Page 225 of 329
Rijden en bediening223
U hoort een waarschuwingszoemer
wanneer u de ontgrendelingshendel
uittrekt en de trekhaak is ontgrendeld.
Trek de ontgrendelde trekhaak zover
omhoog dat deze vastklikt.
Zorg dat de trekhaak goed vergren‐
deld en de ontgrendelingshendel in
zijn verborgen uitgangspositie terug‐
gezet is, anders stopt de zoemer niet.
Trekhaak inklappen/verbergen
Trek de handgreep links van de num‐
merplaat onder het achterbumperpa‐
neel in een hoek van ongeveer 45°
met de grond.
U hoort een waarschuwingszoemer
wanneer u de ontgrendelingshendel
uittrekt en de trekhaak is ontgrendeld.
Page 226 of 329
224Rijden en bediening
Zwenk met een vlakke hand de ont‐
grendelde trekhaak naar rechts totdat deze onder de bodem vastklikt. Zet
de ontgrendelhendel terug in de ver‐
borgen beginstand, anders stopt de
zoemer niet.9 Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is al‐
leen toegestaan bij een correct ge‐ monteerde trekhaak. Roep hulp in
van een werkplaats wanneer de
trekhaak niet goed vastklikt, wan‐
neer u de ontgrendelingshendel
niet in zijn verborgen uitgangspo‐
sitie kunt terugzetten of wanneer
de zoemer klinkt nadat de trek‐
haak is vergrendeld.
Oog voor veiligheidskabel
Veiligheidskabel aan oog vasthaken.
Aanhangerstabilisatie
Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto/
aanhangercombinatie afgeremd tot‐
dat de slingerbeweging stopt. Wan‐
neer het systeem actief is, moet u het
stuurwiel zo stil mogelijk houden.
Aanhangerstabilisatie (TSA) maakt
deel uit van de elektronische stabili‐
teitsregeling 3 175.
Page 227 of 329

Verzorging van de auto225Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................225
Controle van de auto .................226
Gloeilamp vervangen .................235
Elektrisch systeem .....................245
Boordgereedschap ....................252
Velgen en banden .....................252
Starthulp gebruiken ...................266
Trekken ...................................... 268
Verzorging van uiterlijk ..............272Algemene informatie
Accessoires en
modificaties van auto
Wij raden u aan alleen gebruik te ma‐
ken van originele onderdelen, acces‐
soires en andere uitdrukkelijk door de
fabriek voor uw autotype goedge‐
keurde onderdelen. Voor andere on‐
derdelen kunnen wij – ook als deze
door autoriteiten of anderszins zijn
goedgekeurd – niet beoordelen of
deze betrouwbaar zijn en er evenmin garant voor staan.
Geen aanpassingen in het elektrische
systeem aanbrengen, zoals wijzigin‐
gen in de elektronische stuurappara‐
ten (chip-tuning).Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een ta‐ kelwagen kunnen de spatlappen
beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen
Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
■ Auto wassen en conserveren.
■ Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
■ Afdichtrubbers reinigen en conser‐ veren.
■ Brandstoftank helemaal vullen. ■ Motorolie verversen.
■ Sproeiervloeistofreservoir leegma‐ ken.
■ Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
■ Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
■ Auto in een droge en goed geven‐ tileerde ruimte parkeren. Eerste
versnelling of achteruitversnelling
inschakelen of keuzehendel in
stand P zetten. Voorkomen dat
auto kan wegrollen.
■ Handrem niet aantrekken.
Page 228 of 329

226Verzorging van de auto
■ Motorkap openen, alle portierensluiten en auto vergrendelen.
■ Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt, waar‐
onder het diefstalalarmsysteem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
■ Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voorde elektrische ruitbediening inscha‐ kelen.
■ Bandenspanning controleren.
■ Sproeiervloeistofreservoir vullen.
■ Motoroliepeil controleren.
■ Koelvloeistofpeil controleren.
■ Zo nodig kentekenplaat monteren.
Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindtu op onze website. Laat dit werk uit‐
sluitend over aan een erkend autode‐ montagebedrijf.
Gasvoertuigen moeten worden afge‐ voerd door een speciaal daartoe be‐
voegd bedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden
uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.
Page 229 of 329

