Page 89 of 269

87
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Inschakelen
F Druk op het uiteinde van de schakelaar: de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld.
F
S
chakel de snelheidsbegrenzer in door
de schakelaar naar u toe te bewegen,
als de door u gewenste snelheid wordt
weergegeven (standaard de laatste
geprogrammeerde snelheid). Als de functie is geselecteerd, kunt u als volgt
de waarde van de snelheid wijzigen:
-
d
oor de schakelaar omhoog te bewegen
om de snelheid te verhogen,
-
d
oor de schakelaar omlaag te bewegen om
de snelheid te verlagen.
Door de schakelaar kort omhoog of omlaag
te bewegen wordt de snelheid gewijzigd
met + of - 1 km/h.
Door te schakelaar enige tijd omhoog of
omlaag te houden wordt de snelheid gewijzigd
met + of - 5
km/h.
Instellen van de
maximumsnelheid (instelling)
Er kan een snelheid worden ingesteld
zonder de begrenzer in te schakelen.
Onderbreken
F U kunt de werking van de snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken
door nogmaals de schakelaar naar u toe te
bewegen: het onderbreken wordt bevestigd
op het display (Pause).
F
B
eweeg de schakelaar nogmaals naar u
toe om de snelheidsbegrenzer weer in te
schakelen.
4
Rijden
Page 90 of 269

88
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Uitschakelen
F Druk op het uiteinde van de schakelaar. De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt niet meer weergegeven.
Storing
Het branden van dit verklikkerlampje
wijst op een storing in de
snelheidsbegrenzer.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij gebruik van matten die niet zijn
goedgekeurd door PEUGEOT kan de
werking van de snelheidsbegrenzer
worden gehinderd.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
controleer of de mat goed bevestigd is,- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
F Trap het gaspedaal met kracht in tot
voorbij het zware punt om de ingestelde
snelheid te overschrijden.
De werking van de snelheidsbegrenzer wordt
tijdelijk onderbroken en de weergegeven
ingestelde snelheid knippert.
Zodra de wagensnelheid weer is gedaald
tot beneden de ingestelde snelheid, werkt
de snelheidsbegrenzer weer en stopt het
knipperen van de snelheid. Als de ingestelde snelheid zonder
ingreep van de bestuurder wordt
overschreden (bijvoorbeeld in een
steile afdaling), knippert de snelheid in
combinatie met een geluidssignaal.
Rijden
Page 91 of 269

89
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Snelheidsbegrenzer (VTi 68-motor)
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig en is bij elke snelheid van
de auto mogelijk. Maar als u langzamer dan
30
km/h rijdt, wordt de snelheid van 30 km/h
opgeslagen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de schakelaar.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om
de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de ingestelde
maximumsnelheid het gaspedaal los tot de
wagensnelheid weer beneden de ingestelde
snelheid ligt.
De ingestelde maximumsnelheid wordt
bij het afzetten van het contact gewist.
Bediening aan de
stuurkolom
De bedieningselementen van de
snelheidsbegrenzer bevinden zich op deze
schakelaar aan de stuurkolom.
1.
I
n-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer: door op het uiteinde
van de schakelaar te drukken.
2.
I
nstellen van de snelheid
V
erlagen van de waarde: door de
schakelaar omlaag te bewegen.
3.
H
ervatten van de snelheidsbegrenzing
V
erhogen van de waarde: door de
schakelaar omhoog te bewegen.
4.
O
nderbreken van de snelheidsbegrenzing:
door de schakelaar naar u toe te bewegen.
Weergave op het
instrumentenpaneel
De informatie wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
5.
Sn
elheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
6.
I
ngestelde snelheid.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen. Als u andere gegevens wilt bekijken (zoals
de informatie over het traject A
), wordt
de informatie van de snelheidsbegrenzer
automatisch na ongeveer zes seconden weer
weergegeven.
4
Rijden
Page 92 of 269

90
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
F Druk op het uiteinde van de schakelaar: de snelheidsbegrenzer is ingeschakeld.
F
V
erhoog of verlaag de wagensnelheid om
de gewenste snelheid te bereiken.
F
B
eweeg de schakelaar omlaag om de
snelheid op te slaan.
D
e snelheid waarop u rijdt op het moment
dat u de schakelaar loslaat, wordt de
ingestelde snelheid.
Instellen van de
maximumsnelheid
(instelling)
U kunt de ingestelde snelheid wijzigen door de
schakelaar te bedienen:
-
b
eweeg de schakelaar omhoog om de
snelheid te verhogen,
-
b
eweeg de schakelaar omlaag om de
snelheid te verlagen.
Door de schakelaar kort omhoog of omlaag te
bewegen wordt de snelheid gewijzigd met +
of - 1
km/h.
Door de schakelaar enige tijd omhoog of
omlaag te houden wordt de snelheid gewijzigd
met + of - 5
km/h.
Inschakelen
Dit verklikkerlampje brandt op het
instrumentenpaneel.
Onderbreken
F U kunt de werking van de snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken
door de schakelaar naar u toe te bewegen.
F
B
eweeg de schakelaar omhoog om
de snelheidsbegrenzer met dezelfde
ingestelde snelheid weer in te schakelen.
Rijden
Page 93 of 269

