Page 313 of 328
19
LADEN VAN DE TRACTIEBATTERIJ
PROCEDURE VOOR NORMAAL
LADEN
Aansluiten
- Controleer eerst of de
keuzeschakelaar in de stand P
staat en het contact is afgezet,
anders is het laden niet mogelijk,
- open de klep van de
laadaansluiting op het rechter
voorscherm van de auto,
- pak de laadkabel (voorzien van een
controlepaneel),
- sluit de laadkabel eerst aan de
zijde van het controlepaneel aan
op een geschikt stopcontact dat
aan de normen voldoet. Bij het
aansluiten lichten de 3 lampjes
POWER
, FAULT
en CHARGING
van het controlepaneel gelijktijdig
even op, waarna alleen het groene
lampje POWER
blijft branden,
- controleer of er geen vuil in de
laadaansluiting van de auto zit,
- verwijder de beschermkap van de
laadkabel,
- steek de speciale laadstekker in de
laadaansluiting tot deze vastklikt,
raak daarbij de knop niet aan,
- druk op de drukknop om het deksel
van de laadaansluiting te openen,
Page 314 of 328

20
Als dit niet het geval is, is het laden
niet begonnen. Herhaal de procedure
en controleer daarbij of u alles goed
hebt aangesloten.
Als de buitentemperatuur lager is
dan -25°C, is het laden wellicht
niet mogelijk.
- controleer of het
laadstroomcontrolelampje op het
instrumentenpaneel en het groene
lampje CHARGING
van het
controlepaneel blijven branden.
De energievoorraadindicator van
de tractiebatterij wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven;
de wijzer geeft de voortgang van het
laden aan.
Als de laadkabel op de
laadaansluiting van de auto is
aangesloten, is het starten van
de motor om veiligheidsredenen niet
mogelijk. Als u de motor toch probeert
te starten, zal de laadprocedure
worden afgebroken. U moet in dat
geval de laadstekker losnemen en
opnieuw op de auto aansluiten om het
laden te hervatten.
Laad de tractiebatterij eens in de
14 dagen helemaal op; hiermee zorgt
u voor een optimale levensduur van
de tractiebatterij.
Om de tractiebatterij helemaal op te laden
moet u de procedure voor normaal laden
volgen zonder het laden te onderbreken,
tot het systeem automatisch wordt
uitgeschakeld. Dit wordt bevestigd door het
doven van het laadstroomcontrolelampje
op het instrumentenpaneel. Als het
bestuurdersportier wordt geopend,
wordt tijdelijk de laadtoestandindicator
weergegeven zodat u de laadtoestand van
de tractiebatterij kunt controleren.
Als het laden begint, wordt dit
bevestigd door het knipperen van
de richtingaanwijzers.
Page 315 of 328

21
LADEN VAN DE TRACTIEBATTERIJ
- Druk op de knop om de speciale
laadstekker los te nemen,
- plaats de beschermkap op de
laadkabel,
- sluit het deksel van de
laadaansluiting en vervolgens de
klep,
- haal de stekker van de laadkabel
aan de zijde van het controlepaneel
uit het stopcontact,
- berg de laadkabel op.
Loskoppelen
Het doven van het
laadstroomcontrolelampje op
het instrumentenpaneel en het
knipperen van het groene lampje
CHARGING
van het controlepaneel
duiden erop dat het laden is voltooid.
Na het laden
- Controleer of het deksel en de
klep van de laadaansluiting zijn
gesloten.
- Let er goed op dat er geen stof of
water in de laadaansluiting, onder het
deksel van de laadaansluiting of in
de speciale laadstekker terechtkomt
(kans op brand of elektrocutie).
- Laat de kabel na het laden niet
in het stopcontact zitten (kans
op kortsluiting of elektrocutie als
de kabel nat wordt of in water
terechtkomt).
- Demonteer de laadaansluiting van de
auto en de laadkabel niet en wijzig er
niets aan (kans op brand).
Ga zorgvuldig om met de kabel en
het controlepaneel
- Trap er niet op, zorg dat ze niet
in het water terechtkomen, trek er
niet aan en stel ze niet bloot aan
schokken. Als de laadkabel of het
controlepaneel is beschadigd, dient
u deze niet te gebruiken.
- Neem voor het vervangen van
de kabel of het controlepaneel
contact op met het netwerk van de
fabrikant of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
- Doe dit ook bij een beschadiging
van het deksel of de klep van de
laadaansluiting, ook als het om
slechts een kleine beschadiging
gaat.
