Page 97 of 328

95
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
ANTISPINREGELING
(ASR) EN ELE k TRONISCH
ST
ABILITEITSPROGRAMMA
(ESC)
Deze systemen staan in verbinding
met het A bs en zijn hier een aanvulling
op.
De A
sr zorgt voor een optimale
overbrenging van de aandrijfkracht op
de weg, zodat wordt voorkomen dat
u tijdens het accelereren de controle
over de auto verliest.
Het systeem past de aandrijfkracht
aan om het doorspinnen van de wielen
te voorkomen via de remmen van
de aangedreven wielen en de motor.
Het systeem zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Houd als het
esc is ingeschakeld in
een bocht het stuurwiel altijd in de
gewenste richting en stuur niet tegen.
Het
esc -systeem grijpt automatisch in
via het remsysteem en de motor als de
koers van de auto afwijkt van de door
de bestuurder gewenste richting.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de
auto vastzit in modder, sneeuw, mul
zand, ...) kan het nuttig zijn de ASR/
esc
uit te schakelen, zodat de wielen
kunnen slippen en weer grip kunnen
krijgen.
Storing
Gebruiksvoorschriften
Het Asr-/esc-systeem zorgt voor
meer veilig heid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer
risico's en het te hard rijden.
De goede werking van het systeem
wordt verzekerd onder voorwaarde
dat de voorschriften van de fabrikant
op het gebied van wielen (banden
en velgen), onderdelen van het
remsysteem en elektronische
onderdelen worden nageleefd en dat
de procedures voor montage en het
uitvoeren van werkzaamheden worden
opgevolgd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het
c I tro Ë n -
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Werking
Het lampje knippert tijdens
een ingreep van de A sr of
het
esc .
De systemen worden opnieuw:
-
automatisch ingeschakeld als de
snelheid hoger wordt dan 50
km/h, b ij een storing in de systemen
zullen het verklikkerlampje
en de L
e D gaan branden
in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
op het display.
r
aadpleeg het c I tro Ë n -netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem na te laten kijken.
Het verklikkerlampje kan ook gaan
branden in het geval van een te lage
bandenspanning.
c ontroleer van alle
banden de bandenspanning.
-
Druk op de knop of draai
het knopje in de stand
esc
o FF (afhankelijk
van de uitvoering).
-
De L
e
D gaat branden: de systemen
A
sr
en esc zijn uitgeschakeld.
-
ingeschakeld als u
de knop indrukt of het
knopje in deze stand
draait (afhankelijk van de
uitvoering).
Veiligheid tijdens het rijden
VeILIGHeID
5
Page 98 of 328

96
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
GRIP CONTROL
Met dit systeem kan de auto in de
meeste gevallen waarbij sprake is van
weinig grip toch vooruit komen.
u
moet het gaspedaal ver genoeg
intrappen om ervoor te zorgen dat de
motor voldoende vermogen levert,
zodat het systeem de verschillende
parameters optimaal kan aansturen. In sneeuw, modder of zand zorgt dit
aandrijfsysteem in combinatie met
de juiste banden voor een uitstekend
compromis tussen veiligheid, grip en
tractie. Gebruiksvoorschriften
u
w auto is hoofdzakelijk ontworpen
voor het gebruik op verharde wegen,
maar het is ook mogelijk om zo nu
en dan te rijden op minder goed
begaanbare wegen.
Vooral als uw auto zwaar beladen is,
is deze niet geschikt voor gebruik als
terreinauto. Denk hierbij aan:
- rijden op terreinen die de
onderzijde van de auto zouden
kunnen beschadigen of waarbij
onderdelen (brandstofleiding,
brandstofkoeler
,...) geraakt zouden
kunnen worden door stenen of
andere objecten,
-
rijden op terrein met steile hellin
gen
en weinig grip,
-
oversteken van beekjes en
stroompjes.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 99 of 328

97
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
u kunt kiezen uit verschillende
standen :
Normaal (ESC)
ESC OFF Sneeuw
In deze stand past het
systeem bij het wegrijden
de regeling aan op de
hoeveelheid grip die elk
voorwiel op dat moment heeft.
tijdens het optrekken optimaliseert
het systeem de wielslip zodanig
dat de beschikbare grip ef
fectief
wordt gebruikt voor een maximale
acceleratie.
Off road
(modder, vochtig gras, ...)
In deze stand wordt bij
het wegrijden veel wielslip
toegestaan bij het wiel met
de minste grip, zodat de
modder van de band wordt
verwijderd en het wiel vervolgens weer
grip krijgt.
e
r wordt zo veel mogelijk koppel
naar het wiel met de meeste grip
overgebracht.
tijdens het optrekken verdeelt het
systeem de wielslip zodanig dat de
handelingen van de bestuurder zo veel
mogelijk ef
fect hebben.
Zand
In deze stand is het
gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen
toegestaan, zodat de auto
vooruit komt en het risico van
ingraven wordt beperkt.
Activeer op zand geen andere standen,
omdat anders de kans bestaat dat de
auto vast komt te zitten in het terrein.
Deze stand is de normale
stand voor situaties
waarin weinig wielslip
optreedt, gebaseerd op
de meest voorkomende
omstandigheden tijdens het rijden op
autowegen en snelwegen.
e
lke keer als u het contact afzet,
wordt het
esc
automatisch weer
ingeschakeld.
Deze stand is alleen geschikt
voor het wegrijden en bij lage
snelheden.
Deze stand is alleen mogelijk
bij snelheden tot 50
km/h.
Veiligheid tijdens het rijden
VeILIGHeID
5
Page 100 of 328

