Page 33 of 347

Sleutels, portieren en ruiten31
Inschakelen zonder bewakingpassagiersruimte enhellingshoek auto
Schakel de bewaking van het interi‐
eur en de hellingshoek van de auto uit
als u huisdieren in de auto achterlaat, om te voorkomen dat hoge ultrasonetonen of bewegingen het alarm acti‐
veren. Schakel ze ook uit wanneer de
auto op een veerboot of een trein
staat.
1. Sluit de achterklep, de motorkap, de ruiten en het zonnedak.
2. Druk op de knop o. De led in de
knop o brandt maximaal
10 minuten.
3. Portieren sluiten.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Het statusbericht verschijnt op het
Driver Information Centre.
Status-led
De status-led is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:Led aan=test, inschakelver‐
traging.Led knippert
snel=portieren, achter‐
klep of motorkap
niet volledig geslo‐ ten, eventuele
systeemstoring.
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led knip‐
pert lang‐
zaam=systeem is geactiveerd.
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Deactivering Bij het ontgrendelen van de auto
wordt het diefstalalarmsysteem ge‐
deactiveerd.
Alarm Wanneer het alarm afgaat, klinkt er
een geluid uit de speciale sirene met
een eigen accuvoeding en tegelijker‐ tijd knipperen de alarmknipperlichten.
Page 34 of 347

32Sleutels, portieren en ruiten
Het aantal en de duur van de alarm‐
signalen zijn voorgeschreven door de
wetgever.
Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
knop op de handzender of door het
aanzetten van het contact.
U kunt het alarmsysteem alleen deac‐
tiveren door de knop c in te drukken
of door het contact in te schakelen.
Wanneer het alarm is afgegaan zon‐
der dat de bestuurder het heeft uitge‐ schakeld, geven de alarmknipperlich‐
ten dat aan. Ze lichten bij het ontgren‐
delen van de auto met de handzender
driemaal kort achtereen op. Boven‐
dien verschijnt er na inschakeling van het contact een waarschuwingsbe‐
richt of een waarschuwingscode op
het Driver Information Centre.
Boordinformatie 3 130.
Startbeveiliging Het systeem is onderdeel van de con‐tactschakelaar en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart.De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert controlelamp d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een storing in het systeem: de auto kan
niet worden gestart. Contact uitscha‐ kelen en opnieuw proberen te starten.
Als de controlelamp blijft knipperen,
kunt u proberen om de motor met de
reservesleutel te starten en daarna
de hulp van een werkplaats inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 24, 3 30.
Controlelamp d 3 122.Buitenspiegels
Bolle vorm
De convexe buitenspiegel heeft een asferische zone en reduceert dode
hoeken. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Elektrische verstelling
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de knop naar links (L) of rechts
(R) te draaien. Beweeg daarna de
knop om de spiegel te verstellen.
Page 35 of 347
Sleutels, portieren en ruiten33
In de stand 0 is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Elektrisch inklappen
Draai de knop naar 0 en duw de knop
daarna omlaag. Beide buitenspiegels
klappen nu in.
Druk nogmaals op de knop - beide
buitenspiegels keren nu terug naar de oorspronkelijke stand.
Wanneer u een elektrisch ingeklapte
spiegel met de hand uitklapt, wordt
door het omlaagduwen van de knop
alleen de andere spiegel elektrisch
uitgeklapt.
Verwarmde spiegels
Om in te schakelen toets Ü indruk‐
ken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Page 36 of 347
34Sleutels, portieren en ruitenBinnenspiegelHandmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing bijstellen.
Automatische
antiverblinding
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Ruiten
Voorruit
Warmtereflecterende voorruit
De warmtereflecterende voorruit
heeft een coating die zonnestralen
weerkaatst. Ook kunnen gegevens‐ signalen, bijv. van tolhuizen, worden
weerkaatst.
De gemarkeerde gebieden op de
voorruit zijn niet bedekt met de coa‐
ting. Apparaten voor het registreren
Page 37 of 347

Sleutels, portieren en ruiten35
van elektronische gegevens en beta‐
ling van gelden moeten op deze plek‐ ken worden bevestigd. Anders is het
mogelijk dat gegevens over ongeval‐
len niet worden geregistreerd.
Stickers op de voorruit
Breng geen stickers, zoals tolvignet‐
ten of soortgelijke stickers, rondom
de binnenspiegel op de voorruit aan.
Anders kunnen de detectiezone van
de sensor en het zichtveld van de ca‐ mera in de spiegelbehuizing kleiner
worden.
Handbediende ruitenDe portierruiten zijn met de handslin‐
gers te bedienen.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening in‐
schakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen
dat niets of niemand bekneld
raakt.
Schakel het contact in om de elek‐ trisch bediende ruiten te bedienen.
Vertraagde uitschakeling stroom
3 167.
Druk de schakelaar van de betref‐
fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Schakelaar een beetje indrukken of
uittrekken: de ruit gaat omhoog of om‐
laag zolang u de schakelaar bedient.
Knop zover mogelijk indrukken of uit‐
trekken en loslaten: ruit gaat automa‐
tisch omhoog of omlaag met geacti‐
veerde beveiligingsfunctie. U stopt de ruit door de schakelaar nogmaals in
dezelfde richting te bedienen.
Beveiligingsfunctie Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten on‐
middellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Page 38 of 347

