Page 177 of 398

175
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Inschakelen / Pause
F Draai de rolknop 1 in de stand "LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
S
chakel de snelheidsbegrenzer in door
op de toets 4 te drukken, als de gewenste
snelheid wordt weergegeven (standaard de
laatste geprogrammeerde snelheid).
F
u kunt de werking van de
snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken
door nogmaals op de toets 4 te drukken:
het onderbreken wordt bevestigd op het
display (Pause).
er k
an een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
Als de functie is geselecteerd, kunt u als volgt
de waarde van de snelheid wijzigen:
-
d
ruk op de toets 2 of 3 om de weergegeven
snelheid te verhogen of te verlagen:
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5 km/h. -
d
oor op de toets 5 te drukken:
F
d
e zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F
d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
D
e waarde wordt direct weergegeven op
het instrumentenpaneel.
H
et selectiescherm wordt na enkele
seconden gesloten.
Instellen van de
maximumsnelheid (instelling)
6
Rijden
Page 178 of 398

176
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Bij snel accelereren, bijvoorbeeld in een
steile afdaling, kan de snelheidsbegrenzer
niet altijd voorkomen dat de ingestelde
snelheid wordt overschreden.
De snelheidsbegrenzer wordt dan tijdelijk
uitgeschakeld en de ingestelde snelheid
knippert op het display.
Als de ingestelde snelheid zonder ingreep
van de bestuurder wordt overschreden,
knippert de snelheid in combinatie met
een geluidssignaal.
Bij gebruik van matten die niet zijn
goedgekeurd door P
e
ugeot kan de
werking van de snelheidsbegrenzer
worden gehinderd.
om t
e voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed is
bevestigd,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Het knipperen van streepjes wijst op een
storing in de snelheidsbegrenzer.
Laat het systeem controleren door het
P
e
ugeot
-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.Storing
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Uitschakelen
F trap het gaspedaal met kracht in tot
voorbij het zware punt om de ingestelde
snelheid te overschrijden.
De werking van de snelheidsregelaar wordt
tijdelijk onderbroken en de weergegeven
ingestelde snelheid knippert.
Als de ingestelde snelheid zonder ingreep
van de bestuurder wordt overschreden
(bijvoorbeeld in een steile afdaling), knippert de
snelheid in combinatie met een geluidssignaal.
Zodra de wagensnelheid weer is gedaald
tot beneden de ingestelde snelheid, werkt
de snelheidsbegrenzer weer en stopt het
knipperen van de snelheid.
F
D
raai de knop 1 in de stand "0" .
D
e informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt niet meer weergegeven.
Rijden
Page 179 of 398

177
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Bediening aan de stuurkolom
6. Snelheidsregeling onderbroken / hervat.
7. Snelheidsregelaar geselecteerd.
8.
I
ngestelde snelheid.
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de
bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen.
Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen.
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig: daarvoor moet de auto
met een snelheid van minstens 40 km/h rijden.
1.
Sel
ecteren van de snelheidsregelaar.
2.
V
erlagen van de ingestelde snelheid
of het programmeren van de actuele
wagensnelheid als aan te houden snelheid.
3.
V
erhogen van de ingestelde snelheid
of het programmeren van de actuele
wagensnelheid als aan te houden snelheid.
4.
onderbreken / hervatten van de snelheidsregeling.5. overzicht van de opgeslagen snelheden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Na het afzetten van het contact worden
alle ingestelde snelheden gewist.
Het
onderbreken van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de toets, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of om
veiligheidsredenen, door activering van het e
S
P.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
om w
eer terug te keren naar de ingestelde
snelheid is het voldoende het gaspedaal los te
laten tot de wagensnelheid weer gelijk is aan de
geprogrammeerde snelheid.
Bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak
moet minimaal de derde of vierde versnelling
(afhankelijk van de motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het opslaan van
snelheden.
Bij een auto met automatische transmissie moet
minimaal de tweede versnelling zijn ingeschakeld.
6
Rijden
Page 180 of 398