98
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
ACTIVE CITy BRAkE
Active city brake is een rijhulpfunctie
die beoogt een frontale aanrijding te
voorkomen of de snelheid van een
frontale aanrijding te verminderen
wanneer de bestuurder niet of
onvoldoende ingrijpt (onvoldoende
intrappen van het rempedaal).
Dit systeem is ontwikkeld om de
veilig
heid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het
verkeer in de gaten blijven houden
en de afstand tot en de snelheid
van andere weggebruikers blijven
inschatten.
Active
c ity b rake is slechts een
hulpsysteem; de bestuurder moet altijd
attent blijven.
b
ekijk de lasersensor nooit
met een optisch instrument
(vergrootglas, microscoop enz.)
op een afstand van minder dan
10
cm: kans op oogletsel.Werkingsprincipe
Dit systeem detecteert met een
lasersensor boven aan de voorruit
voertuigen die in dezelfde richting
rijden of die vóór de auto stilstaan.
Indien noodzakelijk remt de auto
automatisch af om een aanrijding met
de voorligger te voorkomen.Dit automatische noodremsysteem
remt later af dan de bestuurder
normaal gesproken zou doen. Het
systeem grijpt dus alleen in als de
kans op een aanrijding groot is.
Voorwaarden voor activering
Active city brake werkt als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
●
het contact is aangezet,
●
de auto rijdt vooruit,
●
de snelheid ligt tussen ongeveer
5
en 30 km/h,
●
de remhulpsystemen (ABS, EBD,
BAS) zijn niet defect,
●
de stabiliteitscontrolesystemen
(ASR, CDS) zijn niet uitgeschakeld
of defect,
●
de auto maakt geen scherpe bocht,
●
het systeem is de laatste
10
seconden niet in werking
getreden.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 101 of 328

99
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
Werking
Als uw auto te dicht bij de voorligger
komt of de voorligger te snel nadert,
remt het systeem automatisch om een
aanrijding te voorkomen.
u
wordt dan door de weergave van
een melding gewaarschuwd.
De remlichten van uw auto gaan
branden om andere weggebruikers te
waarschuwen.
De aanrijding kan automatisch worden
voorkomen als het snelheidsverschil
tussen uw auto en de voorligger niet
groter is dan 15
km/h.
Is het verschil groter, dan probeert het
systeem een aanrijding te voorkomen
of de kracht van de botsing te
beperken door de auto af te remmen.
Het automatische noodremsysteem
kan de auto volledig tot stilstand
brengen als dit nodig is.
In dat geval blijven de remmen
enige tijd (ongeveer 1,5
seconde)
geactiveerd terwijl de auto stilstaat. De
bestuurder kan in die tijd de controle
over de auto overnemen en het
rempedaal intrappen. Het ingrijpen van het systeem
kan ook tot gevolg hebben
dat de motor afslaat, behalve
als de bestuurder tijdens het
automatische remmen snel
genoeg het koppelingspedaal
intrapt.
tijdens het automatische remmen
kan de bestuurder zelf, door het
rempedaal stevig in te trappen,
altijd proberen harder te remmen dan
het noodremsysteem.
n
a een aanrijding wordt
het systeem automatisch
uitgeschakeld; het werkt dan niet
meer.
Ga naar het
c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem weer gebruiksklaar te laten
maken.
Grenzen van het systeem
Het systeem detecteert slechts
stilstaande voertuigen of voertuigen die
in dezelfde richting rijden.
Het detecteert geen kleine
voertuigen (fietsen, motorfietsen),
voetgangers of dieren en ook
geen stilstaande voorwerpen die
niet reflecteren.
Het systeem treedt niet in werking of
wordt uitgeschakeld als de bestuurder:
-
het gaspedaal diep intrapt
-
of een ruk aan het stuur geeft
(uitwijkmanoeuvre).
o
nder zeer slechte
weersomstandigheden (zware
regenval, sneeuw, mist,
hagel
enz.) neemt de remweg toe
waardoor het systeem minder efficiënt
een aanrijding kan voorkomen.
De bestuurder moet dus altijd bijzonder
oplettend blijven.
Laat nooit sneeuw op de motorkap
liggen, voorwerpen boven de
motorkap uitkomen of voorwerpen
op het dak naar voren uitsteken: ze
zouden in het gezichtsveld van de
sensor kunnen komen en de detectie
van voertuigen kunnen hinderen.
Veiligheid tijdens het rijden
VeILIGHeID
5
Page 102 of 328