Als het laden is voltooid maar de
laadkabel nog is aangesloten,
wordt bij het openen van het
bestuurdersportier het laden voor een
duur van 20 seconden hervat.
Page 316 of 328
22
PROCEDURE VOOR SNELLADEN
- Controleer eerst of de
keuzeschakelaar in de stand P
staat en het contact is afgezet,
anders is het laden niet mogelijk,
Controleer of het snellaadapparaat
en de bijbehorende kabel geschikt
zijn voor uw auto.
Als de buitentemperatuur lager is
dan -25°C, is het laden wellicht
niet mogelijk.
- open de klep op het linker
voorscherm van de auto,
- druk op de vergrendeling om
het deksel van de aansluiting te
openen,
- sluit de kabel van het
snellaadapparaat aan op de
aansluiting van de auto en volg
daarbij de op het snellaadapparaat
vermelde aanwijzingen.
Raak de metalen uiteinden van de
snellaadaansluiting en de kabel
niet aan. Anders bestaat kans op
elektrocutie en/of storingen.
Als het laden begint, wordt dit
bevestigd door het knipperen van
de richtingaanwijzers.
Op het snellaadapparaat wordt
aangegeven wanneer het laden is
voltooid.
Page 317 of 328

23
LADEN VAN DE TRACTIEBATTERIJ
OVERIGE INFORMATIE
Tractiebatterij
Deze batterij slaat de voor de werking
van de motor van uw elektrische auto,
de airconditioning en de verwarming
benodigde energie op. Zoals elke
batterij raakt de tractiebatterij tijdens
het gebruik langzaam ontladen, dus
moet hij regelmatig worden opgeladen.
De tractiebatterij kan op elk moment
worden opgeladen, u hoeft dus niet
te wachten tot de reservevoorraad is
aangesproken.
Elektrisch circuit (300 V)
Het elektrische circuit "300 V" is
herkenbaar aan de oranje kabels en dit
symbool op de componenten:
Let op: houd rekening met het feit
dat de montage van elektrische
uitrusting of accessoires die niet
door de fabrikant zijn goedgekeurd,
kan leiden tot storingen in het
elektrische systeem van uw auto.
Wij raden u aan contact op te nemen
met een vertegenwoordiger van
het merk om u te laten informeren
over het assortiment uitrustingen
en accessoires voorzien van een
artikelnummer van het merk. De aandrijfl ijn van uw elektrische
auto werkt met een spanning van
ongeveer 300 V. De componenten
van dit systeem kunnen heet zijn als
het contact aan staat en enige tijd
nadat het contact is afgezet. Neem
de waarschuwingen op de stickers
in de auto in acht. Werkzaamheden
of wijzigingen aan het elektrische
systeem van de auto (componenten,
kabels, stekkers, tractiebatterij) zijn
beslist niet toegestaan vanwege het
gevaar voor ernstige brandwonden en
elektrocutie.
Neem in het geval van problemen
altijd contact op met het netwerk van
de fabrikant of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Rijden op een overstroomde
weg
Het is raadzaam niet te rijden op een
overstroomde weg. In ieder geval mag
het water niet hoger staan dan 150 mm
(tot aan de velgrand) en dient u een
snelheid van maximaal 10 km/h aan te
houden. Als u dit voorschrift niet in acht
neemt, kan het elektrische systeem
beschadigd raken. Raadpleeg in dat
geval het netwerk van de fabrikant of
een gekwalifi ceerde werkplaats om het
elektrische systeem te laten nakijken.
Wijzig niets aan de aandrijfl ijn, dit
kan leiden tot ernstige storingen.
Page 318 of 328

24
In het geval van een aanrijding of als
de onderzijde van de auto of een van
de kleppen van de laadaansluitingen
ergens door geraakt wordt
In het geval van een aanrijding, als de
onderzijde van de auto een obstakel
raakt (bijvoorbeeld: een paaltje, een hoge
stoeprand of ander straatmeubilair) of een
van de kleppen van de laadaansluitingen
ergens (licht) door geraakt wordt: deze
omstandigheden kunnen ernstige
storingen en beschadiging van het
elektrische circuit of de tractiebatterij tot
gevolg hebben. Laat uw auto zo snel
mogelijk controleren door het netwerk van
de fabrikant of door een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Raak de componenten van het
300V-circuit en de in en onder de auto
blootliggende en zichtbare oranje kabels
nooit aan.
In het geval van een ernstige
beschadiging van de tractiebatterij:
- voer niet zelf werkzaamheden uit aan
de auto,
- als er vloeistof uit de tractiebatterij
komt, raak deze dan nooit aan. Als
dit toch gebeurt, spoel de huid dan
grondig af met water en raadpleeg zo
snel mogelijk een arts.