178
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Inschakelen
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt
u vervolgens de snelheid wijzigen:
-
m
et behulp van de toetsen 2 of 3 :
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5 km/h.
Onderbreken
F Draai de rolknop 1 in de stand "CRUISE" :
de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk op de toets 2 of 3 : de actuele snelheid
van uw auto wordt de ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (
oN
).
Wijzigen van de oorspronkelijke
(ingestelde) snelheid
- door op de toets 5 te drukken:F d e zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F
s
electeer een waarde: deze verschijnt op
het instrumentenpaneel.
H
et selectiescherm wordt na
enkele
seconden gesloten.
D
e wijziging is opgeslagen. Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt
de werking ervan tijdelijk onderbreken door op
de toets 4 te drukken: op het display wordt de
onderbreking aangegeven (Pause).
Rijden
Page 181 of 398

179
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Als streepjes knipperen wijst dit op een storing
in de snelheidsregelaar.
Laat dit controleren door het P
e
ugeot
-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Uitschakelen
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
ge
bruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
op e
en steile helling of bij het trekken
van een zware aanhanger kan het
voorkomen dat de ingestelde snelheid
niet wordt gehaald.
Matten die niet door P
e
ugeot zijn
goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij
het gebruik van de snelheidsbegrenzer.
om t
e voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
gaat de weergegeven snelheid knipperen.
Het knipperen stopt als de snelheid weer is
gedaald tot de ingestelde snelheid.
F
D
raai de knop 1 in de stand "0" .
D
e informatie van de snelheidsregelaar
wordt niet meer weergegeven.
6
Rijden
Page 182 of 398

180
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Actieve snelheidsregelaar
Dit systeem zorgt ervoor dat de auto
automatisch de door de bestuurder ingestelde
snelheid aanhoudt.
Bovendien kan dit systeem (wanneer de
situatie dit toelaat) een bepaalde afstand, die
u zelf kunt selecteren, tussen uw auto en de
voorligger aanhouden.Werkingsprincipes
Met behulp van een radar aan de voorzijde van
de auto, die een bereik heeft van ongeveer
100 meter, signaleert het systeem een
voorligger.
Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan.
Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert
het systeem geleidelijk de snelheid van uw
auto door alleen op de motor af te remmen
(hetzelfde effect als bij het indrukken van de
mintoets "-").
Als uw auto de voorligger te dicht of te snel
nadert, wordt de actieve snelheidsregelaar
automatisch gedeactiveerd. De bestuurder
wordt dan gewaarschuwd door een
geluidssignaal en een melding.
Als de voorligger versnelt of een andere
rijstrook kiest, verhoogt de actieve
snelheidsregelaar geleidelijk de wagensnelheid
tot de ingestelde snelheid weer is bereikt.
Als de bestuurder de richtingaanwijzer
inschakelt om aan te geven dat hij een
langzamer voertuig gaat inhalen, staat de
actieve snelheidsregelaar tijdelijk toe dat hij
de voorligger dichter nadert om het inhalen
gemakkelijker te maken, zonder dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Selecteren van het type
snelheidsregeling
Via het menu " Rijhulpsysteem " kunt u kiezen
voor de "actieve" snelheidsregelaar of de
"normale" snelheidsregelaar.
De rolknop voor het selecteren van de
snelheidsregelaar moet in de stand "CR
uI
S
e"
s
taan, anders wordt de keuze niet doorgevoerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de "normale"
snelheidsregelaar.
Bij het afzetten van het contact wordt de status
van de functie opgeslagen. F
Druk op de toets om
over te schakelen van de
"actieve" snelheidsregelaar
naar de "normale"
snelheidsregelaar en
omgekeerd.
De actieve snelheidsregelaar werkt
zowel overdag als 's nachts, ook bij mist
en matige regen.
De functie remt de auto niet af via het
remsysteem, maar alleen op de motor.
Het bereik van de actieve
snelheidsregeling is beperkt: de
snelheid wordt niet meer aangepast
als het verschil tussen de ingestelde
snelheid van uw auto en de snelheid
van de voorligger te groot wordt. Als deze functie wordt geselecteerd,
wordt de weergave van de afstand in
tijd tot de voorligger uitgeschakeld.
Als het verschil tussen de ingestelde
snelheid van uw auto en de snelheid
van uw voorligger te groot wordt, kan
het systeem de snelheid van uw auto
niet meer aanpassen: de regelaar wordt
automatisch uitgeschakeld.
Rijden
Page 183 of 398

