Page 305 of 328

11
COCKPIT
Starten van de auto
- De auto kan alleen
worden gestart als de
keuzeschakelaar in de
stand P
staat,
- houd het rempedaal
ingetrapt,
- draai aan de contactsleutel.
STARTPROCEDURE
Dit verklikkerlampje brandt als
de auto klaar is om te rijden.
- Houd het rempedaal
ingetrapt,
- selecteer de stand R
of D
,
- laat het rempedaal los en
geef gas.
De geselecteerde stand verschijnt op het
display van het instrumentenpaneel dat
ook het actuele energieverbruik weergeeft.
Keuzeschakelaar
Als de keuzeschakelaar niet in de
stand P
staat en/of het rempedaal
niet is ingetrapt, kan de auto niet
worden gestart. Voer de startprocedure
opnieuw uit.
Het selecteren van de stand D
of R
van de keuzeschakelaar bepaalt de
rijrichting. Het is raadzaam alleen van
rijrichting te veranderen als de auto
volledig stilstaat.
P
(Parking). Parkeerstand.
Zet de keuzeschakelaar in
de stand P
, hierbij klinkt een
geluidssignaal.
N
(Neutral). Neutraalstand.
Zet de keuzeschakelaar in
de stand N
, hierbij klinkt een
geluidssignaal.
Selecteer deze stand niet, zelfs niet
voor een korte periode, terwijl de auto
rijdt.
De auto gaat over op de vrijloop.
Selecteer de stand D
om de
vooruitversnelling weer in te schakelen.
D
(Drive). Vooruitversnelling.
Zet de keuzeschakelaar in
de stand D
, hierbij klinkt een
geluidssignaal.
Het is raadzaam het rempedaal
ingetrapt te houden bij het
selecteren van de stand R
of D
.
R
(Reverse).
Achteruitversnelling. Zet de
keuzeschakelaar in de stand R
,
hierbij klinkt een geluidssignaal.
Schakel de achteruitversnelling
uitsluitend in als de auto stilstaat.
Bij het verplaatsen van de keuzeschakelaar
van de stand R
naar de stand P
verschijnt
even de N
op het instrumentenpaneel.
Bij het wijzigen van de stand van
de keuzeschakelaar klinkt een
geluidssignaal.
Het geluidssignaal klinkt niet als de
gebruiker de functie "Parkeerhulp
achter" heeft uitgeschakeld.
De bestuurder moet bijzonder
oplettend rijden vanwege het
minimale geluidsniveau van een
rijdende elektrische auto.
Ready
Afzetten van de auto
Het is raadzaam de handrem aan te
trekken, de keuzeschakelaar in de
stand P
te zetten en het contact af te
zetten voordat u de auto verlaat.
Er klinkt een geluidssignaal bij het
openen van het bestuurdersportier als:
- het contact nog aan staat
(verklikkerlampje " Ready
" brandt),
- de auto niet goed is beveiligd tegen
wegrollen (keuzeschakelaar niet in
de stand P
).
Er verschijnt een waarschuwingsmelding
op het display.
Page 306 of 328

12
ECO-RIJDEN
Praktische tips
Houd een soepele rijstijl aan
Het elektrische verbruik van uw auto
is sterk afhankelijk van uw route, uw
rijstijl en uw snelheid.
Probeer altijd een soepele rijstijl te
hanteren.
Houd de wijzer van
de energieverbruiks-/
energieopwekkingsindicator in de
" Optimale
" zone: trap het gaspedaal
rustig en gelijkmatig in en rijd waar
mogelijk met een constante en
gematigde snelheid.
Win energie terug
Anticipeer tijdens het rijden zodat
u energie kunt terugwinnen en de
actieradius van de auto kunt vergroten.
Anticipeer op situaties waarbij
u snelheid moet minderen door
tijdig het gaspedaal los te laten
in plaats van te remmen; de
wijzer van de energieverbruiks-/
energieopwekkingsindicator staat dan
in de " Charge
"-zone.
Voorkom onnodig energieverbruik
Neem, net als bij andere auto's, geen
onnodige lading mee en voorkom
dat de luchtweerstand wordt vergroot
(rijden met open ruiten bij snelheden
boven de 50 km/h, allesdragers,
dakkoffer, ...).
Als de airconditioning en verwarming
intensief worden gebruikt, vooral bij
lage snelheden, zal de actieradius van
uw auto beduidend afnemen. Probeer
het gebruik van deze systemen te
optimaliseren.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning
regelmatig en houd u aan het
door de fabrikant voorgeschreven
onderhoudsschema.
Page 307 of 328

