Page 81 of 269

79
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Tijdelijk handmatig schakelen
U kunt tijdelijk handmatig schakelen met de
flippers "+" en "-" aan het stuur wiel.
De gekozen versnelling wordt alleen
ingeschakeld als het motortoerental dit
toestaat. Als de gekozen versnelling niet kan
worden ingeschakeld, klinkt een geluidssignaal.
De ingeschakelde versnelling wordt
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Deze functie stelt u in staat om op bepaalde
situaties te anticiperen, zoals inhalen of het
naderen van een bocht.
Wanneer u enkele seconden niets hebt
gedaan, regelt de versnellingsbak opnieuw
automatisch het schakelen. U kunt op elk gewenst moment de stand
veranderen door de selectiehendel van de
stand M in de stand E te zetten en omgekeerd.
Schakel nooit de neutraalstand N in als
de auto rijdt.
F
Z
et de selectiehendel in de stand M
.
F S chakel op of terug met:
- d e selectiehendel, door er tegenaan te
duwen:
-
n
aar achteren, "+", om op te schakelen,
-
n
aar voren, "-", om terug te schakelen.
-
o
f de schakelflippers "+" of "-" aan het
stuurwiel.
De ingeschakelde versnelling wordt
weergegeven.
De gekozen versnelling wordt alleen
ingeschakeld als het motortoerental dit
toestaat.
U hoeft tijdens het schakelen het gaspedaal
niet los te laten. Als de gekozen versnelling
niet kan worden ingeschakeld, klinkt een
geluidssignaal.
Tijdens het remmen of vaart minderen schakelt
de versnellingsbak automatisch terug, zodat
de versnellingsbak in de juiste versnelling staat
wanneer u weer gas geeft.
Handmatige stand
Bij snel accelereren moet de bestuurder zelf
opschakelen via de selectiehendel of de
schakelflippers aan het stuur wiel, behalve als het
maximumtoerental wordt benaderd; in dat geval
schakelt de versnellingsbak automatisch op.
De achteruitversnelling kan alleen worden
ingeschakeld als de auto stilstaat en het
rempedaal is ingetrapt.
F
S
electeer de stand R .
Achteruitversnelling
Er klinkt een geluidssignaal als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
4
Rijden
Page 82 of 269

80
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
U kunt de auto stilzetten met de selectiehendel
in elke stand (N, E of R ).
Maar er klinkt een geluidssignaal bij het
openen van het bestuurdersportier als de
selectiehendel niet in de stand N staat.
Parkeren van de auto
Als u de auto parkeert met draaiende
motor, zet de selectiehendel dan altijd
in de neutraalstand N .
Er klinkt een geluidssignaal als u
het contact in de stand " OFF" zet
ter wijl de 2
e, 3e, 4e of 5e versnelling is
ingeschakeld.
Zet het contact in dat geval weer in de
stand " ON", zet de selectiehendel in de
stand N en vervolgens in de stand E ,
M of R , en zet het contact in de stand
" OFF ".
Als de auto op een helling staat, gebruik
dan de rem om te voorkomen dat de
auto wegrolt en zet de selectiehendel in
de stand N , E of R. gaat branden, duidt dit op een storing
in de versnellingsbak
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Storingen
Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje
Trek altijd de handrem aan om de
auto volledig stil te zetten.
Controleer voordat u werkzaamheden
uitvoert in de motorruimte of de
selectiehendel in de neutraalstand
N staat en of de handrem is
aangetrokken.
Grenzen van het systeem
Houd op een helling of als de Hill Start
Assist is geactiveerd de auto nooit met het
gaspedaal op zijn plaats : de koppeling kan
dan beschadigd raken.
In dit soort situaties klinkt een geluidssignaal.
F
Z
et de selectiehendel in de stand N .
F
W
acht 15 minuten om de koppeling af te
laten koelen alvorens verder te rijden. -
c
ontroleer of het contact in de stand "
ON"
staat,
-
z
et de selectiehendel in de stand N en
vervolgens in de stand E , M of R.
Als het cijfer 1 knippert op het
instrumentenpaneel:
- z et de selectiehendel in de stand E of M en
vervolgens in de stand N .
Als de letter R knippert op het
instrumentenpaneel:
-
z
et de selectiehendel in de stand R en
vervolgens in de stand N .
Als de letter N knippert op het
instrumentenpaneel in combinatie met een
langdurig klinkend geluidssignaal:
Rijden
Page 83 of 269

81
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet worden ingeschakeld om het brandstofverbruik te reduceren.
Schakelindicator
Werking
Voorbeeld:
- U r ijdt in de derde versnelling.
-
U t
rapt het gaspedaal in.
-
H
et systeem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren om te schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt
namelijk altijd af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het
al dan niet opvolgen van een schakeladvies van
het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
De informatie wordt in de vorm van
een pijl op het instrumentenpaneel
weergegeven. Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te
schakelen.
Bij een ETG-versnellingsbak is
dit systeem uitsluitend actief in de
handgeschakelde stand.
Bij de PureTech 82-motor geeft dit
systeem alleen een signaal als u kunt
opschakelen.
4
Rijden
Page 84 of 269

