Page 9 of 203
Kort en bondig7Stoelverstelling
Verstelling in de lengterichting
Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te
bewegen om na te gaan of deze op
zijn plaats zit.
Stoelpositie 3 35.
Stoelinstelling 3 36.
Hoek van rugleuningen
Aan handwiel draaien. Bij het verstel‐
len de rugleuning niet belasten.
Stoelpositie 3 35.
Stoelinstelling 3 36.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel hogeromlaag:stoel lager
Hendel omhoog trekken en meer of
minder gewicht op stoel zetten om
deze hoger of lager te zetten.
Stoelpositie 3 35.
Stoelinstelling 3 36.
Rugleuning neerklappen 3 37.
Page 10 of 203
8Kort en bondigHoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Hoofdsteunen 3 34.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in
gordelslot vastmaken. De veiligheids‐ gordel mag niet gedraaid zitten en
moet strak tegen het lichaam aanlig‐
gen. De rugleuningen mogen niet te
ver naar achteren hellen (maximaal
ca. 25°).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 35.
Veiligheidsgordels 3 44.
Airbagsysteem 3 48.
Spiegelverstelling
Binnenspiegel
U verstelt de spiegel door het spie‐
gelhuis in de gewenste richting te
verplaatsen.
Spiegel met handmatige dimfunctie
3 30.
Page 11 of 203
Kort en bondig9BuitenspiegelsHandmatig verstellen
Hendel in de gewenste richting kante‐len.
De onderste spiegels zijn niet te
verstellen.
Elektrische verstellen
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren door de knop naar links _ of
rechts 6 te draaien. Beweeg daarna
de knop om de spiegel te verstellen.
In de stand o is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Bolronde buitenspiegels 3 29.
Elektrisch verstellen 3 29.
Inklapbare buitenspiegels 3 30.
Verwarmbare buitenspiegels 3 30.
Stuurwiel instellen
Hendel ontgrendelen, stuurwiel
verstellen, hendel vastklikken en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 48.
Contactslotstanden 3 114.
Page 12 of 203
10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 203

Kort en bondig111Vaste ventilatieopeningen ...111
2 Zijdelingse luchtroosters .....111
3 Lichtschakelaar ....................99
Grootlicht, dimlicht ................99
Lichtsignaal ........................... 99
Dagrijlicht ............................ 100
Richtingaanwijzers ..............101
4 Instrumenten ......................... 76
Driver Information Centre ...... 90
5 Voorruitwissers/-sproeiers ....71
Achterruitwisser/-sproeier ....71
Koplampsproeier ...................72
Dagteller terugzetten ............76
6 Middelste luchtroosters ......111
7 Documenthouder, zak
voor persoonlijk
navigatietoestel ....................60
8 Koplampverstelling ............100
Bedieningsorganen Driver
Information Center ...............90
Tripcomputer ......................... 97Instrumentenverlichting .......102
Alarmknipperlichten ............100
Mistlampen ......................... 101
Mistachterlicht ....................101
Verwarmbare achterruit ........33
Verwarmbare
buitenspiegels ....................... 30
Klok ....................................... 72
Airbag deactiveren ................52
9 Passagiersairbag .................51
10 Handschoenenkastje ...........61
11 Verwarmings- en recircu‐
latiesysteem ........................ 106
Airconditioning ....................107
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........108
12 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................121
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................122
13 Contactslot met stuurslot ...11414 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 70
15 Claxon .................................. 70
Bestuurdersairbag ...............51
16 Stuurwiel instellen ................70
17 Cruisecontrol ...................... 131
18 Zekeringenkast ...................158
19 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 143
Page 14 of 203
12Kort en bondigRijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
§:uit / dagrijlicht9:zijmarkeringslichten / koplam‐
pen
Verlichting 3 99.
Dagrijlicht 3 100.
Mistlampen
Druk op de lichtschakelaar:
>:mistlampenø:mistachterlicht
Mistlampen 3 101.
Mistachterlicht 3 101.
Lichtsignaal, grootlicht en dimlichtlichtsignaal:hendel naar u toe
trekkengrootlicht:hendel van u af
duwendimlicht:hendel naar u toe
trekken
Trek afhankelijk van de versie de
hendel naar het stuurwiel om te scha‐ kelen tussen groot- en dimlicht.
Grootlicht 3 99.
Lichtsignaal 3 99.
Page 15 of 203
Kort en bondig13Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Richtingaanwijzers 3 101.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 100.
Claxon
j indrukken.
Claxon 3 70.
Page 16 of 203
14Kort en bondigWis-/wasinstallatie
Voorruitwissers
Aan hendel draaien:
§:uitÇ:intervalwissenÈ:langzaamÉ:snel
Hendel omhoog duwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Voorruitwissers 3 71.
Wisserblad vervangen 3 149.
Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Wis-/wasinstallatie voor 3 71.
Sproeiervloeistof 3 147.
Achterruitwisser en
achterruitsproeier
Draai de strook naar stand e om de
achterruitenwisser te activeren.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
Hendel van u af duwen: Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit
gespoten en de ruitenwisser maakt
enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 71.