Page 73 of 203

Instrumenten en bedieningsorganen71Wis-/wasinstallatie voorruit
Voorruitwissers
Aan hendel draaien:
§:uitÇ:intervalwissenÈ:langzaamÉ:snel
Hendel omhoog duwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand Ç.
De voorruitenwisser past zich auto‐ matisch aan de snelheid van de auto
aan.
Voorruitsproeiers
Kort aan hendel trekken, er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten.
Hendel naar u toe trekken en vast‐
houden, er wordt sproeiervloeistof op
de voorruit gespoten en de ruitenwis‐
ser werkt totdat u de hendel loslaat.
Sproeiervloeistof 3 147, Wisserblad
vervangen 3 149.
Wis-/wasinstallatie
achterruit
Draai de strook naar stand e om de
achterruitenwisser te activeren.
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit
gespoten en de ruitenwisser maakt
enkele slagen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐ ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
Page 74 of 203

72Instrumenten en bedieningsorganenSproeiervloeistof 3 147, Wisserblad
vervangen 3 149.
Koplampsproeiers
Na het inschakelen van het dimlicht
wordt er bij het inschakelen van de
voorruitsproeiers (afhankelijk van de
versie) sproeiervloeistof op de
koplampen gesproeid.
Let op
Er wordt geen sproeiervloeistof op de koplampen gesproeid als het
vloeistofpeil te laag is.
BuitentemperatuurAfhankelijk van de versie wordt de
buitentemperatuur (mits aanwezig) continu weergegeven op het Driver
Information Center (DIC) 3 90, of
weergegeven op het Driver Informa‐
tion Center door TRIP aan het
uiteinde van de wisserhendel 3 97
in te drukken.9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Afhankelijk van de versie (standaard-
of multifunctioneel display) kan/
kunnen de actuele tijd en/of datum
verschijnen op het Driver Information
Center 3 90.
U kunt de waarden met SETq, R en
S op het instrumentenbord aanpas‐
sen.
Tijd instellen in Driver Information
Center - standaardversie
1. Druk één keer op SETq voor het
instellingenmenu.
2. Blader door de menuopties met R of S totdat HOUR verschijnt.
3. Druk op SETq voor deze menu‐
optie; de uren knipperen op het display.
4. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te
zetten.
5. Druk op SETq om de wijzigingen
te bevestigen; de minuten knippe‐ ren op het display.
Page 75 of 203

Instrumenten en bedieningsorganen736.Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te
zetten.
7. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om
automatisch naar het vorige
scherm van het display te gaan.
Tijd en datum instellen in Driver
Information Center -
multifunctionele versie
Tijd instellen
Na het selecteren van deze menu‐
optie kunt u de tijd instellen of de klok‐
modus op 12 uurs of 24 uurs weer‐
gave instellen.
Druk één keer op SETq voor het
instellingenmenu.
Blader door de menuopties met R of
S totdat Stel uur in verschijnt.
Druk op SETq voor deze menuoptie;
Uur verschijnt.Stel de tijd als volgt in:
1. Druk op SETq voor de subme‐
nuoptie Uur; de uren knipperen op
het display.
2. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te
zetten.
3. Druk op SETq om de wijzigingen
te bevestigen; de minuten knippe‐ ren op het display.
4. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te
zetten.
5. Druk kort op SETq om wijzigin‐
gen te bevestigen.
Stel de klok als volgt op 12 uurs- of 24
uursweergave in:
1. Na het instellen van de tijd kan Formaat automatisch verschij‐
nen. Druk eventueel op R of S
om deze submenuoptie te selec‐
teren.
2. Druk op SETq voor deze subme‐
nuoptie: het display knippert.3. Druk op R of S om de klokmodus
op 12h of 24h in te stellen.
4. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om
automatisch naar het vorige
scherm van het display te gaan.
Datum instellen 1. Druk één keer op SETq voor het
instellingenmenu.
2. Blader door de menuopties met R of S totdat Stel dag in
verschijnt.
3. Druk op SETq voor deze menu‐
optie; het jaar knippert op het
display.
4. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te
zetten.
5. Druk op SETq om de wijzigingen
te bevestigen; de maand knippert op het display.
6. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te
zetten.
7. Druk op SETq om de wijzigingen
te bevestigen; de dag knippert op
het display.
Page 76 of 203
74Instrumenten en bedieningsorganen8.Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te
zetten.
9. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om
automatisch naar het vorige
scherm van het display te gaan.
Elektrische aansluitingen
Op de voorkant van de middencon‐
sole zit een 12 V-aansluiting.
12 V-aansluitingen achterin Afhankelijk van de modelvariant
zitten er 12 V-aansluitingen in de
zijwand van de bagageruimte.
Bestelwagen met korte wielbasis
Bestelwagen met lange wielbasis
Combo Tour
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
180 watt.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, zijn de stekkerdozen gedeacti‐
veerd. De 12 V-aansluitingen worden
ook gedeactiveerd wanneer de accu‐ spanning te laag is.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Page 77 of 203
Instrumenten en bedieningsorganen75Voorzichtig
Sluit geen apparatuur aan die
stroom levert, zoals elektrische
laadapparatuur of accu's.
Aansluitbus niet beschadigen
door het gebruik van ongeschikte stekkers.
Sluit alle elektrische verbruikers afwanneer u de bandenreparatieset
gebruikt. Bandenreparatieset 3 166.
USB-poort, AUX-aansluiting
Aan de achterkant van de midden‐
console zitten een USB-poort en een AUX-aansluiting voor het aansluiten
van externe audiobronnen.
Schuif de kap (mits aanwezig) open
om bij de aansluiting te komen.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon
en droog.
Meer informatie staat in de handlei‐ ding van het infotainment-systeem.
Aansteker
Er zit een aansteker in de midden‐
console.
Aansteker induwen. Zodra de spiraal
gloeit, wordt de aansteker automa‐
tisch uitgeschakeld. Aansteker
uittrekken.
AsbakkenVoorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐ baar afval.
De draagbare asbak moet in de
bekerhouders in de middenconsole
worden geplaatst.
Page 78 of 203
76Instrumenten en bedieningsorganenWaarschuwingslam‐
pen, meters en controlelampen
Instrumentengroep
De naalden van de instrumenten
draaien mogelijk even tot tegen de
eindaanslag wanneer de ontsteking
wordt ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Kilometerteller
Toont de geregistreerde afstand in
km.
H kan op het display verschijnen
totdat de auto 100 km heeft afgelegd.
Dagteller
Geeft de gemeten afstand weer sinds
de laatste reset.
Afhankelijk van de versie (standaard- of multifunctioneel display) kunnen
twee onafhankelijke dagtellers, A of
B , de afgelegde afstand na de laatste
reset aangeven.
Om de dagteller te resetten, TRIP aan
het uiteinde van de wisserhendel
3 97 gedurende enkele seconden
ingedrukt houden terwijl de relevante
dagteller wordt weergegeven.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan.
In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.
Page 79 of 203

