Page 33 of 203

Sleutels, portieren en ruiten31Ruiten
Voorruit Stickers op de voorruit
Breng rondom de binnenspiegel geen stickers, zoals bijv. tolvignetten of
soortgelijke stickers aan.
Handbediende ruiten
De portierruiten zijn met de handslin‐
gers te bedienen.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen dat niets of niemand bekneld
raakt.
Schakel het contact in om de elek‐
trisch bediende ruiten te bedienen.
Druk de schakelaar van de desbetref‐ fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Kort induwen of uittrekken: ruit bij
vasthouden van de schakelaar gaat
in stappen omhoog of omlaag.
Toets indrukken of uittrekken en
loslaten: ruit gaat geheel omhoog of
omlaag met geactiveerde beveili‐
gingsfunctie. U stopt de ruit door de
schakelaar nogmaals in dezelfde
richting te bedienen.
Bij losgetrokken contactsleutel of in
de stand 0 kunnen de ruiten na het
openen van een portier ongeveer
twee minuten worden bediend en
worden gedeactiveerd.
Beveiligingsfunctie Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten op weerstand, dan stopt het
sluiten onmiddellijk en beweegt de ruit weer omlaag.
Bij het vijf keer binnen een minuut
activeren van de beveiligingsfunctie
wordt deze gedeactiveerd. De ruiten sluiten alleen in stappen en niet auto‐ matisch.
Activeer de ruitelektronica door de
ruiten te openen. De beveiligings‐
functie werkt weer en de ruiten
werken normaal.
Page 34 of 203

32Sleutels, portieren en ruitenOverbelastingWorden de ruiten in korte tijd meer‐
maals bediend, dan wordt de ruitbe‐
diening enige tijd gedeactiveerd.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Kunt u de ruiten niet automatisch slui‐ ten (bijv. na het loskoppelen van de
accu), dan moet u de ruitelektronica
als volgt activeren:
1. Portieren sluiten.
2. Ontsteking inschakelen.
3. Trek aan de schakelaar totdat de ruit gesloten is en blijf nog eens
vijf seconden eraan trekken.
4. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk mits afhankelijk van de versie
aanwezig op H om de elektrisch
bediende ruiten achter te deactive‐
ren.
Druk voor het opnieuw activeren
nogmaals op H.
Ruiten van de buitenzijde
bedienen
Bij het vergrendelen of ontgrendelen
van de auto kunnen de ruiten afhan‐
kelijk van de versie van buiten de auto
op afstand worden bediend.
Centrale vergrendeling 3 23.
Houd Ä ingedrukt om de ruiten te
openen.
Houd e ingedrukt om de ruiten te slui‐
ten.
Laat de toets los om de ruit te stop‐
pen.
Page 35 of 203
Sleutels, portieren en ruiten33Achterste zijruiten
Achterste zijruiten openen
Zet de hendel naar buiten totdat de
ruit geheel open is.
Trek de hendel naar u toe en druk
erop totdat de ruit geheel gesloten is.
Achterruitverwarming
Om in te schakelen Ü indrukken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Zonnekleppen Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Afdekkingen van eventueel in de
zonnekleppen aanwezige make-
upspiegels tijdens het rijden gesloten houden.
Aan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.
Page 36 of 203

34Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 34
Voorstoelen .................................. 35
Stoelpositie ................................ 35
Stoelverstelling .......................... 36
Rugleuning neerklappen ...........37
Armsteun ................................... 39
Verwarming ............................... 39
Achterbank ................................... 40
Zitplaatsen tweede zitrij .............40
Zitplaatsen derde zitrij ...............41
Veiligheidsgordels .......................44
Driepuntsgordel ......................... 46
Airbagsysteem ............................. 48
Frontaal airbagsysteem .............51
Zijdelings airbagsysteem ...........52
Airbag deactiveren ....................52
Kinderveiligheidssystemen ..........54
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 57Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Instellen
Hoofdsteunen voor,
hoogteverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen en vastklikken.
Page 37 of 203
Stoelen, veiligheidssystemen35Hoofdsteunen achter,
hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoog trekken of
ontgrendelingsknoppen indrukken en
hoofdsteun omlaag schuiven.
Verwijderen
Hoofdsteunen achter, verwijderenDruk beide ontgrendelingsknoppen
in, trek de hoofdsteun omhoog en
verwijder deze.
Berg de verwijderde hoofdsteun goed
in de bagageruimte op. Bij verwij‐
derde hoofdsteun niemand op de
desbetreffende zitplaats vervoeren.
Let op
Goedgekeurde accessoires mogen
alleen bevestigd worden als de stoel niet wordt gebruikt.Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Berg nooit voorwerpen onder de
stoelen op, behalve in het opberg‐
vak onder de passagiersstoel
3 62.
Page 38 of 203

