Page 225 of 398

223
308_nl_Chap07_info-pratiques_ed02-2015
Allesdragers monteren
Neem het in de handleiding van
de allesdragers aangegeven
maximumgewicht voor de belading in acht.
Houd u bij het monteren van de dwarsdragers
aan hun montageplaats, deze zijn
herkenbaar aan de bevestigingspennen in de
portiersponningen.
ge
bruik door P
e
ugeot
goedgekeurde
accessoires en houd u aan de
aanwijzingen en instructies in de
montagehandleiding van de fabrikant
om beschadiging van de carrosserie
(vervorming, krassen, ...) te voorkomen. Pas bij een belading hoger dan
40
cm de rijsnelheid aan aan de
rijomstandigheden om schade
aan de allesdragers en de
bevestigingsplaatsen op het dak te
voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land
met betrekking tot het vervoeren van
voor werpen die langer zijn dan de auto.Met dakrails
u moet de allesdragers bevestigen op de
d akrails. ge bruik daarbij de bevestigingspunten
die met merktekens in de dakrails zijn
aangegeven.
Aanbevelingen
- gebruik uit veiligheidsoverwegingen en om te voorkomen dat het dak van uw auto
beschadigd raakt uitsluitend voor uw auto
goedgekeurde allesdragers.
-
Z
org voor een gelijkmatige verdeling en
voorkom overbelasting aan één kant.
-
P
laats de zwaarste lading zo dicht mogelijk
bij het dak.
-
S
jor de lading goed vast en markeer buiten
de auto stekende lading.
-
Rijd behoedzaam: wees bedacht op een
grotere zijwindgevoeligheid (de stabiliteit van de
auto kan door de belading worden beïnvloed).
- Ver wijder de allesdragers zodra deze niet meer nodig zijn.
7
Praktische informatie
Page 226 of 398
224
308_nl_Chap07_info-pratiques_ed02-2015
Het bevestigen van een drager aan de
achterklep is niet toegestaan.
Fietsendrager /
accessoires
Praktische informatie
Page 227 of 398

225
308_nl_Chap07_info-pratiques_ed02-2015
Peugeot & totA L,
eeN SAMeNWeR KINg IN Het
te
KeN
VAN
PR
e
S
tAtIe
S
!
Innovatie als sleutel voor succes
De afdelingen Research & Development van totA L werken samen met de afdelingen
van P
e
ugeot om smeermiddelen van hoge
kwaliteit te ontwikkelen die geschikt zijn voor
de nieuwste technologieën die in auto's van het
merk P
e
ugeot worden toegepast. u bent op die
manier verzekerd van optimale prestaties en een
maximale levensduur van de motor van uw auto.
De 208
HYbrid F
e
is een uitstekend voorbeeld
van het vermogen van P
e
ugeot en tot
A
L om
innovatieve technologieën te ontwikkelen die
blijk geven van een nieuwe visie op de toekomst.
De 208 HYbrid FE is een hightech prototype dat uitzonderlijke prestaties lever t: deze auto
h eeft een brandstofverbruik van 1,9 l/100 km en accelereer t in 8 s van 0 naar 100 km/h.
Vermindering van de uitstoot van
schadelijke stoffen,
een realiteit
De smeermiddelen van totA L zijn ontwikkeld
om het rendement van de motoren nog
verder te verbeteren en de systemen voor
uitlaatgasnabehandeling te beschermen. Voor
een correcte werking van deze systemen is het
belangrijk dat de onderhoudsvoorschriften van
P
e
ugeot
w
orden nageleefd.
ADVISEERT
7
Praktische informatie
Page 228 of 398

226
308_nl_Chap07_info-pratiques_ed02-2015
Motorkap
Schakel het Stop & Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren, om letsel
door het automatisch activeren van de
S
tA
R
t-
stand te voorkomen.
Openen Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F
Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en
laat deze aan het einde van de slag in het
slot vallen.
F
t
r
ek aan de motorkap om te controleren of
deze goed vergrendeld is.
F
N
eem de motorkapsteun uit de houder
en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
op
en de motorkap niet als het hard waait.
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak
en de motorkapsteun (kans op
brandwonden).
ge
bruik nooit een hogedrukreiniger om
de motorruimte schoon te maken: de
elektrische componenten kunnen dan
beschadigd raken.
F
t
r
ek aan de hendel naar u toe en til de
motorkap op.
F
o
p
en het portier.
F
t
r
ek de hendel aan de onderzijde van het
portierkader naar u toe.
Praktische informatie
Page 229 of 398
227
308_nl_Chap07_info-pratiques_ed02-2015
Benzinemotor
1. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
2. Reservoir koelvloeistof.
3.
V
ulopening remvloeistof.
4.
A
ccu/zekeringen.
5.
Zekeringkast.
6.
Luchtfilter.
7.
ol
iepeilstok.
8.
M
otorolie (bij)vullen.
De afbeelding van deze motor dient als voorbeeld. De plaats van de oliepeilstok en de olievuldop is
afhankelijk van de motoruitvoering.
7
Praktische informatie
Page 230 of 398
228
308_nl_Chap07_info-pratiques_ed02-2015
* Volgens motoruitvoering.
Dieselmotor
1. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
2. R
eservoir koelvloeistof.
3.
V
ulopening remvloeistof.
4.
A
ccu/zekeringen.
5.
Zekeringkast.
6.
Luchtfilter.
7.
ol
iepeilstok.
8.
M
otorolie (bij)vullen.
9.
Handopvoerpomp*. De afbeelding van deze motor dient als voorbeeld. De plaats van de oliepeilstok en de olievuldop is
afhankelijk van de motoruitvoering.
Praktische informatie
Page 231 of 398

229
308_nl_Chap07_info-pratiques_ed02-2015
Niveaus controleren
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de
motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd
via de motorolieniveaumeter op
het instrumentenpaneel (volgens
uitvoering) of met de oliepeilstok.Controle met de oliepeilstok
F Kijk waar de oliepeilstok zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de benzine- of
dieselmotor.
F
t
r
ek aan het gekleurde uiteinde om de
oliepeilstok volledig uit de schacht te
trekken.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voor waarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij,
tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het P
e
ugeot
-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
A = MA XI
De controle van het motorolieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een horizontale
ondergrond staat en de motor ten minste
30
minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
P
e
ugeot
adviseert u om elke 5000 km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen. B = MINI
Als u ziet dat het oliepeil boven het
merkteken
A of onder het merkteken B ligt,
star t de motor dan niet .
-
A
ls het oliepeil boven het merkteken MAXI
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het P
e
ugeot
-
netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het
merkteken
MINI, vul dan altijd motorolie bij.
7
Praktische informatie
Page 232 of 398

230
308_nl_Chap07_info-pratiques_ed02-2015
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ververst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
F Kijk waar de olievuldop zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de benzine- of
dieselmotor.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
g
i
et de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
vervolgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht. Na het bijvullen zal de olieniveaumeter
op het dashboard bij het aanzetten van
het contact na 30 minuten de juiste
waarde aangeven.
Olie ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het verversingsinterval voor uw
auto.
Maak om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen nooit gebruik van additieven in de
motorolie.
Praktische informatie