Page 65 of 328

63
Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015
Ingestelde snelheid
wijzigenUitschakelen van de functie
Storing Ingestelde snelheid annuleren
Als bij stilstaande auto het contact
wordt afgezet, wordt de ingestelde
snelheid uit het geheugen gewist.
De ingestelde snelheid kunt u op twee
manieren verhogen:
-
Draai de knop in de stand
0 of
zet het contact af om het systeem
volledig uit te schakelen.
Gebruiksvoorschrift
Zonder het gaspedaal
-
Druk op de toets
SET +.
Druk de toets kort in om de snelheid
met 1
km/h te verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de
snelheid in stappen van 5
km/h te
verhogen.
Met het gaspedaal
-
t
rap het gaspedaal in tot de
gewenste snelheid is bereikt.
-
Druk op de toets
SET + of SET -.
Verlagen van de ingestelde snelheid:
-
Druk op de toets
SET -.
Druk de toets kort in om de snelheid
met 1
km/h te verlagen.
Houd de toets ingedrukt om de
snelheid in stappen van 5
km/h te
verlagen. De ingestelde snelheid wordt gewist
en in plaats daarvan verschijnen drie
streepjes op het display.
r aadpleeg
het
c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren. Let bij het wijzigen van de ingestelde
snelheid door het ingedrukt houden
van de toets goed op omdat de
snelheid zeer snel kan worden
verhoogd of verlaagd.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
b
ij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden. b ij het gebruik van de
snelheidsregelaar moet de bestuurder
te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen.
Houd uw voeten bij de pedalen.o m te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:
-
controleer of de mat goed op
zijn plaats ligt en vast aan de
bevestigingen op de vloer
,
-
leg nooit meerdere matten boven
op elkaar
.
stuurkolomschakelaars
erGonoMIe en coMFort
4
Page 66 of 328

64
Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015
De snelheid wordt verhoogd naarmate
het gaspedaal dieper wordt ingetrapt
tot aan het zware punt van het
gaspedaal, waarbij de ingestelde
snelheid is bereikt.
Als het gaspedaal tot voorbij het
zware punt wordt ingetrapt, wordt
de ingestelde snelheid echter
overschreden. Als het gaspedaal
vervolgens geleidelijk weer wordt
losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt,
wordt de snelheidsbegrenzer weer
geactiveerd.
Het systeem kan worden bediend
bij stilstaande auto met draaiende
motor, of tijdens het rijden.
o
p het controledisplay wordt
aangegeven of de functie is
geselecteerd. o ok de ingestelde
snelheid wordt hier weergegeven:SNELHEIDSBEGRENZER
"LIMIT"
Functie geselecteerd,
weergave van
het symbool
"
s nelheidsbegrenzer".
Functie
uitgeschakeld,
laatst ingestelde
snelheid - OFF.
Functie ingeschakeld.
Wagensnelheid hoger
dan de ingestelde
snelheid,
de weergegeven
ingestelde snelheid
knippert.
s
toring in de werking
van het systeem,
OFF - de streepjes
knipperen.
1.
s
electeren / uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer.
2.
V
erlagen van de ingestelde snelheid.
3.
V
erhogen van de ingestelde snelheid.
4.
Inschakelen / onderbreken van de
snelheidsbegrenzing.
"Dit is de gekozen snelheid die de
bestuurder niet wil overschrijden".
Het instellen van de maximumsnelheid
is mogelijk bij stilstaande auto met
draaiende motor, of tijdens het rijden.
De ingestelde snelheid dient minimaal
30
km/h te bedragen.
stuurkolomschakelaars
Page 67 of 328
65
Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015
Selecteren van de functieInstellen van een snelheidInschakelen/uitschakelen
Verhogen van de ingestelde snelheid.
-
Druk op de toets
SET +.
Druk de toets kort in om de snelheid
met 1
km/h te verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de snelheid
in stappen van 5
km/h te verhogen.
Verlagen van de ingestelde snelheid.
-
Druk op de toets
SET -.
Druk de toets kort in om de snelheid
met 1
km/h te verlagen.
Houd de toets ingedrukt om de snelheid
in stappen van 5
km/h te verlagen.
-
Draai de knop in de stand
LIMIT.
De begrenzer is dan geselecteerd,
maar nog niet actief. Het display
geeft de laatst ingestelde snelheid
weer.
e
r kan, bij draaiende motor, een
snelheid worden ingesteld zonder de
begrenzer in te schakelen. Druk één keer op deze toets om
de begrenzer in te schakelen. Druk
nogmaals op de toets om de begrenzer
uit te schakelen (OFF).
stuurkolomschakelaars
erGonoMIe en coMFort
4
Page 68 of 328