36Sleutels, portieren en ruiten
Beveiligingsfunctie tijdelijk
deactiveren
Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. het contact inschakelen en
vervolgens de schakelaar tot aan de
eerste vergrendeling trekken en vast‐ houden. De ruit gaat omhoog zonder
geactiveerde beveiligingsfunctie. Om
de beweging te stoppen, laat u de
schakelaar los.
Kinderbeveiliging voor
achterportierruitenDruk de schakelaar z in om de ach‐
terste elektrische portierruiten te
deactiveren: de LED licht op. Druk
voor het activeren nogmaals op z.
Ruiten van de buitenzijde
bedienen U kunt de ruiten op afstand van bui‐
tenaf bedienen.
Houd de toets c
ingedrukt om de rui‐
ten te openen.
Houd de toets e ingedrukt om de rui‐
ten te sluiten.
Laat de knop los om de ruit te stop‐
pen.
Als de ruiten volledig geopend of ge‐
sloten zijn, lichten de alarmknipper‐
lichten tweemaal op.
Overbelasting Worden de ruiten in korte tijd meer‐
maals bediend, dan wordt de ruitbe‐
diening enige tijd gedeactiveerd.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Wanneer u de ruiten niet automatisch kunt sluiten (bijv. na het loskoppelen
van de accu), verschijnt een waar‐
schuwingsbericht of -code op het Dri‐ ver Information Center.
Boordinformatie 3 130.
Activeer de ruitelektronica als volgt: 1. Portieren sluiten.
2. Ontsteking inschakelen.
3. Trek aan de schakelaar totdat de ruit gesloten is en blijf nog
2 seconden eraan trekken.
4. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.
Page 39 of 347
Sleutels, portieren en ruiten37Achterruitverwarming
Om in te schakelen toets Ü indruk‐
ken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Zonnekleppen
Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Afdekkingen van eventueel in de zon‐ nekleppen aanwezige make-upspie‐
gels tijdens het rijden gesloten hou‐ den.
Aan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.Dak
Zonnedak9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van het zonnedak. Er bestaat ver‐ wondingsgevaar, met name voor
kinderen.
Bewegende onderdelen tijdens de
bediening goed in de gaten hou‐
den. Ervoor zorgen dat niets of
niemand bekneld raakt.
Schakel het contact in om het zonne‐
dak te bedienen.
Page 40 of 347

38Sleutels, portieren en ruiten
Openen of sluitenDruk p of r een stukje in: zonne‐
dak wordt geopend of gesloten met
geactiveerde beveiligingsfunctie zo‐
lang u de schakelaar bedient.
Druk p of r zover mogelijk in en
laat los: zonnedak wordt automatisch geopend of gesloten met geacti‐veerde beveiligingsfunctie. Om de
beweging te stoppen, drukt u nog‐
maals op de schakelaar.
Omhoog of sluiten Druk op q of r : zonnedak gaat
omhoog of sluit automatisch met ge‐
activeerde beveiligingsfunctie.
Staat het zonnedak omhoog, dan
kunt u het in één keer openen door
p in te drukken.
Zonnescherm
Het zonnescherm wordt handmatig
bediend.
Schuif het zonnescherm open of
dicht. Wanneer het zonnedak open‐
staat, is het zonnescherm altijd open.
Algemene tips
Beveiligingsfunctie
Stuit het zonnedak tijdens het auto‐
matisch sluiten op een obstakel, dan
stopt het meteen en gaat het weer
open.
Beveiligingsfunctie tijdelijk
deactiveren
Wanneer het sluiten moeilijk gaat,
bijv. vanwege ijs, dan moet u de scha‐
kelaar r zover mogelijk indrukken
en vasthouden. Het zonnedak sluit
met gedeactiveerde beveiligingsfunc‐ tie. Om de beweging te stoppen, laat
u de schakelaar los.Zonnedak van de buitenzijde sluiten
U kunt het zonnedak op afstand van
de buitenzijde sluiten.
Houd de knop e ingedrukt om het
zonnedak te sluiten.
Laat de knop los om de beweging te
stoppen.
Initialisatie na een
stroomonderbreking
Na een stroomonderbreking kan het
zonnedak slechts beperkt bediend
worden. Laat het systeem initialiseren
door uw garage.