Page 17 of 328
15
Milieu
samen met u draagt cItroËn zorg
voor de bescherming van het milie u.
r
aadpleeg de site www.citroen.com.u kunt zelf ook een bijdrage leveren
aan de bescherming van het milieu
door de volgende gebruiksadviezen op
te volgen:
-
hanteer een anticiperende rijstijl en
vermijd onnodig snel optrekken en
plotseling afremmen,
-
laat het onderhoud volgens het
onderhoudsschema uitvoeren
door het
c I tro Ë n -netwerk waar
accu's en afgewerkte vloeistoffen
ingezameld kunnen worden,
-
gebruik geen additieven in de
motorolie. Deze kunnen schade
toebrengen aan de motor en de
emissieregeling.
r
aadpleeg de adviezen over
het eco-rijden aan het einde van
deze rubriek.
2
eco-rIjDen
Auto & Milieu
Page 18 of 328

16Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt\
u het brandstofverbruik en de co2-uitstoot van
uw auto verminderen.
Eco-rijden
Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde
versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel bij het accelereren bij
voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie
of een elektronisch gestuurde versnellingsbak, gebruik dan
bij voorkeur de automatische stand en trap het gaspedaal
niet bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is voor de
rijomstandigheden: volg het op het instrumentenpaneel
weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.
b
ij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak
of een automatische transmissie wordt de
opschakelindicator uitsluitend in de handmatige stand
weergegeven.
kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af
op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en
trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen
naleeft, neemt het brandstofverbruik en de
co
2-uitstoot af
en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een
snelheid van ongeveer 40
km/h de snelheidsregelaar
(indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog
is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters
alvorens de airconditioning in te schakelen.
s
luit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat
de ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de
temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel
van het panoramadak, zonneschermen, enz.).
s
chakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een
automatische airconditioning).
s
chakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit
zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch
worden aangestuurd.
s
chakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
s
chakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht
voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet
stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw
auto warmt sneller op als u rijdt.
s
luit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur
(DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op
de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Auto & Milieu
Page 19 of 328

17
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats
de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht
mogelijk bij de achterbank.
b
eperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers,
imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto.
Gebruik liever een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden
door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude
banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die
staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan
bestuurderszijde.
c
ontroleer de bandenspanning met name:
-
voor een lange rit,
-
bij de wisseling van de seizoenen,
-
als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
V
ergeet niet de bandenspanning van het reservewiel
en van de wielen van de aanhanger of de caravan te
controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen,
oliefilter, luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.)
en houd u daarbij aan het aan uw situatie aangepaste
onderhoudsschema van de fabrikant.
u
itvoeringen met een b lueHDi-dieselmotor: bij een storing
in het
scr -systeem stoot de auto schadelijke stoffen
uit. Ga zo spoedig mogelijk naar het
c I tro Ë n -netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om de uitstoot van
stikstofoxiden terug te brengen tot onder de wettelijke
normen.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer
afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
u
zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het
gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.
2
eco-rIjDen
Auto & Milieu
Page 20 of 328

18
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
SLEUTEL
Met de sleutel kunt u de sloten van de
auto vergrendelen en ontgrendelen, de
tankdop openen en sluiten en de motor
starten en afzetten.
Beveiliging
A
FSTANDSBEDIENING
Ontgrendelen van de cabine of
van de gehele auto Ontgrendelen van de laadruimteV
ergrendelen
Druk kort op deze knop
om de gehele auto te
vergrendelen.
Dit wordt bevestigd door het één keer
knipperen van de richtingaanwijzers.
Als één van de portieren is geopend
(bijv.: vervoer van lange voorwerpen)
of niet goed is gesloten, werkt de
centrale vergrendeling niet.
Supervergrendeling
Door binnen vijf seconden na het
inschakelen van de vergrendeling
nogmaals op het gesloten hangslot te
drukken wordt de supervergrendeling
ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door het
gedurende ongeveer twee seconden
branden van de richtingaanwijzers.
De supervergrendeling blokkeert het
van binnenuit en van buitenaf openen
van de portieren.
s chakel daarom
nooit de supervergrendeling in als er
zich iemand in de auto bevindt.
Als de bestuurder de
supervergrendeling van binnenuit
met de afstandsbediening inschakelt,
wordt de normale vergrendeling weer
ingeschakeld zodra de auto wordt
gestart.
o
m alleen de laadruimte te
ontgrendelen:
laadruimte te ontgrendelen,
alleen de voorportieren
blijven dan vergrendeld. Druk op deze knop om de
gehele auto te vergrendelen.
Druk op deze knop om de Druk op deze knop om
alle deuren achter te
ontgrendelen.
Druk één keer op deze knop om
de portieren vóór te ontgrendelen.
Druk nogmaals op deze
knop de de gehele auto te
ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt bevestigd
door het twee keer knipperen van de
richtingaanwijzers.
toegang tot de auto
Page 21 of 328

