Page 169 of 398

167
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Automatisch
schakelprogramma
Zet de selectiehendel nooit in de
stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand
P of R als de auto niet volledig
stilstaat.
Programma's Sport en Sneeuw
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
op h
et instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding S .
Sneeuw "T"
F Druk op de toets " T" als de motor is gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weinig grip.
op h
et instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding T .
Terugkeren naar het
automatische programma
F om terug te keren naar het automatische
programma kunt u het programma Sport
of Sneeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets ( S of "T") te drukken.
Kruipfunctie (rijden zonder
gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage
snelheid soepeler (inparkeren, filerijden, ...).
Als de motor draait, de parkeerrem is vrijgezet
en de stand D , M of R is geselecteerd, zet de
auto zich langzaam in beweging zodra u
het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het
gaspedaal bedient).
ui
t veiligheidsover wegingen wordt deze functie
alleen geactiveerd als u het rempedaal intrapt
tijdens het inschakelen van de stand D , de
stand M of de stand R .
Deze functie wordt uitgeschakeld zodra het
bestuurdersportier wordt geopend. Sluit om de
functie weer in te schakelen het portier en trap
het rempedaal of gaspedaal in.
Laat bij draaiende motor nooit kinderen
alleen in de auto achter.
Als uw auto is uitgerust met de "Dynamische
functie", raadpleeg dan de rubriek waarin de
stand Sport wordt beschreven.
F
S
electeer de stand D om automatisch
te laten schakelen tussen de zes
versnellingen.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-
adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft
te schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte versnelling,
afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg
en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de
stand van de selectiehendel te wijzigen,
moet het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak
schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnellingsbak
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
om d
e veiligheid te verbeteren schakelt de
versnellingbak niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.Sport "S"
F Druk op de toets "S" als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
6
Rijden
Page 170 of 398

168
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
F Selecteer de stand M om sequentieel te
schakelen in de zes versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar de +
om één versnelling op te schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar de -
om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
op het instrumentenpaneel verdwijnt de
aanduiding D en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
er k
an elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
automatische transmissie automatisch de
stand
M1.
D
e programma's Sport en Sneeuw kunnen niet
worden ingeschakeld in de handbediende stand.
Handmatig schakelen
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Als de selectiehendel niet in de stand P
s taat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer
45 seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P;
het geluidssignaal stopt en de
melding verdwijnt. Bij aangezet contact wordt een
melding op het display van het
instrumentenpaneel weergegeven die
duidt op een storing in de transmissie.
Storing
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld.
u kunt dan een hevige schok waarnemen
bij het selecteren van R vanuit de stand P, of
R vanuit de
stand
N. D
it is niet gevaarlijk voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door het P
e
ugeot
-
n
etwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
tr
ek in beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto te blokkeren (als de parkeerrem niet in
de automatische stand staat). De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het
rempedaal gelijktijdig intrapt,
-
a
ls u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit
de stand P geforceerd naar een
andere stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende motor
(file...) te beperken, de selectiehendel in
de stand N en trek de parkeerrem aan,
behalve als deze in de automatische
stand staat.
Rijden
Page 171 of 398

169
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Driver Sport Pack
Dit pakket beïnvloedt:
- de visuele sfeer met een specifieke
achtergrondverlichting van het instrumentenpaneel,
- het motorgeluid,
- de stuurbekrachtiging,
-
d
e acceleratie,
-
d
e informatie voor de bestuurder
over dynamische parameters, op het
instrumentenpaneel.
Deze functie is uitsluitend beschikbaar
als de Park Assist en de stand Sneeuw
van de automatische transmissie niet
zijn geselecteerd.
Als de Park Assist wordt ingeschakeld,
wordt deze functie automatisch
uitgeschakeld.
Inschakelen
F Druk op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de verschillende
gegevens van de dynamische parameters
op het instrumentenpaneel weer te geven.
Deze telemetrische gegevens
(versnelling in lengte- en dwarsrichting,
geleverd vermogen, vuldruk, ...) dienen
uitsluitend ter informatie.
F
H
oud de knop ingedrukt tot de
achtergrondverlichting van het
instrumentenpaneel verandert.
Het lampje van de toets blijft branden.
Weergave
F Druk herhaaldelijk op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar om naar een volgend scherm te gaan.
Als het lampje knippert, kan de functie niet
worden ingeschakeld (bijvoorbeeld als de Park
Assist of de stand Sneeuw is geselecteerd) en
gaat de achtergrondverlichting weer over naar
de normale modus.
Als het lampje langdurig blijft knipperen, neem
dan contact op met het P
e
ugeot
-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij auto's met een automatische
transmissie verloopt het schakelen sneller.
6
Rijden
Page 172 of 398

170
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Stop & Start
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het verklikkerlampje "ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden en de motor
wordt automatisch in de S
t
o
P
-stand gezet:
- Als u bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak bij een snelheid lager
dan 20 km/h of bij stilstaande auto
(afhankelijk van de motoruitvoering) de
versnellingshendel in de neutraalstand zet
en het koppelingspedaal loslaat.
ta
nk nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem in de S
t
o
P
-stand is gezet.
Zet in dat geval altijd het contact af. Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in de
S
t
o
P
-stand wordt gezet, blijven alle
andere componenten zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging normaal
functioneren.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen,
kan het een ogenblik duren voordat de
motor wordt afgezet.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De belangrijkste redenen waarom de St oP -
stand niet wordt geactiveerd zijn:
-
d
e auto bevindt zich op een steile helling
(bergopwaarts of bergafwaarts),
-
he
t bestuurderportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt,
-
d
e auto heeft sinds de laatste start door de
bestuurder niet sneller dan 10 km/h gereden,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-
d
e klimaatregeling in het interieur laat het
niet toe,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r zijn bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging,
buitentemperatuur...).
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-
systeem, registreert een teller hoelang de
S
t
o
P
-stand tijdens een traject is geactiveerd.In dit geval knippert het
verklikkerlampje "ECO" een
paar
seconden, waarna het uitgaat.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (S
t
o
P
-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(S
tA
R
t-
stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en
een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Stop & Start-teller(minuten/seconden of uren/minuten)
- Bij een automatische transmissie , als u
bij stilstaande auto het rempedaal intrapt of
de selectiehendel in de stand N zet.
De teller wordt elke keer als u het contact aanzet
weer op nul gezet.
Rijden
Page 173 of 398

