuwing wordt opnieuw weergegeven
zodra het contact wordt aangezet.
Ga zo snel mogelijk naar een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als u dit niet doet, kan de motor niet meer
worden gestart.
Starten geblokkeerd
Elke keer dat het contact wordt aangezet, gaan
deze lampjes branden en knippert het lampje
UREA in combinatie met een geluidssignaal en
de melding "Storing emissieregeling: Starten
geblokkeerd". U hebt de limiet van de toegestane
rijfase overschreden: het
startblokkeringssysteem voorkomt dat de
motor kan worden gestart.
Om de motor weer te kunnen starten, is het
noodzakelijk dat u contact opneemt met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Dimmer dashboardverlichting
F Druk bij ingeschakelde verlichting op de knop om
de dashboardverlichting
aan te passen. Laat deze
knop los als de verlichting
de zwakste (of felste) stand
heeft bereikt en druk de
knop opnieuw in om de
verlichting feller (zwakker)
te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
Instrumentenpaneel
Page 61 of 252

23
Druk herhaaldelijk op de toets op het uiteinde
van de ruitenwisserschakelaar om de
verschillende gegevens van de boordcomputer
weer te geven, afhankelijk van het display.
Het tabblad "Auto" met de actieradius, het
actuele brandstofverbruik en de nog af te
leggen afstand.
Het tabblad "1" (traject 1) met de gemiddelde
snelheid, het gemiddelde verbruik en de
afgelegde afstand voor traject 1 .
Het tabblad "2" (traject 2) met dezelfde
informatie voor een 2e traject.
Resetten
F Druk zodra het gewenste traject wordt
weergegeven langer dan twee seconden op
de schakelaar.
Enkele definities
Actieradius: geeft aan hoeveel kilometer u
nog met de resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden, berekend op basis van het
gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde
kilometers. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als
tijdens het rijden de streepjes continu
worden weergegeven.
De weergegeven waarde kan aanzienlijk
schommelen door veranderingen in de
rijomstandigheden of rijden op een helling. Als de actieradius minder dan 30
km bedraagt,
verschijnen streepjes op het display. Na het
tanken van minimaal 10 liter brandstof wordt de
actieradius opnieuw berekend en weergegeven
als deze meer dan 100 km bedraagt.
Actueel verbruik: dit wordt alleen berekend en
weergegeven bij snelheden vanaf 30 km/h.
Gemiddeld verbruik: dit is het gemiddelde
verbruik sinds de laatste nulstelling van de
boordcomputer.
Afgelegde afstand: berekend sinds de laatste
nulstelling van de boordcomputer.
Af te leggen afstand: berekend op basis
van de ingevoerde eindbestemming. Als het
navigatiesysteem ingeschakeld is, berekent dit
de af te leggen afstand direct.
Gemiddelde snelheid: dit is de gemiddelde
snelheid sinds de laatste nulstelling van de
boordcomputer (met het contact ingeschakeld).
Datum en tijd instellen
Middenconsole zonder
display
Gebruik de knop aan de linkerzijde van het
instrumentenpaneel om de tijd van de klok in
te stellen.
F
D
raai de knop naar links: de minuten
knipperen.
F
D
raai de knop naar rechts om het aantal
minuten te verhogen (houd de knop naar
rechts om sneller door het aantal minuten te
scrollen).
F
D
raai de knop naar links: de uren knipperen.
F
D
raai de knop naar rechts om het aantal
uren te verhogen (houd de knop naar rechts
om sneller door het aantal uren te scrollen).
F
D
raai de knop naar links: 24 H of 12 H wordt
weergegeven.
F
D
raai de knop naar rechts om 24 H of 12 H
te selecteren.
F
D
raai de knop naar links om het instellen
van de tijd te voltooien.
Ongeveer 30
seconden nadat de knop is
losgelaten, schakelt het display weer over naar
de normale weergave.
1
Instrumentenpaneel
Page 62 of 252