91
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Uitschakelen
F Druk op het uiteinde van de schakelaar. De informatie over de snelheidsbegrenzer
wordt niet meer weergegeven.
Storing
Het branden van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel wijst op
een storing in de snelheidsbegrenzer.
Bij gebruik van matten die niet zijn
goedgekeurd door PEUGEOT kan de
werking van de snelheidsbegrenzer
worden gehinderd.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
- controleer of de mat goed bevestigd is,- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
F Trap het gaspedaal met kracht in tot
voorbij het zware punt om de ingestelde
snelheid te overschrijden.
De werking van de snelheidsbegrenzer wordt
tijdelijk onderbroken en de weergegeven
ingestelde snelheid knippert. Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de ingestelde snelheid zonder
ingreep van de bestuurder wordt
overschreden (bijvoorbeeld in een
steile afdaling), knippert de snelheid in
combinatie met een geluidssignaal.
Zodra de wagensnelheid weer is gedaald
tot beneden de ingestelde snelheid, werkt
de snelheidsbegrenzer weer en stopt het
knipperen van de snelheid.
4
Rijden
Page 94 of 269

92
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.De achteruitrijcamera is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven. De beelden van de camera worden uitsluitend
op de touchscreen weergegeven, waarbij het
uiteinde van de achterbumper (rode lijn) en de
globale rijrichting van de auto (blauwe lijnen)
worden aangegeven.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een zachte, droge doek.
Het gezichtsveld van de camera is beperkt:
voor werpen die zich in de directe nabijheid
van de bumper of eronder bevinden, zijn niet
zichtbaar.
De groothoeklens van de camera vervormt het
beeld dat op het scherm wordt weergegeven:
de op het scherm zichtbare afstanden kunnen
afwijken van de werkelijke afstanden. Deze
vervorming is afhankelijk van de belading van
de auto en de hellingsgraad van de weg.
Wassen met een hogedrukspuit
Bewaar een afstand van minimaal
30
cm tussen de lans van de
hogedrukreiniger en de lens van de
camera. Kijk bij het achteruitrijden niet alleen op
het scherm.
Het is normaal dat een deel van de
kentekenplaat onder aan het scherm zichtbaar
is.
Rijden
Page 95 of 269

93
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Lane Departure Warning System (LDWS)
Dit systeem detecteert met behulp van een camera, die ononderbroken en onderbroken strepen herkent, het ongewenst overschrijden van een
rijstrookmarkering.
Om uw veiligheid te verbeteren analyseert de camera de beelden en waarschuwt het systeem u wanneer de auto de rijstrook dreigt te verlaten (bij een
wagensnelheid hoger dan 50 km/h). Zo kunnen de gevolgen van een eventuele verslapping van de aandacht worden beperkt.
Dit systeem is met name geschikt voor gebruik op snelwegen en autowegen.
Het Lane Departure Warning System is
een hulpmiddel voor de bestuurder, die
desondanks waakzaam moet blijven.
Houd u aan de verkeersregels en las
elke twee uur een pauze in.
Activering
F Druk op deze toets op het stuur wiel.
Signalering
U wordt gewaarschuwd door middel van
een geluidssignaal en het branden van een
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel.Er worden geen waarschuwingen
gegeven zolang de richtingaanwijzers
zijn ingeschakeld en tot ongeveer
20
seconden na het uitschakelen van
de richtingaanwijzers.
Als sneeuwkettingen of een reservewiel
op de auto zijn gemonteerd, moet het
systeem worden uitgeschakeld.
4
Rijden
Page 96 of 269

94
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Uitschakelen
Storing
Weergave op het instrumentenpaneel
De detectie van rijstrookmarkeringen kan worden verstoord:
- a
ls de rijstrookmarkeringen weggesleten zijn,
-
a
ls er weinig contrast is tussen het wegdek en de markeringen,
-
a
ls de voorruit vuil is,
-
o
nder bepaalde extreme meteorologische omstandigheden: mist, zware regen,
sneeuw, fel zonlicht of rechtstreekse blootstelling aan de zon (laagstaande zon,
uitrijden van een tunnel enz.) en schaduwen. F
D
ruk opnieuw op de toets.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
In het geval van een storing gaat dit
(oranje) verklikkerlampje branden op
het instrumentenpaneel.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Weergave op het instrumentenpaneelUitleg
De functie is ingeschakeld (groen verklikkerlampje).
Het systeem heeft de rijstrookmarkering gedetecteerd (groen
verklikkerlampje).
Het systeem waarschuwt u voor het overschrijden van een
rijstrookmarkering (groen en oranje verklikkerlampje).
Als dit verklikkerlampje brandt, klinkt ook een geluidssignaal.
Rijden