19
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
Gebruiksvoorschrift
Houd de afstandsbediening vrij van
vet, stof en vocht.
e
en zwaar voorwerp dat aan de sleutel
hangt terwijl deze in het contactslot
zit (sleutelhanger, ...), kan storingen
veroorzaken.
AFSTANDSBEDIENING
Synchroniseren van de
afstandsbediening
na het vervangen van de batterij of
het losnemen van de accukabels kan
het zijn dat de afstandsbediening
gesynchroniseerd moet worden.
W
acht ten minste 1 minuut voordat u
de afstandsbediening gebruikt.
s
teek de sleutel in het contactslot
met de knoppen (hangslot) van de
afstandsbediening naar u toe.
Zet het contact aan.
Druk binnen 10
seconden op de
vergrendelknop (gesloten hangslot)
en hou d deze ten minste 5
seconden
ingedrukt.
Zet het contact af.
Wacht ten minste 1
minuut voordat u
de afstandsbediening gebruikt.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Gebruik uitsluitend batterijen van
hetzelfde type als de oorspronkelijke
batterijen of de door het
c
I
tro
Ë
n
-
netwerk voorgeschreven batterijen.
Gooi de batterij van de
afstandsbediening niet weg: de batterij
bevat metalen die schadelijk zijn voor
het milieu.
Lever de batterij in bij het
c
I
tro
Ë
n
-
netwerk of een speciaal verzamelpunt.
Uitklappen / inklappen
Batterij vervangen
batterij: cr 1620 / 3 V
Als de batterij leeg is, verschijnt een
melding op het display in combinatie
met een geluidssignaal.
Wip dan het huis met een muntstuk bij
het oog los om bij de batterij te komen.
Als de afstandsbediening na het
vervangen van de batterij niet werkt,
moet deze opnieuw gesynchroniseerd
worden.
Als de batterij niet wordt vervangen
door een batterij van hetzelfde type,
kan de afstandsbediening defect
raken. W
anneer u bij het inklappen
niet op de knop drukt, kan het
mechanisme van de sleutel
beschadigd raken.
toegang tot de auto
VoorDAt u GAAt rIjDen
3
Page 22 of 328

20
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
Gebruiksvoorschrift
breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
s
peel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen
dat de portieren per ongeluk
ontgrendeld worden.
Als zich in de buurt van de
afstandsbediening andere apparaten
bevinden die in hetzelfde frequentiegebied
werken (mobiele telefoons, alarmsystemen
van gebouwen), kan de werking van de
afstandsbediening tijdelijk verstoord worden.
De afstandsbediening werkt niet als de
sleutel zich in het contact bevindt, ook
al is het contact afgezet.
ELEkTRONISCHE STARTBLOkkERING
Alle sleutels zijn voorzien van een chip
voor de elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het
brandstofsysteem van de motor en wordt
automatisch ingeschakeld zodra de
sleutel uit het contact wordt verwijderd.
b
ij het aanzetten van het contact
moet de code van de sleutel worden
herkend door de startblokkering.
De sleutelbaard moet volledig worden
uitgeklapt om een goede communicatie
van de startblokkering mogelijk te maken.
Bij verlies van uw sleutels
n
eem het kentekenbewijs van uw
auto en een geldig identiteitsbewijs
mee naar een servicepunt van het
c
I tro Ë n -netwerk.
Het
c I tro Ë n -netwerk kan de sleutel-
en transpondercode achterhalen om
nieuwe sleutels te bestellen.
Niet vergeten
Als u de auto verlaat, controleer dan of
de verlichting uitgeschakeld is en laat
geen waardevolle voorwerpen in het
zicht achter.
Haal uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel uit het
contactslot als u de auto verlaat, ook al
is dit voor een korte tijd.
Let er bij het aanschaffen van
een tweedehands auto op dat uw
sleutels door het
c I tro Ë n -netwerk
in het elektronische geheugen worden
opgeslagen, zodat u er zeker van kunt
zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels
de enige zijn waarmee de auto kan
worden gestart.
ALARMSySTEEM
Het alarmsysteem (volgens uitvoering)
bestaat uit twee soorten beveiliging:
-
de omtrekbeveiliging treedt in werking
als een portier, een achterdeur of de
motorkap wordt geopend.
-
de interieurbeveilig
ing treedt in
werking als er beweging in het
interieur wordt waargenomen
(breken van een ruit, iets of iemand
in het interieur).
Als uw auto is voorzien van
een scheidingswand, werkt de
interieurbeveiliging niet in de laadruimte.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
- Zet het contact uit en verlaat de auto.
- s chakel binnen vijf minuten
na het verlaten van de auto
het alarmsysteem in door
de auto te vergrendelen of
de supervergrendeling in te
schakelen met behulp van de
afstandsbediening. Het rode
lampje op de knop zal één keer per
seconde knipperen.
toegang tot de auto
Page 23 of 328

