Page 49 of 269

47
108_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Controleer of het terugschuiven van de
stoel in de oorspronkelijke stand niet
wordt verhinderd.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
correct zijn opgerold zodat de
achterpassagiers gemakkelijk kunnen
instappen.
Schakelaar
stoelverwarmingToegang tot de achterbank
(3 - deurs)
F Trek deze hendel naar u toe om de
rugleuning naar voren te klappen en schuif
de stoel vooruit.
Beweeg om de stoel terug te zetten in de
oorspronkelijke stand de stoel en de rugleuning
naar achteren tot deze volledig zijn vergrendeld.
Bij draaiende motor kunnen de voorstoelen
afzonderlijk worden verwarmd.
F
D
ruk op de schakelaar.
H
et verklikkerlampje gaat branden.
F
D
ruk nogmaals op de schakelaar om de
verwarming uit te schakelen.
De temperatuur wordt automatisch geregeld.
De stoelver warming wordt ongeveer twee
minuten na het afzetten van het contact
uitgeschakeld. Zet het contact aan en druk op
de schakelaar om de stoelver warming weer in
te schakelen. Schakel de stoelver warming uit als u
denkt dat dat nodig is, want hoe lager
het stroomverbruik, hoe lager het
brandstofverbruik.
3
Ergonomie en comfort
Page 50 of 269

48
108_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Uw auto is uitgerust met een achterbank met een eendelige vaste zitting, en afhankelijk van de uitvoering:
- e en in delen (50/50) neerklapbare rugleuning,
-
e
en eendelige neerklapbare rugleuning.
Berg de gespen van de veiligheidsgordels
achter op in de houders op de middenstijl als ze
niet worden gebruikt of voordat de rugleuning
van de achterbank (geheel of gedeeltelijk)
wordt neergeklapt. Het neerklappen geschiedt vanaf de
achterzijde van de auto met geopende
achterklep.
F
Z
et de hoofdsteunen in de laagste stand.
Z
ie de rubriek "Hoofdsteunen achter".
F
T
rek aan de riem(en) A aan de achterzijde
van de rugleuning en klap de rugleuning
(geheel of gedeeltelijk) neer op de zitting.
Achterbank
Opbergen van de
veiligheidsgordels Neerklappen van de
achterbankleuning
F Klap de rugleuning omhoog en vergrendel
deze in de verankering B .
F
C
ontroleer of de achterbankleuning goed
vergrendeld is.
Terugplaatsen van de
achterbankleuning
3-deurs 5-deurs
Ergonomie en comfort
Page 51 of 269
49
108_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Hoofdsteunen achter*
De hoofdsteunen achter zijn afneembaar en
kunnen in twee standen worden gezet:
-
o
mhoog, om ze te gebruiken.
-
o
mlaag, als ze niet worden gebruikt. Trek aan de hoofdsteun om hem omhoog te
zetten.
Druk op de blokkeerpal A en vervolgens op de
hoofdsteun om hem omlaag te zetten.
Verwijderen:
-
k
antel de rugleuning iets naar voren,
-
z
et de hoofdsteun in de hoogste stand,
-
d
ruk op de blokkeerpal A en trek de
hoofdsteun gelijktijdig omhoog. Terugplaatsen:
-
k
antel de rugleuning iets naar voren,
-
s
teek de pennen van de hoofdsteunen in
de openingen.
* Volgens uitvoering. Druk op de blokkeerpal A om de hoofdsteun in
de laagste stand te zetten.
3
Ergonomie en comfort
Page 52 of 269
50
108_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Spiegels
Handmatig bedienbare
buitenspiegels
F Stel de spiegel met behulp van de hendel in de gewenste stand.
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Verstellen
F Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren.
F
D
uw de knop B in de 4 richtingen om de
spiegel af te stellen.
F
Z
et de knop A weer in de middenstand.
De waargenomen objecten in de
buitenspiegels lijken verder af dan ze in
werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden
gehouden om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Ontwasemen - ontdooien
Gebruik de knop voor het
ontwasemen - ontdooien van de
achterruit.
Raadpleeg de rubriek "Ontwasemen-ontdooien
van de achterruit".
Inklappen/uitklappen
Als de auto stilstaat, kunnen de buitenspiegels
handmatig worden ingeklapt.
De basisinstellingen blijven behouden
tijdens het uitklappen.
Ergonomie en comfort
Page 53 of 269

51
108_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Stuurwiel verstellen
F Houd b ij stilstaande auto het stuur wiel
vast en druk gelijktijdig de hendel naar
beneden om het stuurwiel te ontgrendelen.
F
Z
et het stuur wiel op de gewenste hoogte
en trek aan de hendel om het stuur wiel te
vergrendelen.
Om veiligheidsredenen mag deze
handeling niet tijdens het rijden worden
uitgevoerd.
Controleer vervolgens of u vanuit uw
zitpositie een goed zicht hebt op het
instrumentenpaneel.
Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- d agstand (normaal),
-
na
chtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet
worden met behulp van het hendeltje aan de
onderzijde.
Juiste zitpositie
Stel alvorens te gaan rijden en om te profiteren
van de ergonomie van de cockpit uw zitpositie
af in de volgende volgorde:
-
d
e hoek van de rugleuning,
-
d
e hoogte van de zitting van de stoel,
-
d
e verstelling in lengterichting van de
zitting,
-
d
e hoogte van het stuur wiel.
-
d
e buitenspiegels en binnenspiegel.
3
Ergonomie en comfort
Page 54 of 269
52
108_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Ventilatie
1. Uitstroomopeningen voorruitontwaseming.
2. Middelste ventilatierooster.
3.
Zijventilatieroosters.
4.
Ui
tstroomopeningen voor beenruimte
inzittenden voor.
5.
Ui
tstroomopeningen voor beenruimte
inzittenden achter (volgens uitvoering).
Ergonomie en comfort
Page 55 of 269

53
108_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Gebruiksadviezen
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan, kunt u
het passagierscompartiment kort ventileren.
Zorg voor een goede verdeling van de lucht en let erop dat het luchtinlaatrooster, de
ventilatieroosters, de luchtkanalen en de uitstroomopeningen onder de voorstoelen niet
afgedekt zijn.
Zorg ervoor dat het interieur filter, dat zich achter het dashboardkastje in de aircogroep bevindt,
in een goede staat verkeert. De filterelementen dienen periodiek te worden vervangen. Laat de
filterelementen twee keer zo vaak vervangen als de omstandigheden dit vereisen.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in
perfecte staat te houden.
Tevens adviseren wij de airconditioning regelmatig te laten controleren om een goede
werking van het systeem te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats controleren.
De airconditioning bevat geen chloor en is niet schadelijk voor de ozonlaag. Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water
onder de auto vormt, dit is een normaal verschijnsel.
3
Ergonomie en comfort
Page 56 of 269
54
108_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Verwarming
De verwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor.F
D
raai de knop van blauw
(koud) naar rood (warm) om de
temperatuur naar uw wens in te
stellen.
Temperatuurregeling
Regeling luchtopbrengst
F Draai de knop van stand 1 naar
stand 4 om de luchtopbrengst
naar uw wens in te stellen.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Luchtverdeling
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
Middelste ventilatierooster,
zijventilatieroosters en luchtstroom
naar de beenruimte.
Luchtstroom naar de beenruimte.
Voorruit en luchtstroom naar de
beenruimte.
Voorruit.
De luchtverdeling kan worden gewijzigd
door de knop in een middenstand te
zetten.
Ergonomie en comfort