13
ECO-COMFORT
ECO-COMFORT
Beperk het gebruik van elektrische
verbruikers
De verwarming en airconditioning
gebruiken energie van de
tractiebatterij. Als deze voorzieningen
intensief worden gebruikt, zal de
actieradius van de auto aanzienlijk
afnemen. Gebruik ze daarom optimaal
zodra het gewenste comfortniveau
is bereikt en controleer voordat u
gaat rijden de instellingen om de
actieradius van de auto zo groot
mogelijk te houden. Probeer ook het
gebruik van de voorruitontwaseming,
de achterruitverwarming en de
stoelverwarming zoveel mogelijk te
beperken.
Uitschakelen van de
verwarming of airconditioning
en ingeschakeld houden van
de ventilatie.
Uitschakelen van de
verwarming of airconditioning
en de ventilatie.
Als u op de toets ECO
drukt,
worden de verwarming en de
airconditioning uitgeschakeld
(maar blijft de ventilatie
ingeschakeld). De wijzer van de
energieverbruiksindicator van de
verwarming en airconditioning staat
dan in het gedeelte ECO
.
Als de knop van de
temperatuurregeling wordt
bediend, wordt de verwarming
of airconditioning weer
ingeschakeld en wordt de
stand ECO
uitgeschakeld.
Page 308 of 328

14
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING EN VERWARMING
ECO
(de verwarming en
airconditioning worden
uitgeschakeld).
OFF
(de verwarming,
airconditioning en ventilatie
worden uitgeschakeld).
Voorruitontwaseming.
Achterruitverwarming bij
uitvoeringen met ruiten in de
achterdeuren.
Luchtverdeling.
Luchtrecirculatie/toevoer van
buitenlucht.
Luchtopbrengstregeling.
Temperatuurregeling.
De ventilatie kan worden
gebruikt zodra dit
verklikkerlampje brandt.
Als de verwarming gedurende
een lange periode niet is gebruikt
en weer wordt ingeschakeld, kan
de eerste minuten een lichte stank
waarneembaar zijn.
Bijzonderheden van
het airconditionings- en
verwarmingssysteem
Het airconditionings- en
verwarmingssysteem regelt geen exacte
temperatuur in het interieur, maar zorgt voor
een constante temperatuur van de lucht die
via de uitstroomopeningen in het interieur
wordt geblazen (de temperatuur is afhankelijk
van de door de gebruikers ingestelde stand
van de temperatuurregeling).
Als u het interieur van de auto snel wilt
opwarmen of afkoelen, aarzel dan niet om de
temperatuurregeling tijdelijk op de koudste of
warmste stand te zetten.
Houd bovendien rekening met het volgende:
- De airconditioning (koeling van
de lucht) werkt uitsluitend als de
buitentemperatuur hoger is dan 15°C,
- De werking van de verwarming
wordt geleidelijk minder vanaf een
buitentemperatuur van 20°C.
Uitvoering met handbediende verwarming
Praktische tips
Verwarming en ventilatie
's Winters is het raadzaam de
luchtverdeling op de voeten te
richten, zodat de warme lucht
gelijkmatig over het interieur
wordt verdeeld.
's Zomers is de werking van de ventilatie
en airconditioning effectiever als u de
luchtverdeling op het gezicht richt.
Als de verwarming is
ingeschakeld, is het raadzaam
een gemiddeld niveau voor de
ventilatie te kiezen, dat wil zeggen
minder dan 3 schoepen. Het systeem zorgt
dan voor de toevoer van warmere lucht.
Luchtverdeling
Page 309 of 328

15
LADEN VAN DE TRACTIEBATTERIJ
LADEN VAN DE TRACTIEBATTERIJ
De tractiebatterij kan worden geladen
door de auto aan te sluiten op het
normale lichtnet of een openbaar
laadpunt.
Controleer voordat u het
laadsnoer aansluit of de
elektrische installatie die u wilt
gebruiken aan de eisen voldoet en
geschikt is. Controleer in het bijzonder
of het stopcontact geschikt is. Er
bestaan speciale stopcontacten voor
het laden van elektrische auto's. Het is
in alle gevallen raadzaam uw installatie
vooraf en vervolgens periodiek door
een specialist te laten controleren.
Componenten voor het
aansluiten van de kabel voor
normaal laden in verschillende
landen:
Gebruik:
- de bij de auto geleverde
laadkabel,
- een stopcontact (geaard,
schoon en in goede staat).
Gebruik geen verlengsnoer,
stekkerblok of tijdklok.
In de meeste Europese landen
heeft de fabrikant van uw auto een
overeenkomst gesloten met een
bedrijf dat uw elektrische installatie kan
controleren en aanpassen. Neem voor
meer informatie contact op met het
netwerk van de fabrikant.
Duur van het normale laden
Het volledig laden van de tractiebatterij
duurt 7,5 tot 15 uur. Het laden kan
op elk moment worden onderbroken.
Het laden stopt automatisch als de
tractiebatterij volledig is geladen.
Linkse besturing
Stroomsterkte
Stekker
Denemarken (DK) 8 A K
Zwitserland (CH) 8 A J
Overige landen 8/14 A E/F
Rechtse besturing 10 A G
Page 310 of 328