82
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Hill Start Assist
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een
helling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
-
a
ls de auto volledig stilstaat met het
rempedaal ingetrapt,
-
b
ij bepaalde hellingcondities,
-
a
ls het bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer
u het rempedaal loslaat:
-
a
ls bij de handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand is
ingeschakeld,
-
a
ls bij de ETG -versnellingsbak de stand E
of M is ingeschakeld.Werking
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing in de Hill Start Assist
gaat dit verklikkerlampje branden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om
het systeem te laten controleren.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de Hill Start Assist gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek de handrem dan aan.
Rijden
Page 85 of 269

83
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Stop & Start-systeem (VTi 68 S&S-motor)
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
en de motor wordt automatisch in de
STOP-stand gezet:
-
a
ls u bij stilstaande auto de
versnellingshendel in de neutraalstand zet
en het koppelingspedaal loslaat.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem in de STOP-stand
is gezet. Zet in dat geval altijd
het contact af. Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Het Stop & Start-systeem heeft geen
invloed op de werking van andere
componenten zoals de remmen en de
stuurbekrachtiging.
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u weer
weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel
en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
Stop & Start-tellers
Een teller voor de tijd per traject registreert
hoelang de STOP-stand in totaal tijdens een
traject is geactiveerd.
Deze tijd wordt door de boordcomputer
weergeven zodra het Stop & Start-systeem is
geactiveerd.
Druk op een van de toetsen "
DISP" om naar de
vorige weergave terug te gaan.
Een teller voor de totale tijd telt de totale tijd dat
de STOP-stand is geactiveerd sinds de laatste
keer dat de teller is gereset.
Druk als deze teller wordt weergegeven langer
dan twee seconden op een van de toetsen
" DISP " om de teller te resetten.
4
Rijden
Page 86 of 269

84
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Overgang naar de START-stand
Dit verklikkerlampje gaat uit en de
motor wordt automatisch gestart:
-
A
ls u het koppelingspedaal volledig
intrapt.
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
d
e motorkap wordt geopend,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, auto hellingafwaarts
gestopt op een steile helling, instelling
airconditioning...).
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Bij een storing in het systeem
knippert dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Storing
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De belangrijkste redenen waarom de STOP-
stand niet wordt geactiveerd:
-
he
t bestuurderportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt,
-
d
e klimaatregeling in het interieur laat het
niet toe,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r zijn bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging, auto
gestopt op een steile helling, ijle lucht,
e n z .) .
Rijden
Page 87 of 269

85
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door deze toets in te drukken.
Uitschakelen / handmatig
inschakelen
Als het systeem in de STOP-stand wordt
uitgeschakeld, dan wordt de motor direct weer
gestart.
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
zodra de motor door de bestuurder wordt gestart. Druk nogmaals op deze toets.
Het systeem is dan weer ingeschakeld; dit
wordt bevestigd door het doven van het
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel.Het uitschakelen wordt
bevestigd door het branden
van dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Schakel omwille van de veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren.
Onderhoud
Het Stop & Start-systeem maakt gebruik
van een speciale 12V-accu.
Werkzaamheden aan dit type accu
mogen uitsluitend door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zie de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu.
4
Rijden
Page 88 of 269

86
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Snelheidsbegrenzer (PureTech 82-motor)
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig en is bij elke snelheid van
de auto mogelijk. Maar als u langzamer dan
30
km/h rijdt, wordt de snelheid van 30 km/h
opgeslagen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de schakelaar.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om
de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de ingestelde
maximumsnelheid het gaspedaal los tot de
wagensnelheid weer beneden de ingestelde
snelheid ligt. De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.Bediening aan de
stuurkolom
De bedieningselementen van de
snelheidsbegrenzer bevinden zich op deze
schakelaar aan de stuurkolom.
1.
I
n-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer: druk op het uiteinde
van de schakelaar.
2.
V
erlagen van de waarde: beweeg de
schakelaar omlaag.
3.
V
erhogen van de waarde: beweeg de
schakelaar omhoog.
4.
In
schakelen/onderbreken van de
snelheidsbegrenzing: beweeg de
schakelaar naar u toe.
Weergave op het
instrumentenpaneel
De informatie wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
5.
S
nelheidsbegrenzer geselecteerd.
6.
Sn
elheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
7.
I
ngestelde snelheid.
De ingestelde maximumsnelheid
blijft na het afzetten van het contact
opgeslagen in het geheugen.
Rijden