181
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
De actieve snelheidsregelaar moet handmatig
worden ingeschakeld , daarbij moet de
wagensnelheid tussen 40 km/h en 150 km/h liggen.
Algemeen
Het onderbreken van de actieve
snelheidsregelaar kan handmatig (met de toets)
of automatisch worden uitgevoerd:
-
d
oor het rem- of koppelingspedaal in te
trappen,
-
o
m veiligheidsredenen bij een ingreep van
het
e
S
C-systeem,
-
a
ls de elektrische parkeerrem wordt
bediend,
-
a
ls een grenswaarde voor de afstand in tijd
tot de voorligger wordt bereikt (berekend
op basis van het snelheidsverschil tussen
uw auto en uw voorligger en de ingestelde
afstand in tijd tot de voorligger),
-
a
ls de afstand tussen uw auto en uw
voorligger te klein wordt,
-
a
ls de snelheid van uw voorligger te laag is,
-
a
ls de snelheid van uw auto te laag wordt.
Bij het gebruik van de actieve
snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen
tijde de snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Houd uw voeten altijd in de buurt van de
pedalen.
Als het contact wordt afgezet, wordt
de ingestelde afstand in tijd tot de
voorligger opgeslagen.
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde
of vierde versnelling (afhankelijk van de
motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Bij een auto met automatische transmissie
moet minimaal de tweede versnelling zijn
ingeschakeld.
Als de ingestelde snelheid hoger is dan
150
km/h, gaat de actieve snelheidsregelaar
automatisch over op een conventionele
snelheidsregeling (zonder automatische
regeling van de afstand tot de voorligger). 1.
Sel
ecteren van de snelheidsregelaar.
2.
V
erlagen van de ingestelde snelheid of het
programmeren van de actuele wagensnelheid
als de aan te houden snelheid.
3.
V
erhogen van de ingestelde snelheid of het
programmeren van de actuele wagensnelheid
als de aan te houden snelheid.
4.
onderbreken / hervatten van de snelheidsregeling.5. Weergave van een overzicht van de opgeslagen snelheden en de ingestelde
afstand in tijd tot de voorligger.
Bediening aan de stuurkolom
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het opslaan van
snelheden.
6
Rijden
Page 184 of 398

182
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
De actieve snelheidsregelaar moet worden
geselecteerd in het menu "Rijhulpsysteem".
F
D
raai de rolknop 1 in de stand " CRUISE":
de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk op een van de toetsen 2 of 3 : de
actuele snelheid van uw auto wordt de
ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (
oN
).
Standaard is de afstand in tijd tot de voorligger
ingesteld op 2 seconden.
Zo niet, dan wordt de laatst ingestelde waarde
gebruikt bij het inschakelen van de functie.
Inschakelen
6. Snelheidsregeling onderbroken / hervat.
7. Sn elheidsregelaar geselecteerd of
bijs
telfase van de wagensnelheid.
8.
I
ngestelde snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneelWijzigen van alleen de
kruissnelheid
Toetsen 2 (SET+) en 3 (SET-)
Als de regelaar is ingeschakeld, kunt u de
kruissnelheid op de volgende manieren wijzigen:
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen
in stappen van + of - 1 km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in stappen
van + of - 5 km/h.
om
veiligheidsredenen is het raadzaam een
snelheid te selecteren die dicht bij de actuele
snelheid van uw auto ligt.
Rijden