Page 105 of 252

67
Airconditioning
De airconditioning werkt alleen bij draaiende
motor.Druk op de toets om de
airconditioning in te schakelen;
het lampje gaat branden. Druk
nogmaals op de toets om de
airconditioning uit te schakelen; het
lampje gaat uit.
De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is ingesteld op 0.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
1. Comfortprogramma AUTO.
2. Temperatuurregeling bestuurderszijde/
passagierszijde.
3. Regeling luchtverdeling.
4. Regeling luchtopbrengst.
5. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie.
6. In-/uitschakelen van de airconditioning. Om het interieur maximaal te verkoelen
of te ver warmen is het mogelijk de
minimale waarde 15 of de maximale
waarde 27 te overschrijden door verder te
draaien tot respectievelijk LO of HI wordt
weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager (of hoger) is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.
Automatische werking
Comfortprogramma AUTO
Comfortwaarde bestuurder of
voorpassagier
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
Dit is de normale stand van de airconditioning. F
D
ruk op deze toets. Het symbool
AUTO wordt weergegeven. Om bij koude motor de toevoer van koude lucht
te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op
het optimale niveau gebracht.
Voor uw comfort worden de instellingen van de
airconditioning de volgende keer dat uw auto
wordt gestart, gehandhaafd.
De automatische werking wordt uitgeschakeld
als u handmatig een instelling wijzigt (het
symbool AUTO verdwijnt).
Afhankelijk van het geselecteerde comfortniveau
regelt het systeem de luchtverdeling, de
luchtopbrengst en de luchttoevoer om het
comfort en de luchtcirculatie in het interieur
optimaal te houden. U hoeft het systeem niet
meer zelf bij te regelen.
F Draai deze knop naar links of
naar rechts om deze waarde
te verlagen of verhogen. Een
waarde van rond de 21 zorgt
voor een optimaal comfort.
Afhankelijk van uw wensen is
een waarde tussen 18 en 24
gebruikelijk.
Dek de zonnesensor op het dashboard
niet af.
3
Ergonomie en comfort
Page 106 of 252

68
Handbediening
Als u dat wenst, kunt u de automatische
bediening van het systeem handmatig
aanpassen. De overige functies blijven
automatisch geregeld. Druk op de toets AUTO
om het systeem weer volledig automatisch te
laten functioneren.
Luchtverdeling
Druk deze toets herhaaldelijk in om
de luchtstroom te verdelen naar:
-
d
e voorruit,
-
d
e voorruit en de voetenruimte,
-
d
e voetenruimte,
-
de
zijventilatieroosters, de middelste
ventilatieroosters en de voetenruimte,
-
de
zijventilatieroosters en de middelste
ventilatieroosters,
Luchtopbrengst
F Druk op de knop met de kleine ventilator om de luchtopbrengst
te verlagen of op de knop met
de grote ventilator om de
luchtopbrengst te verhogen.
Op het display worden meer ventilatorbladen
opgevuld naarmate de luchtopbrengst hoger
wordt.
Uitschakelen van het systeem
F Druk op de knop met de kleine ventilator van de
luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de ventilator is
verdwenen.
Hierdoor worden alle systeemfuncties
uitgeschakeld behalve de luchtrecirculatie
en de achterruitver warming (indien uw auto
hiermee is uitgerust). Uw ingestelde waarden
voor het comfortniveau worden nu niet meer
aangehouden en niet meer weergegeven.
Vermijd de uitgeschakelde stand voor uw eigen
comfort.
Druk op de toets grote ventilator of
de toets AUTO om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden in
te schakelen.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie in het interieur
F Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het symbool
van de recirculatie wordt
weergegeven.
De recirculatie van de interieurlucht dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast
tijdelijk af te sluiten. Vermijd het te lang rijden
met ingeschakelde luchtrecirculatie om
beslagen ruiten, stank en vocht te voorkomen.
Druk nogmaals op deze toets om de toevoer
van buitenlucht weer in te schakelen.
Airconditioning AAN/UIT
F Wanneer deze knop wordt ingedrukt, zal het symbool A/C
worden weergegeven en de
airco ingeschakeld worden.
Druk nogmaals op deze toets om het koelen
van de lucht weer uit te schakelen.
De ventilatieopening in het
dashboardkastje verspreidt frisse lucht
(als de airconditioning ingeschakeld
is), afhankelijk van de instelling van de
gewenste temperatuur in het interieur en
de buitentemperatuur.
Ergonomie en comfort
Page 107 of 252