16
Normaal stopcontact
Aansluiting "mode 3 - Type 2"
Aansluiting "mode 3 - Type 3"
Kabel "mode 2"
(geleverd bij uw auto)
Kabel "mode 3 - Type 2"
(verkocht als accessoire)
Kabel "mode 3 - Type 3"
(verkocht als accessoire)
Kabels voor normaal laden
Voor elektrische installaties van gebouwen gelden geen internationale normen. Controleer daarom voordat u met uw auto
naar het buitenland gaat of de bij uw auto geleverde laadkabel kan worden aangesloten op het stopcontact waarop u deze
wilt aansluiten.
Hetzelfde geldt voor openbare laadpunten, met dien verstande dat sommige daarvan zijn voorzien van een geïntegreerde
laadkabel.
Er zijn verschillende kabels voor het laden via een openbaar laadpunt of een stopcontact van het normale lichtnet leverbaar
als accessoire.
Raadpleeg voordat u naar het buitenland reist de onderstaande tabel om te controleren of uw laadkabels (die geschikt zijn
voor de stopcontacten in uw land) aangesloten kunnen worden op de in dat land gangbare stopcontacten en raadpleeg
indien nodig het netwerk van de fabrikant of een gekwalifi ceerde werkplaats om de benodigde laadkabel(s) aan te schaffen.
Page 311 of 328

17
LADEN VAN DE TRACTIEBATTERIJ
Raak de metalen uiteinden van
de laadaansluiting voor normaal
laden en van de laadkabel
niet aan. Anders bestaat kans op
elektrocutie en/of storingen.
Gebruik het meegeleverde koord
voor het ophangen van het
controlepaneel, zodat het niet aan
de stekker hangt (hierdoor kunnen
de laadkabel en het stopcontact
beschadigd raken).
Voer het aansluiten of loskoppelen
van de kabel of de speciale
laadstekker nooit
uit met natte
handen
(kans op elektrocutie).
Het laden kan op elk moment
worden onderbroken door
de speciale laadstekker te
verwijderen.
In het geval dat u zich
genoodzaakt ziet om tijdens het
laden de stekker van de laadkabel
los te nemen uit het stopcontact, moet
u eerst op de knop Manual Stop
van
het controlepaneel drukken.
Het controlepaneel is voorzien van vier lampjes:
- STOP
: rood lampje.
Dit lampje geeft aan dat het laden is
onderbroken doordat op de knop Manual
Stop
is gedrukt. Het is raadzaam op deze
knop te drukken alvorens de stekker van de
laadkabel tijdens het laden uit het stopcontact
te halen.
- POWER
: groen lampje.
Dit lampje geeft aan dat de elektrische
verbinding tot stand is gebracht. Als het lampje
niet gaat branden, controleer dan of alles
goed is aangesloten. Raadpleeg het netwerk
van de fabrikant of een gekwalifi ceerde
werkplaats als het probleem blijft bestaan.
- CHARGING
: groen lampje.
Dit lampje geeft aan dat het laden bezig is.
Als het lampje niet gaat branden, controleer
dan of alles goed is aangesloten. Raadpleeg
het netwerk van de fabrikant of een
gekwalifi ceerde werkplaats als het probleem
blijft bestaan.
- FAULT
: rood lampje.
Dit lampje brandt als er een storing is
geconstateerd. Controleer of alles goed
is aangesloten. Als dit lampje niet uitgaat,
raadpleeg dan het netwerk van de fabrikant of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Controlepaneel
Dit type controlepaneel is voorzien van een
herkenningssysteem voor het stopcontact
(afhankelijk van het land). Het systeem
detecteert de stroomsterkte die uw stopcontact
kan verwerken en kiest de meest geschikte
stroomsterkte voor het veilig laden van de
tractiebatterij:
- 14 A
(FAST): wanneer uw elektrische
installatie dit kan verwerken.
- 8 A
(NORMAL): wanneer u over een
standaard elektrische installatie beschikt.
Page 312 of 328

18
Statussen van het controlepaneel
POWER
FAULT
CHARGING
Normale werking
Zodra de laadkabel is aangesloten op het stopcontact, lichten alle lampjes
gedurende ongeveer 0,5 seconde op.
Nadat de initialisatie is voltooid:
●
als de laadkabel niet is aangesloten op de laadaansluiting van de auto,
●
als de laadkabel is aangesloten op de laadaansluiting van de auto, maar
de tractiebatterij niet wordt geladen.
Als het laden van de tractiebatterij bezig is.
Als het laden is voltooid.
POWER
FAULT
CHARGING
Storingen en oplossingen
Als lekstroom is geconstateerd of als er iets mis is met de laadkabel.
- Stop onmiddellijk met de laadprocedure en neem contact op met het
netwerk van de fabrikant of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Als er iets mis is met de laadkabel.
- Stop onmiddellijk met de laadprocedure en neem contact op met het
netwerk van de fabrikant of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Als het lampje van het controlepaneel niet gaat branden als de laadkabel op het stopcontact wordt
aangesloten, controleer dan de desbetreffende stroomonderbreker in de meterkast:
●
als de stroomonderbreker is geactiveerd, is uw elektrische installatie mogelijk niet berekend op het
gebruik van de laadkabel:
- neem contact op met een specialist om uw elektrische installatie te laten controleren en repareren.
●
als de stroomonderbreker niet is geactiveerd:
- gebruik de laadkabel niet meer en neem contact op met het netwerk van de fabrikant of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Branden van het lampje in de
desbetreffende kleur. Knipperen van het lampje in de
desbetreffende kleur. Uit.