66
Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015
Uitschakelen van de functieStoring
De ingestelde snelheid wordt gewist
en in plaats daarvan verschijnen drie
streepjes op het display.
r
aadpleeg het c I tro Ë n -netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
knipperen van de
snelheidsweergave
Gebruiksvoorschrift
b
ij het gebruik van de
snelheidsbegrenzer moet de
bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en
zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen.
Let op uw snelheid als deze door
het profiel van de weg of door snel
accelereren kan worden overschreden,
zodat u optimaal de controle over uw
auto kunt bewaren.
o
m te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:
-
controleer of de mat goed op
zijn plaats ligt en op de vloer is
bevestigd,
-
leg nooit meerdere matten boven
op elkaar
.
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk dieper
wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet
verhoogd. Als het gaspedaal echter
met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij
het zware punt, wordt de begrenzer
tijdelijk uitgeschakeld, knippert de
ingestelde snelheid op het display en
klinkt een geluidssignaal.
Laat om de begrenzer weer in te
schakelen de snelheid zakken tot
een snelheid lager dan de ingestelde
snelheid.
De snelheid knippert:
-
als het gaspedaal tot voorbij het
zware punt wordt ingetrapt,
-
als de begrenzer door het profiel
van de weg of bij een steile
afdaling niet kan voorkomen dat
de ingestelde snelheid wordt
overschreden,
-
tijdens snel accelereren. -
Draai de knop in de stand
0 of zet
het contact af om het systeem uit te
schakelen.
De laatst ingestelde snelheid blijft in
het geheugen opgeslagen.
stuurkolomschakelaars
Page 69 of 328
67
Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015
VENTILATIE
de zijventilatieroosters en
middelste ventilatieroosters,
Luchtopbrengst
de beenruimte,
de voorruit en de beenruimte,
de voorruit.
De luchtverdeling kan
worden gevarieerd door de
knop in een tussenstand te
zetten, aangegeven door "●".
TemperatuurLuchtverdeling
De bediening van de luchtverdeling
wordt aangegeven door middel van de
volgende pictogrammen:
naar rood, toevoer van
warme lucht. van blauw, toevoer van koude
lucht, De kracht van de luchttoevoer
via de uitstroomopeningen
varieert van 1 tot 4. In de stand
0 is er geen luchttoevoer.
Verwarming
Handbediende airconditioning
Zet de knop in de gewenste stand voor
een optimaal comfort.
Zet de knop in de gewenste stand:
erGonoMIe en coMFort
4
Ventilatie
Page 70 of 328

68
Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015
Toevoer van buitenlucht
Luchtrecirculatie in het interieurAirconditioning A/C
Het lampje van de toets is uit.
Gebruik deze stand zo veel
mogelijk.
Druk op de toets om
de airconditioning in te
schakelen; het lampje gaat
branden. Druk nogmaals op
de toets om de airconditioning
uit te schakelen; het lampje
gaat uit.
De airconditioning werkt niet als de
knop van de aanjager in de stand
0
staat.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
Het lampje van de toets
brandt. Deze stand dient om
de toevoer van buitenlucht
bij stank en rookoverlast af te
sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt
en de aanjager (stand 1
t/m 4)
is ingeschakeld, wordt de
capaciteit van de verwarming
(knop temperatuurregeling naar
rood) of de airconditioning (knop
temperatuurregeling naar blauw)
sneller vergroot.
Gebruik de luchtrecirculatie niet
langer dan nodig is.
s chakel zodra
de omstandigheden dit toelaten de
toevoer van buitenlucht weer in om
de lucht in het interieur te verversen
en het beslaan van de ruiten te
voorkomen. Gebruik deze stand zo
veel mogelijk.
Ventilatie
Page 71 of 328