100
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
Uitschakelen
Het systeem kan worden uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Dit menu kan bij aangezet contact
worden geopend.
De status van het systeem wordt bij het
afzetten van het contact opgeslagen.Als het systeem is uitgeschakeld,
wordt elke keer dat de auto
wordt gebruikt, een melding
weergegeven om aan te geven dat
het systeem is uitgeschakeld. Met het monochrome display C
F
Druk op de toets
MENU om het
hoofdmenu te openen.
F
s electeer "Personalisatie-
Configuratie".
F
s electeer "Parameters auto
bepalen".
F
s electeer "Rijhulpsysteem".
F
s electeer "Automatisch
noodremsysteem: OFF" of
"Automatisch noodremsysteem:
ON".
F
Druk op de toetsen "
7" of "8" om
het vakje aan of uit te vinken en zo
het systeem in of uit te schakelen.
F
Druk op de toetsen "
5" of "6",
vervolgens op de toets O
k om
het vakje "O
k " te selecteren en
bevestig of druk op de toets Terug
om de handeling af te breken. Met het touchscreen
F
Druk op de toets " MENU".
F s electeer het menu " Rijden ".
F
s electeer op de secundaire pagina
" Configuratie auto ".
F
s electeer het tabblad "
Rijhulpsysteem ".
F
V
ink het vakje " Automatische
noodremassistentie " aan of
uit om het systeem in of uit te
schakelen.
F
b evestig uw keuze.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 103 of 328

101
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
Storingen
Storing van de sensor
De werking van de lasersensor
kan worden gehinderd door vuil
op de voorruit of door het beslaan
van de voorruit. In dat geval wordt
een melding weergegeven om u te
waarschuwen.
s
chakel de voorruitontwaseming in en
reinig de voorruit ter hoogte van de
sensor regelmatig.
Plak of bevestig geen voorwerpen
op de voorruit vóór de sensor. Storing van het systeem
b
ij een storing van het systeem wordt
u door een geluidssignaal en de
weergave van de melding "Storing
automatisch noodremsysteem"
gewaarschuwd.
Laat het systeem controleren door
het
c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Als de voorruit ter hoogte van de
sensor beschadigd is, schakel het
systeem dan uit en neem contact
op met het
c I tro Ë n -netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats
om de voorruit te laten vervangen.
Verwijder de sensor niet, stel de
sensor niet af en test de sensor
niet.
W
erkzaamheden aan de sensor
mogen alleen door het
c I tro Ë n -
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
b
ij het trekken van een aanhanger
of als uw auto wordt gesleept,
moet het systeem worden
uitgeschakeld.
Veiligheid tijdens het rijden
VeILIGHeID
5
Page 104 of 328

102
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
VEILIGHEIDSGORDELS
Hoogteverstelling
knijp de knop van de geleider in
en schuif deze omhoog of omlaag
(veilig
heidsgordel bestuurdersstoel en
enkele passagiersstoel).
Vastmaken
trek aan de gordel en steek de gesp in
de gordelsluiting.
trek aan de gordel om de
vergrendeling van de gesp te
controleren.
Verklikkerlampje(s) niet-
vastgemaakte veiligheidsgordel
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens
het rijden hun veiligheidsgordel dragen,
ook al betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien
van een oprolautomaat die ervoor
zorgt dat de lengte van de gordel
automatisch wordt aangepast aan uw
lichaamsbouw.
Gebruik geen accessoires om de
veiligheidsgordels minder strak te
laten aansluiten (zoals wasknijpers,
klemmen, veiligheidsspelden, ...).
c
ontroleer zowel voor als na het
gebruik van de gordel of deze goed is
opgerold.
c
ontroleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of de
achterbank of de gordel goed is
opgerold en de gordelsluiting zich op
de juiste plaats bevindt.
De gordelspanners van de
veiligheidsgordels vóór kunnen,
afhankelijk van de aard en de kracht
van de aanrijding, onafhankelijk van
de airbags afgaan. De gordelspanners
trekken de veiligheidsgordels direct
stevig tegen het lichaam van de
inzittenden.
Het afgaan van de gordels gaat gepaard
met een lichte onschadelijke rookvorming
en een geluid als gevolg van de
pyrotechnische lading in het systeem.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting
die in werking treedt bij een aanrijding,
een noodstop of het over de kop slaan
van de auto.
Losmaken
Druk op de rode knop.
Als een inzittende voorin
zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt, gaat bij
het starten van de motor dit
verklikkerlampje branden.
Gebruiksvoorschrift
De bestuurder dient er vóór het
wegrijden zeker van te zijn dat alle
inzittenden hun veiligheidsgordels op
de juiste manier hebben vastgemaakt.
De veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats van de voorbank is niet in
hoogte verstelbaar.
Veiligheidsgordels