Gebruik bij het wassen van de
carrosserie geen spuitdruk van
hoger dan 80 bar.
In het geval van brand
Zorg bij brand dat u en uw passagiers
de auto onmiddellijk verlaten. Grijp
nooit zelf in (kans op elektrocutie).
Waarschuw onmiddellijk de
hulpdiensten. Vergeet hierbij niet te
vermelden dat het om een elektrische
auto gaat.
Geluid van de auto
Buiten de auto
De bestuurder moet bijzonder
oplettend rijden vanwege het minimale
geluidsniveau van een rijdende
elektrische auto.
In het interieur
Tijdens het gebruik van de auto kunt u
specifi eke geluiden horen die normaal zijn
voor een elektrische auto, zoals:
- de relais van de tractiebatterij bij het
starten,
- de vacuümpomp bij het remmen,
- banden- en windgeruis tijdens het
rijden.
Als u de auto op een helling parkeert, is
het raadzaam eerst de handrem aan te
trekken voordat u de keuzeschakelaar
in de stand P
zet. Wanneer u weer
wegrijdt, kunt u een lichte schok en een
klapperend geluid waarnemen. Dit is een
normaal verschijnsel.
Aanwijzingen voor het wassen
Was de auto niet tijdens het opladen
van de tractiebatterij.
Controleer voor het wassen van
de auto altijd of de kleppen en de
deksels van de laadaansluitingen goed
gesloten zijn.
Gebruik, om schade aan elektrische
componenten te voorkomen, geen
hogedrukspuit:
- in de ruimte onder de motorkap,
- aan de onderzijde van de auto, ter
hoogte van de batterijpakketten.
Auto staat lange tijd stil
Laad de tractiebatterij eens in de
drie maanden helemaal op (normale
laadprocedure) als u de auto langere
tijd niet gebruikt. Controleer eerst of
de 12V-accu aangesloten is en of
deze niet ontladen is. Als dat wel het
geval is, ga dan naar het gedeelte
"12V-accu" voor informatie over het
aansluiten en bijladen van deze accu.
Parkeren van de auto
Voorschriften voor het laden
van de tractiebatterij
- Blijf niet in de auto zitten en blijf
niet in de nabijheid van de auto.
Dit geldt in het bijzonder als u een
pacemaker of ander elektronisch
medisch apparaat draagt. Uw arts
kan u verder adviseren over de
voorzorgsmaatregelen die u moet
nemen.
- Voer nooit zelf werkzaamheden
onder de motorkap uit, u kunt
daarbij ernstig lichamelijk letsel
oplopen.
U loopt kans op snijwonden doordat
de ventilator op elk moment in werking
kan treden en kans op brandwonden
doordat bepaalde delen tot 1 uur na
het laden van de tractiebatterij nog erg
heet kunnen zijn.
Page 319 of 328
25
12V-ACCU
12V-ACCU
Alle andere elektrische componenten
van uw auto worden gevoed door de
12V-accu.
Deze bevindt zich in de ruimte onder de
motorkap en wordt door de tractiebatterij
geladen als de elektromotor werkt (lampje
"Ready" op het instrumentenpaneel
brandt) en tijdens het opladen.
Als de 12V-accu ontladen is,
kan de elektromotor niet meer
worden ingeschakeld en kan de
tractiebatterij niet meer worden geladen.
Als u de auto langer dan een
maand niet gebruikt, is het
raadzaam de 12V-accu los te
koppelen. Voordat u werkzaamheden gaat
uitvoeren:
- zet de keuzeschakelaar in de
stand P
, zet het contact af,
controleer of het centrale display uit
is en controleer of de auto niet is
aangesloten op een stopcontact,
- ontgrendel de motorkap met de
hendel in het interieur, maak de
veiligheidshaak aan de voorzijde
van de auto los en open de klep,
- bevestig de motorkapsteun,
- verwijder de afdekkap van de
12V-accu om bij de polen te
komen.
Toegang tot de 12V-accu
Page 320 of 328
26
Starten met een hulpaccu
Controleer of de hulpaccu ook een
12V-accu is.
- Verwijder het afdekkapje van de ( +
)
pool,
- sluit de rode kabel op de ( +
)
pool van de lege accu aan en
vervolgens op de ( +
) pool van de
hulpaccu,
- sluit de groene of zwarte kabel aan
op de ( -
) pool van de hulpaccu,
- sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel aan op het
massapunt ( -
) van uw auto.