Instrumenten en bedieningsorganen77Brandstofmeter
Weergave van het brandstofpeil of
gaspeil in de tank, afhankelijk van de geselecteerde brandstof.
Tijdens het rijden op aardgas scha‐
kelt het systeem automatisch over op rijden op benzine als de gastanks
leeg zijn 3 77. Brandstofkeuze‐
schakelaar 3 135.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp $.
Let op
Het symbool k naast Y geeft aan
dat de tankklep links op de auto zit.
Tank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
De naald wijst naar 0 en controlelamp
$ knippert ter indicatie van een
storing in het systeem. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Controlelampje te laag brandstofpeil
$ 3 88.
CNG-brandstofmeter
Bij het rijden op aardgas geven de
vier verticale balkjes naast CNG het
methaanpeil in de cilinders aan.
Naarmate het brandstofpeil daalt,
verdwijnen de balkjes op de CNG- brandstofmeter.
CNG en het ene resterende blakje
knipperen als het methaanpeil in de cilinders laag is.
Tanken 3 136.
Brandstofkeuzeschakelaar
Met Y in de middenconsole (mits
aanwezig) schakelt u tussen benzine
en aardgas. De LED 1-status toont
de huidige werkingsmodus.
1 uit:rijden op aardgas1 brandt:rijden op benzine
Page 80 of 203

78Instrumenten en bedieningsorganenAls bij het rijden op aardgas controle‐lamp Y op het Driver Information
Center 3 90 oplicht, zijn de aard‐
gastanks leeg en schakelt de auto
automatisch over op het rijden op
benzine.
Brandstof voor rijden op aardgas
3 135, bijtanken 3 136.
Koelvloeistoftemperatuur‐ meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
Als controlelampje $ brandt, is de
koelvloeistoftemperatuur te hoog.
Afhankelijk van de versie verschijnt er
een bericht op het Driver Information Center 3 90. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het service-display is beschikbaar in
auto's met multifunctionele versie van het Driver Information Center 3 90.
Na het inschakelen van het contact
verschijnt mogelijk kort de resterende
afstand tot de volgende onderhouds‐
beurt. Afhankelijk van de rijomstan‐
digheden kan een onderhoudsbeurt
met aanzienlijk variërende tussenpo‐
zen worden gemeld.
Als de resterende afstand of tijd tot de volgende onderhoudsbeurt minder
dan 2.000 km is, verschijnt Serv. op
het Driver Information Center. De
herinnering onderhoudsbeurt
verschijnt na elke volgende 200 km
en wordt frequenter wanneer de
resterende afstand minder dan
200 km is.
Wanneer de resterende afstand nul
is, verschijnt er een waarschuwings‐
bericht, bijv. Onderhoudsb.
verstreken , op het Driver Information
Center.
De auto vergt een onderhoudsbeurt.
De hulp van een werkplaats inroepen.