69
Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015
Gebruiksvoorschrift
Om het interieur maximaal te koelen
of te verwarmen kan de temperatuur
lager dan 15 worden ingesteld, door de
knop naar links te draaien tot L
o wordt
weergegeven of hoger dan 27
worden
ingesteld, door de knop naar rechts te
draaien tot HI wordt weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
Automatische werking
Automatisch programma "comfort"
Dit is de normale gebruiksstand van de
airconditioning. Ingestelde waarde bestuurders- of
passagierszijde
De op het display weergegeven
waarde heeft betrekking op een
bepaald comfortniveau en niet op
de temperatuur in graden
c elsius of
Fahrenheit.
Draai deze knop naar links of
naar rechts om de waarde te
verlagen of te verhogen. Voor
een optimaal comfort wordt
de waarde 21 aanbevolen.
n
iettemin is afhankelijk van uw
wensen een afstelling tussen 18 en
24 gebruikelijk.
Zorg ervoor dat de zonnesensor
op het dashboard niet wordt
afgedekt.
Druk op deze toets. Het
symbool AUTO verschijnt.
Afhankelijk van de gekozen
instellingen regelt het
systeem de luchtverdeling,
de luchtopbrengst en de luchttoevoer
om het comfort en de luchtcirculatie
in het interieur optimaal te houden.
u
hoeft het systeem niet meer zelf bij te
regelen.
o
m bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
luchtopbrengst geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Voor uw comfort worden de instellingen
tussen twee startmomenten
opgeslagen.
De automatische stand wordt
uitgeschakeld zodra u de instellingen
handmatig wijzigt (AUTO verdwijnt).
GESCHEIDEN REGELING BESTUURDER EN PASSAGIER
erGonoMIe en coMFort
4
Ventilatie
Page 72 of 328

70
Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015Berlingo-2-VU_nl_Chap04_Ergonomie_ed01-2015
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. b ij het indrukken van de
toets AUTO zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom te
verdelen naar:
-
de voorruit,
-
de voorruit en de beenruimte,
-
de beenruimte,
-
de linker
, rechter en middelste
ventilatieroosters en de beenruimte,
-
de linker
, rechter en middelste
ventilatieroosters. Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan
vergroot of verkleind worden
door respectievelijk de toets
"kleine propeller" of "grote
propeller" in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst
op het display, de propeller, wordt
afhankelijk van de ingestelde waarde
geleidelijk voller.
Airconditioning AAN/UIT
Druk op deze toets:
het symbool A/C wordt
weergegeven en de
airconditioning wordt
geactiveerd.
Uitschakelen van het
systeem
Druk op de toets
"kleine
propeller" van de
luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de propeller van
het display is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning
worden dan uitgeschakeld,
behalve de luchtrecirculatie en de
achterruitverwarming (volgens uitvoering).
De ingestelde waarde wordt niet meer
geregeld en verdwijnt van het display.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
b ij het indrukken van deze toets
wordt de lucht in het interieur
gerecirculeerd. Het symbool
van de luchtrecirculatie wordt
weergegeven.
Het is raadzaam om niet
langdurig met uitgeschakelde
airconditioning te rijden. Druk
op de toets "grote propeller"
of op de toets AUTO om het
systeem weer met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen. De luchtrecirculatie dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten. Gebruik de
luchtrecirculatie alleen als dit echt
nodig is (om te voorkomen dat de
ruiten beslaan en de luchtkwaliteit in
het interieur achteruitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecirculatie
niet meer nodig is nogmaals in om de
toevoer van buitenlucht te hervatten.
Druk nogmaals op deze toets om de
aircondioning uit te schakelen.
De ventilatieopening in het
dashboardkastje verspreidt koele
lucht (als de airconditioning is
ingeschakeld), onafhankelijk van de
ingestelde temperatuur in het interieur
en de buitentemperatuur.
Ventilatie