21
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
VOORPORTIEREN
V
an binnenuit
Gebruik de portiergreep om het
desbetreffende portier te ontgrendelen
en te openen.
Van buitenaf
Gebruik de afstandsbediening om de
auto te vergrendelen/ontgrendelen.
s
teek de sleutelbaard in het slot
van het bestuurdersportier als de
afstandsbediening niet werkt.
Uitschakelen
- ontgrendel de auto met behulp van
de afstandsbediening of zet het
contact aan (het rode lampje gaat
uit).
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
schakel alleen de omtrekbeveiliging in
als u tijdens uw afwezigheid een ruit
een stukje open wilt laten of als er een
huisdier in de auto achterblijft.
-
Zet het contact af.
Activering
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking, knipperen de richtingaanwijzers
ongeveer 30 seconden en zal het rode
lampje snel knipperen.
-
Plaats om het alarm uit te
schakelen de sleutel in het
contactslot en zet het contact aan.
Als het alarm tien keer achter elkaar
is afgegaan, wordt het systeem
uitgeschakeld. V
oer dan de procedure
voor het activeren opnieuw uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te schakelen
- Vergrendel de auto met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier.
s
chakel het alarm niet in bij het
wassen van uw auto.
Storing afstandsbediening
Als het alarmsysteem is ingeschakeld en
de afstandsbediening niet meer werkt:
-
o ntgrendel de portieren met de
sleutel en open het portier. Het
alarm zal afgaan.
-
Zet binnen tien seconden het
contact aan. Het alarm stopt.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
rode lampje gedurende 10 seconden
blijft branden, duidt dit op een storing in
de verbinding met de sirene.
r
aadpleeg het c I tro Ë n -netwerk om
het systeem te controleren.
Automatisch inschakelen
Volgens land van bestemming wordt het
alarmsysteem ongeveer 2 minuten nadat
een laatste portier, schuifdeur of achterdeur
is gesloten, automatisch ingeschakeld.
om het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier , schuifdeur
of achterdeur te voorkomen, moet
nogmaals op de ontgrendelknop op de
afstandsbediening worden gedrukt.
-
Druk binnen tien
seconden op de knop
totdat het rode lampje
continu blijft branden.
-
V
erlaat de auto.
-
s
chakel het alarmsysteem
binnen vijf minuten in door
de auto te vergrendelen of
de supervergrendeling in te
schakelen met behulp van de
afstandsbediening (het rode lampje
zal één keer per seconde knipperen).
b
reng geen wijzigingen aan aan
het alarmsysteem, dit kan leiden
tot storingen.
toegang tot de auto
VoorDAt u GAAt rIjDen
3
Page 24 of 328

22
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
Van binnenuit
ontgrendel de deur met deze
handgreep en open de deur door
deze naar achteren te schuiven tot het
zware punt. Ga voorbij dit zware punt
om de deur geopend te houden.
Gebruiksvoorschrift
controleer of de rail op de vloer vrij
is van voorwerpen die het openen of
sluiten van de schuifdeur in de weg
kunnen staan.
Laat, als de auto op een hellin
g staat,
de deur pas los als deze geheel
geopend of gesloten is. Door de
hellingshoek kan de deur sneller dan
normaal openen of sluiten, hetgeen
verwondingen kan veroorzaken.
Ga om veiligheidsredenen en om
storingen te voorkomen niet rijden met
geopende schuifdeuren.
SCHUIFDEUR
V
an buitenaf
trek de handgreep naar u toe en
vervolgens naar achteren, open de
schuifdeur en beweeg de deur tot
voorbij het zware punt: de deur blijft
dan openstaan.
Uit te voeren handeling bij een
lege accu
Voorportier passagierszijde en zijdeurenGebruik het slot om de portieren
mechanisch te vergrendelen in geval
van een storing in de accu of de
centrale vergrendeling.
-
t
rek aan de portiergreep aan
de binnenzijde om het portier te
openen en uit te stappen.
-
s teek, om het portier te
vergrendelen, de sleutel in de
slotplaat in de zijkant van het
portier en draai de sleutel een
achtste omwenteling.
Bestuurdersportier
-
s teek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom om het portier te
vergrendelen en linksom om het
portier te ontgrendelen.
toegang tot de auto