69
Gebruiksadviezen voor ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van deze
systemen de volgende gebruiksadviezen in
acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand vijf tot tien minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek ver vangen. Wij raden u een
gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij
het toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag). Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ver verst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel. Afhankelijk van de uitvoering en het
verkoopland bevat het aircocircuit het
broeikasgas R134a .
Hoeveelheid gas: 0,450
k
g (+/- 0,025
k
g),
GWP-index 1430 ton (CO2-equivalent:
0,6 4 4 to n).
F
L aat de airconditioning regelmatig
controleren zoals voorgeschreven in het
garantie- en onderhoudsboekje, om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achteruit gaat:
-
r
ijd niet te lang met uitgeschakelde
ventilatie.
-
h
oud de luchtrecirculatie niet langere tijd
ingeschakeld.
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit
om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t-
systeem.
3
Ergonomie en comfort
Page 108 of 252

70
Ontdooien en
ontwasemen
Handbediende modusAutomatische modus:
programma "zicht"In sommige gevallen kan het
comfortprogramma (AUTO) niet toereikend
blijken om de voorruit en zijruiten snel
condens- en ijsvrij te maken (vocht, veel
inzittenden, vorst enz.).
Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk bij draaiende motor op deze
toets om het snel ontwasemen/
ontdooien van de achterruit en/of de
elektrisch bediende buitenspiegels
in te schakelen.
Deze functie wordt uitgeschakeld:
-
w
anneer op de toets wordt gedrukt,
-
w
anneer de motor wordt afgezet,
-
a
utomatisch, om overmatig stroomverbruik
te voorkomen.
F
Z
et de knop van de
luchtverdeling in deze stand.
F
Z
et de knop van de
temperatuurinstelling in deze
stand.
F
Z
et de knop van de
luchtopbrengst in een hogere
stand.
F
D
ruk op de knop van de
airconditioning.
Zet de toets zodra de
omstandigheden dit toelaten weer in
de stand toevoer buitenlucht (LED
uit) om de lucht in het interieur te
verversen. Selecteer in dat gevel het programma "zicht".
Het lampje van het programma "zicht" gaat
branden.
Het systeem regelt de airconditioning en
de luchttoevoer en zorgt voor een optimale
luchtverdeling naar de voorruit en zijruiten.
Het systeem schakelt de luchtrecirculatie uit.
Ergonomie en comfort
Page 109 of 252

71
Lichtschakelaar
Verlichting voor en achter
Lampen uit
Automatisch inschakelen van de verlichting
Parkeerlichten
Dimlicht (groen)
Grootlicht (blauw)
Schakelen tussen dim- en
grootlicht
F Trek de hendel volledig naar u toe.
Herinnering vergeten verlichting
Bij het afzetten van het contact gaat alle
verlichting uit, behalve het dimlicht als de
automatische follow me home-verlichting is
geactiveerd.
F
D
raai om de lichtschakelaar te activeren
ter wijl de verlichting uit is, de ring in de
stand 0 en ver volgens in de stand van uw
keuze.
Als het bestuurdersportier geopend wordt en
de verlichting ingeschakeld is, klinkt er een
geluidssignaal.
Om te voorkomen dat de accu leegraakt, wordt
na dertig minuten de eco-mode geactiveerd
zonder tussenkomst van de gebruiker. De
functies worden gepauzeerd en het acculampje
knippert.
De eco-mode heeft geen invloed op de
parkeerlichten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de eco-mode .
Mistlampen vóór en
mistachterlicht
Deze verlichting werkt in combinatie met de
parkeerlichten en het dimlicht. Selecteer de verlichting door de ring naar voren
te draaien (inschakelen) en naar achteren te
draaien (uitschakelen).
De status wordt aangegeven door het lampje
op het instrumentenpaneel.
Mistlampen vóór (groen, de
ring wordt eenmaal naar voren
gedraaid).
Mistachterlicht (oranje, de ring wordt
tweemaal naar voren gedraaid).
Draai de ring tweemaal naar achteren om de
mistlampen vóór en het mistachterlicht uit te
schakelen. Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts, is het
mistachterlicht verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te
schakelen zodra ze niet meer nodig zijn.
Door de automatische verlichting van
de koplampen wordt het mistachterlicht
uitgeschakeld, maar de mistlampen vóór
blijven branden.
U kunt de verlichting selecteren door deze ring
te draaien.
4
Verlichting en zicht
Page 110 of 252