171
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Overgang naar de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart:
-
A
ls u bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal
volledig intrapt. De StA
Rt- stand wordt automatisch
geactiveerd als:
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
- het bestuurderportier wordt geopend,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is dan
25 km/h of 3 km/h (afhankelijk van de
motoruitvoering) bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
-
d
e snelheid van de auto hoger is dan
3
km/h bij een automatische transmissie,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...). Als het systeem in de S
t
o
P
-stand
wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor direct weer gestart.
u kunt deze functie op elk willekeurig moment uitschakelen
d oor de schakelaar "ECO OFF " in te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar gaat branden en er
verschijnt een melding.
Uitschakelen / Inschakelen
Het verklikkerlampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat dan uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
-
B
ij een automatische transmissie
:
●
a
ls u, met de selectiehendel in de
stand D of M , het rempedaal loslaat,
●
a
ls u, met de selectiehendel in de
stand N en het rempedaal niet ingetrapt,
de selectiehendel in de stand D of M zet,
●
o
f als u de achteruitversnelling
selecteert.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra de motor door de
bestuurder wordt gestart.
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF"
.
Het systeem is dan weer ingeschakeld; het
controlelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.
6
Rijden
Page 174 of 398

172
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Storing
Bij een storing in het systeem gaat dit
verklikkerlampje permanent branden.
Laat het systeem controleren door
het P
e
ugeot
-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de S
t
o
P
-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer
wil aanslaan of direct afslaat.
Alle verklikkerlampjes gaan branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er daarnaast
een waarschuwingsmelding verschijnen,
waarbij verzocht wordt om de selectiehendel in
de stand N te zetten en opnieuw het rempedaal
in te trappen.
u
moet het contact uitzetten en de motor
opnieuw starten.
Schakel omwille van de veiligheid het Stop &
S tart-systeem altijd uit als u handelingen
onder de motorkap wilt uitvoeren om
verwondingen door het automatisch
activeren van de S
tA
R
t-
stand te voorkomen.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken en maakt
gebruik van een speciale 12V-accu (raadpleeg
voor meer informatie het P
e
ugeot
-
netwerk).
Het gebruik van een andere dan de door
P
e
ugeot voorgeschreven accu's kan leiden tot
storingen in het systeem.
Maak voor het opladen van de 12V-accu gebruik
van een 12V-acculader. De polariteiten mogen
hierbij niet worden omgekeerd.
Onderhoud
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden
uitvoeren bij een gekwalificeerde
werkplaats, bijvoorbeeld een
servicepunt van het P
e
ugeot
-
n
etwerk, die over alle deskundigheid en
speciale gereedschappen beschikt.
Rijden
Page 175 of 398

173
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Snelheden opslaan
Opslaan
Met behulp van deze functie kunt u snelheden opslaan die u vervolgens kunt gebruiken voor de configuratie van de twee functies snelheidsbegrenzer
(maximumsnelheid) en snelheidsregelaar (kruissnelheid).
u
kunt voor beide functies zes snelheden opslaan in het geheugen van het systeem. e
r z
ijn standaard al snelheden opgeslagen.
F
S
electeer het menu " Rijhulpsysteem".
Voer deze handelingen omwille van de
veiligheid alleen uit als de auto stilstaat. F
S
electeer de functie waarvoor u nieuwe
snelheden wilt opslaan:
Deze functie kan worden ingesteld via het
touchscreen tablet.
F
V
oer de nieuwe waarde in met de
nummertoetsen en bevestig.
F
B
evestig om de wijzigingen op te slaan en
sluit het menu af.
●
s
nelheidsbegrenzer
of
F
D
ruk op de toets van de snelheid die u wilt
wijzigen. Als u op deze toets drukt, worden de
fabrieksinstellingen weer teruggezet.
Touchscreen
F Druk op de secundaire pagina op
"Inst. snelheden ".
●
sn
elheidsregelaar.
6
Rijden
Page 176 of 398

174
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Bediening op het stuurwiel
6. Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/onderbroken.
7.
S
nelheidsbegrenzer geselecteerd.
8.
I
ngestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzer "LIMIt"
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
1.
S
electeren van de snelheidsbegrenzer.
2.
V
erlagen van de ingestelde snelheid.
3.
V
erhogen van de ingestelde snelheid.
4.
In
schakelen / onderbreken van de
snelheidsbegrenzing.
5.
W
eergeven van de lijst van opgeslagen
snelheden.
Weergave op het instrumentenpaneel
om de snelheidsbegrenzer te kunnen
inschakelen moet de ingestelde snelheid
minimaal 30 km/h bedragen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de toets.
tr
ap het gaspedaal voorbij de weerstand in om
de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de ingestelde
maximumsnelheid het gaspedaal los tot de
wagensnelheid weer beneden de ingestelde
snelheid ligt.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten
van het contact opgeslagen in het geheugen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het opslaan van
snelheden.
Rijden