36Stoelen, veiligheidssystemen
● Met zitvlak zo ver mogelijk tegende rugleuning zitten. De afstand
tot de pedalen zo instellen dat de
benen bij het intrappen van de
pedalen licht gebogen zijn. De
passagiersstoel voor zo ver
mogelijk naar achteren schuiven.
● Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en
alle instrumenten goed kunt afle‐ zen. Tussen hoofd en dakframe
moet minstens een handbreed
tussenruimte zitten. De dijen moeten licht op de zitting rusten,
zonder druk uit te oefenen.
● Met schouders zo ver mogelijk tegen de rugleuning zitten. De
hoek van de rugleuning zo instel‐
len dat u het stuurwiel met licht
gebogen armen kunt vastpak‐
ken. Bij het verdraaien van het
stuurwiel, contact blijven houden
tussen schouders en rugleuning.
De rugleuning mag niet te ver achteroverhellen. De aanbevo‐
len hellingshoek bedraagt maxi‐ maal ca. 25°.
● Stel de stoel en het stuur zodanig
op elkaar af dat wanneer uw pols bovenop het stuur rust, uw arm
volledig is gestrekt en uw schou‐
ders de rugleuning raken.
● Stuurwiel instellen 3 70.
● Hoofdsteun instellen 3 34.
● Hoogte veiligheidsgordel instel‐ len 3 46.
● Lendensteun zodanig afstellen dat deze de natuurlijke vorm van
de ruggengraat ondersteunen
3 36.Stoelverstelling
Rijd alleen met goed vastgeklikte
stoelen en rugleuningen.
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te
bewegen om na te gaan of deze op
zijn plaats zit.
Page 39 of 203
Stoelen, veiligheidssystemen37Rugleuning voorstoelen
Aan handwiel draaien. Bij het verstel‐
len de rugleuning niet belasten.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel hogeromlaag:stoel lager
Hendel omhoog trekken en meer of
minder gewicht op stoel zetten om
deze hoger of lager te zetten.
Lendensteun
Lendensteun met draaiknop naar
wens afstellen.
Aan draaiknop draaien voor meer of
minder lendensteun.
Rugleuning neerklappen
Rugleuning passagiersstoel voor
neerklappen
Afhankelijk van de versie kan de
rugleuning van de passagiersstoel
voor in de tafelstand worden neerge‐ klapt.
Page 40 of 203

38Stoelen, veiligheidssystemenSchuif de passagiersstoel voor zo ver
mogelijk naar achteren, opdat deze
tijdens het neerklappen het instru‐
mentenbord niet raakt.
Let op
Wanneer de stoel in de hoogste
stand is, de hoofdsteunen 3 34
omlaag duwen alvorens de rugleu‐
ning neer te klappen.
Zorg dat niets belet dat de rugleu‐
ning neerklapt, bijv. zonneklep, handschoenenkastje.Aan de ontgrendelingshefbomen (1)
trekken, de rugleuning helemaal naar voren klappen en de hefbomen losla‐
ten. Druk dan de rugleuning verder
helemaal vlak.
Trek aan de flap (2) onderaan de
rugleuning en druk daarbij de rugleu‐
ning zo ver mogelijk omlaag.
Bij sommige versies zit er één
ontgrendelingshefboom aan de
binnenkant van de passagiersstoel
voor. Trek aan de ontgrendelingshef‐
boom, klap de rugleuning geheel naar
voren, laat de hefboom los en druk de rugleuning helemaal vlak omlaag. Bij
sommige versies zit er geen flap
onderaan de rugleuning.
Let op
Zithoek bij naar voren geklapte
rugleuning niet met handwiel
verstellen.9 Waarschuwing
Wanneer de passagiersstoel voor
in de opgeklapte stand is, moet het airbagsysteem voor de passagier
voor worden gedeactiveerd.
Airbag deactiveren 3 52.
9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen voorwer‐
pen in het voertuig rondgeslingerd worden en letsel of schade aan delading of de auto veroorzaken.
Rugleuning passagiersstoel voor
opklappen
Trek om de stoel weer rechtop te
zetten aan de flap onderaan de
rugleuning en trek de rugleuning
tegelijkertijd zo ver mogelijk omhoog.