72
Automatisch inschakelen
van de verlichting
Bij onvoldoende omgevingslicht of tijdens
de werking van de ruitenwissers worden de
parkeerlichten en het dimlicht automatisch
ingeschakeld. Zodra het omgevingslicht
voldoende is of de ruitenwissers stoppen, wordt
de verlichting weer uitgeschakeld.
Deze functie is niet compatibel met
dagrijverlichting.Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen.
De verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
Dek de lichtsensor aan de bovenzijde
van de voorruit (achter de binnenspiegel)
niet af. Deze wordt gebruikt voor
het automatisch inschakelen van de
verlichting en ruitenwissers.
Inschakelen
F Draai de ring in de stand AUTO .
Het inschakelen wordt bevestigd
door een melding op het display.
Uitschakelen
F Draai de ring vooruit of achteruit. Het uitschakelen wordt bevestigd door een
melding op het display.
De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld als u de
verlichting zelf in - of uitschakelt.
In het geval van een storing van
de lichtsensor gaat de verlichting
in combinatie met het lampje
Service branden, vergezeld van een
geluidssignaal en een melding op
het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
LED-dagrijverlichting
Als de motor wordt gestart, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of grootlicht
handmatig of automatisch wordt ingeschakeld,
gaat de dagrijverlichting uit.
Instellen
Voor landen waar het voeren van verlichting
overdag niet wettelijk verplicht is, kunt
u de functie in- of uitschakelen via het
configuratiemenu.
Follow me home-
verlichting
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Handbediende werking
F Geef binnen 1 minuut na het afzetten van
het contact eenmaal een "lichtsignaal".
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatische werking
F Deze functie kan ingeschakeld worden via het configuratiemenu
van de auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het audio- en
datacommunicatiesysteem .
Verlichting en zicht
Page 111 of 252

73
Statische bochtverlichting
Tijdens het rijden met dim- of grootlicht
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40 km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) .
Inschakelen
Deze functie werkt:
- b ij het inschakelen van een
richtingaanwijzer,
of
-
a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt
verdraaid.
Uitschakelen
Het systeem werkt in de volgende gevallen niet:
- b ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Instellen
Deze functie kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd via het configuratiemenu van
de auto.
Standaard is deze functie ingeschakeld.
Richtingaanwijzers
Links : beweeg de lichtschakelaar omlaag
voorbij het weerstandspunt.
Rechts : beweeg de lichtschakelaar omhoog
voorbij het weerstandspunt.
Functie "snelweg"
Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag,
zonder het weerstandspunt te passeren; de
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen
vervolgens drie keer.
Koplampverstelling
Geadviseerd wordt de stand van de koplampen
aan te passen aan de belading van de auto. 0 -
Leeg.
1 - Gedeeltelijke belading.
2 - Gemiddelde belading.
3 - Maximaal toegestane belading.
Stand 0 is de basisinstelling.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Ruitenwisserschakelaar
4
Verlichting en zicht
Page 112 of 252

74
Handmatig wissen
2Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag).
1 Wissen op normale snelheid (matige
neerslag).
I Interval.
0 Uit.
â Eén keer wissen
(omlaag drukken).
In de inter valstand wordt de wissnelheid
aangepast aan de wagensnelheid.
Wanneer het contact meer dan één minuut is
afgezet geweest, moet u de functie opnieuw
inschakelen met de ruitenwisserschakelaar in
stand 2, 1 of I.
-
Z
et de hendel in een willekeurige stand.
-
Z
et de hendel in de gewenste stand.
Automatische ruitenwissers
vóór
Dek de regensensor, die zich in het
midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
In de stand AUTO werken de ruitenwissers
automatisch en wordt de snelheid aangepast
aan de hoeveelheid neerslag. Inschakelen
F
D
uw de hendel omlaag. Het inschakelen
wordt bevestigd door een melding op het
display.
Wanneer het contact meer dan één minuut
is afgezet geweest, moet u de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
inschakelen door de hendel omlaag te duwen.
Uitschakelen
F
Ze
t de ruitenwisserschakelaar in de stand I
,
1 of 2 .
Het uitschakelen wordt bevestigd door een
melding op het display.
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen te
laten controleren.
Zet het contact uit als de auto gewassen
wordt in een wasstraat om te voorkomen
dat de ruitenwissers automatisch worden
ingeschakeld.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot de
voorruit ontdooid is.
F Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking in combinatie
met het tijdelijk inschakelen van de ruitenwissers.
Ruitensproeiers
Het niveau van de sproeier vloeistof moet
regelmatig worden gecontroleerd, vooral
in de winter.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus , in het bijzonder het niveau
van de sproeiervloeistof.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
Als de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
Deze handeling kan worden gebruikt om bij
parkeren in de winter de ruitenwissers rechtop
te zetten, de ruitenwissers schoon te maken of
ze te vervangen.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het ver vangen van een
ruitenwisserblad .
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
weer in de ruststand te zetten.
Verlichting en zicht