Verzorging van de auto2279Gevaar
Het ontstekingssysteem en de Xe‐
nonkoplampen werken met een
zeer hoge spanning. Niet aanra‐
ken.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekkenen in de uitgangspositie terugduwen.
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
De motorkap wordt automatisch om‐
hoog gehouden.
Luchtinlaat 3 155.
Als de motorkap wordt geopend tij‐
dens een Autostop, wordt de motor automatisch herstart omwille van vei‐ ligheidsredenen.
Stop-startsysteem 3 162.
Sluiten
Motorkap laten zakken en in het slot
laten vallen. Controleer of de motor‐ kap vergrendeld is.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig met de hand om schade aan de motor
te voorkomen. Gebruik olie met de
juiste specificatie. Aanbevolen vloei‐
stoffen en smeermiddelen 3 276.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op be‐
drijfstemperatuur zijn en minstens
5 minuten uitgeschakeld zijn ge‐
weest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en
het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag van de
handgreep insteken en een halve
slag draaien.
Page 230 of 329
228Verzorging van de auto
Afhankelijk van de motor worden er
verschillende oliepeilstokken ge‐ bruikt.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan mo‐
torolie bijvullen.
Wij raden u aan dezelfde soort olie te nemen als voor de laatste olieverver‐
sing is gebruikt.
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken MAX op de peilstok.
Voorzichtig
Een teveel aan motorolie moet
worden afgetapt of afgezogen.
Vulhoeveelheden 3 296, kwaliteit/
viscositeit van motorolie 3 276.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Page 231 of 329
Verzorging van de auto229Automatische
transmissievloeistofVoorzichtig
Zeer kleine hoeveelheden vuil‐
deeltjes kunnen schade aan de
automatische versnellingsbak ver‐
oorzaken, waardoor deze niet
meer goed werkt. Voorkom dat
vuildeeltjes in contact komen met
de vloeistofzijde van de reservoir‐
dop of dat ze in het reservoir te‐
rechtkomen.
Het peil van de automatische trans‐ missievloeistof hoeft in de regel niet
te worden gecontroleerd. Raadpleeg
voor het controleren van het vloeistof‐ peil een werkplaats.
Koelvloeistof De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. –28 °C. In noordelijke lan‐
den met extreem lage temperaturen
biedt de af fabriek bijgevulde koel‐
vloeistof vorstbescherming tot ca.
–37 °C.Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries ge‐ bruiken.
Koelvloeistofpeil
Voorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Bij een koud koelsysteem moet de koelvloeistof boven de vulstreep
staan. Bijvullen als het peil te laag is.
Page 232 of 329

230Verzorging van de auto
Bij een andere versie zit de vulstreep
aan de binnenkant van de vulope‐
ning. Controleer het peil door de dop
te openen.
Extra koelcircuit voor turbomotor
Koelvloeistofreservoir bevindt zich op het luchtfilterhuis.
Bij een koud koelsysteem moet de
koelvloeistof boven de vulstreep staan. Bijvullen als het peil te laag is.
Algemeen9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof met schoon kraanwater; verhouding 1 : 1. Gebruik schoon
kraanwater als er geen geconcen‐
treerde koelvloeistof voorhanden is.
Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Stuurbekrachtigingsvloei‐
stofVoorzichtig
Zeer kleine hoeveelheden vuil‐
deeltjes kunnen schade aan de
stuurinrichtingssysteem veroorza‐
ken, waardoor het niet meer goed
werkt. Voorkom dat vuildeeltjes in contact komen met de vloeistof‐zijde van de reservoirdop/peilstok
of dat ze in het reservoir terecht‐
komen.