24
Middenconsole met display
De tijdsweergave is afhankelijk van het model
(uitvoering). Toegang tot de "datuminstelling"
is alleen actief als de uitvoering over een
datumfunctie met volledige tekst beschikt.
Display C
F Druk op de toets MENU.
Touchscreen
F Selecteer het menu
"Configuratie". F
D
ruk op de secundaire pagina
op " Tijd/datum ".
F
Sel
ecteer "
Tijd instellen " of "Datum
instellen " en wijzig de instellingen met
behulp van het numerieke toetsenbord en
bevestig uw keuze.
F
D
ruk op "
Bevestigen" om het
menu te verlaten.
F
Sel
ecteer de functie PERSOONLIJKE
INSTELLING – CONFIGUR ATIE met de
pijlen.
F
D
ruk op de toets OK
om te bevestigen.
F
Sel
ecteer de functie CONFIGURATIE
D I S P L AY met de pijlen.
F
D
ruk op de toets OK
om te bevestigen.
F
Sel
ecteer de functie DATUM EN TIJD
INSTELLEN met de pijlen.
F
D
ruk op de toets OK
om te bevestigen.
F
S
tel de instellingen één voor één af en
bevestig telkens met de toets OK.
F
S
electeer vervolgens het tabblad OK
op het
display en bevestig.
Instrumentenpaneel
Page 63 of 252

25
Sleutel
Met de sleutel kunt u de sloten van de auto
vergrendelen en ontgrendelen, de tankdop
openen en sluiten en de motor starten en
afzetten.
Afstandsbediening
Uitklappen/inklappen
Als u niet op de knop drukt, kan het
sleutelmechanisme beschadigd raken.Zorg er voor dat de afstandsbediening niet
in contact komt met vet, stof, regen of een
vochtige omgeving.
Een zwaar voor werp aan de sleutel
(sleutelhanger, etc.) kan er voor zorgen dat
de baard van de sleutel in het contactslot
doorbuigt. Dit kan storingen aan het
contactslot veroorzaken.
Ontgrendelen
Druk op deze knop om alle te openen
carrosseriedelen van de auto te
ontgrendelen.
De richtingaanwijzers knipperen twee keer.
Ontgrendelen van de cabine
of van de gehele auto
Druk eerst op deze knop om de
voorportieren te ontgrendelen.
Druk nogmaals op deze knop om alle te
openen carrosseriedelen te ontgrendelen.
De richtingaanwijzers knipperen twee keer.
Ontgrendelen van de
laadruimte
Druk op deze knop om gelijktijdig
alle achterdeuren van de auto te
ontgrendelen.
Gebruiksvoorschriften
Ontgrendelen van alleen de laadruimte:
2
Toegang tot de auto
Page 64 of 252

26
F Druk op deze knop om de auto volledig te vergrendelen.
F
D
ruk op deze knop om de
laadruimte te ontgrendelen.
Alleen de voorportieren blijven
vergrendeld.
Vergrendelen
Druk op deze knop om alle te openen
carrosseriedelen van de auto te
vergrendelen.
Supervergrendeling
Door binnen vijf seconden na het vergrendelen
van de auto nogmaals te drukken op het
gesloten slot op de afstandsbedienng, wordt de
supervergrendeling ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door het gedurende
ongeveer 2
seconden branden van de
richtingaanwijzers.
Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
werken de binnen- en buitenportiergrepen niet.
Schakel daarom nooit de super vergrendeling in
als er zich iemand in de auto bevindt.
De batterij vervangen
Een "lege batterij" wordt aangegeven met een
geluidssignaal en een melding op het display.
Maak het klepje van de behuizing bij de ring
open met behulp van een munt om de batterij
te vervangen.
Als de afstandsbediening niet werkt
nadat de batterij ver vangen is, moet de
afstandsbediening gesynchroniseerd worden.
Wanneer niet de voorgeschreven batterij
gebruikt wordt, kan de afstandsbediening
beschadigd raken. Gebruik uitsluitend identieke batterijen
of batterijen met gelijkwaardige
eigenschappen als die van de batterijen
die door het PEUGEOT-netwerk worden
voorgeschreven.
Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever ze in bij het PEUGEOT-netwerk of
een speciaal inzamelpunt.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het ver vangen van de batterij van de
afstandsbediening of het loskoppelen van de
accu van de auto moet de afstandsbediening
gesynchroniseerd worden.
F
W
acht minstens 1 minuut alvorens van de
afstandsbediening gebruik te maken.
De richtingaanwijzers knipperen één keer.
Als een van de te openen carrosseriedelen
open of niet goed gesloten is (bijv. bij het
transport van lange ladingen), wordt de auto
niet centraal vergrendeld. Als de supervergrendeling van binnenuit via de
afstandsbediening wordt ingeschakeld, wordt
de normale vergrendeling weer geactiveerd
zodra de motor wordt gestart.
Batterijtype: CR1620/3
V.
Toegang tot de auto