Page 273 of 452

271
DS4_nl_Chap10_info-pratiques_ed02-2015
Monteren van het wiel
Bevestiging van het
plaatstalen reservewiel of
het noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal dat
bij het monteren van het reservewiel
de ringen van de bouten de plaatstalen
velg of het noodreservewiel niet
raken. Als de bouten volledig zijn
aangedraaid, zorgt het conische
draagvlak van de bouten voor de
bevestiging van het reservewiel.
Procedure
F Plaats het wiel op de naaf.
F D raai de wielbouten met de hand vast.
F
D
raai de slotbout met de wielsleutel 1 en
de dop 4
handvast.
F
D
raai de overige wielbouten handvast met
alleen de wielsleutel 1 .
Na het verwisselen van het wiel
Ver wijder de naafdop van het wiel
om het op de juiste manier in de
bagageruimte op te bergen.
Rijd met een noodreservewiel niet
sneller dan 80
km/h.
Laat zo snel mogelijk het
aanhaalmoment van de wielbouten
en de bandenspanning van het
reservewiel controleren door
het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het
reservewiel.
Praktische informatie
Page 274 of 452
DS4_nl_Chap10_info-pratiques_ed02-2015
F Laat de krik zakken.
F V ouw de krik 2 op en verwijder hem. F
D raai de slotbout vast met de wielsleutel
1 en de dop 4.
F
D
raai de overige wielbouten geheel vast
met alleen de wielsleutel 1 .
F
B
evestig de verchroomde doppen op de
overige wielbouten (volgens uitvoering).
F
B
erg het gereedschap op in de houder.
Page 275 of 452

273
DS4_nl_Chap10_info-pratiques_ed02-2015
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreservewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de handrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd langzaam weg en rijd een klein stukje
met een snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te
voorkomen. Als uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen, controleer dan of
de ketting en de bevestigingen de velg
niet raken.
Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het gebruik
van sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
215/60
R16 9
mm
215 / 5 5
R17
225/45
R18
225/40
R19
gebruik van sneeuwkettingen niet mogelijk
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen
te oefenen; doe dit op een vlakke en
droge ondergrond.
Praktische informatie
Page 276 of 452

DS4_nl_Chap10_info-pratiques_ed02-2015
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met
een droge of schurende doek en
gebruik geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater
of een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een
hogedrukreiniger hardnekkig vuil
probeert te verwijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om
beschadiging van de vernislaag en
de afdichtrubbers te voorkomen. Bij het vervangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
F
R
aak de lamp niet met de vingers
aan, maar gebruik een niet-
pluizende doek.
In verband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.Elektrocutiegevaar
Het vervangen van een xenonlamp
(D1S) moet worden uitgevoerd
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Let erbij het monteren van lampen met
nokjes (H1, H7
enz.) op dat deze nokjes
goed in de uitsparingen komen, zodat
het licht in de juiste richting schijnt.
Page 277 of 452
275
DS4_nl_Chap10_info-pratiques_ed02-2015
Uitvoering met meedraaiende
xenonkoplampen
1. Dimlicht/grootlicht (meedraaiende koplampen) (D1S).
2.
R
ichtingaanwijzers (PY21W amber).
3.
D
agrijverlichting (P21/5W XL).
4.
P
arkeerlichten (leds) *.
5.
Mi
stlamp (H11).
Uitvoering met halogeenlampen
1. Richtingaanwijzers (H21 wit).
2. D imlicht (H7).
3.
G
rootlicht (H1).
4.
D
agrijverlichting (P21/5W XL).
5.
P
arkeerlichten (leds)* .
6.
Mi
stlampen (H11).
Toegang tot de lampen
Afhankelijk van de motoruitvoering moet u
aan de linkerkant de volgende handelingen
uitvoeren om bij de afdekkappen van de
lampen te komen.
F
M
aak de drie bevestigingspunten van de
luchtgeleider los en verwijder de geleider.
F
M
aak de beide bevestigingen van de
motorkapkabel los.
F
D
uw de kabel naar beneden.
Vergeet niet om na het vervangen van de
lamp alle onderdelen weer te monteren
(motorkapkabel en luchtgeleider).
Verlichting vóór
* Leds: lichtgevende diodes.
Praktische informatie
Page 278 of 452

DS4_nl_Chap10_info-pratiques_ed02-2015
Lampen dimlicht vervangen
(uitvoering met halogeenlampen)
F Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen.
F
N
eem de stekker los.
F
D
ruk de veren uit elkaar om de lamp te
kunnen verwijderen.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Lamp van richtingaanwijzer
vervangen
Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig
de beschermkap om ervoor te zorgen
dat de lampunit goed wordt afgedicht.
De amberkleurige lampen, zoals die
van de richtingaanwijzers, moeten
worden vervangen door lampen met
dezelfde kleur en specificaties.
Wanneer het controlelampje van de
richtingaanwijzer (rechts of links) met
een hogere frequentie dan normaal
knippert, duidt dit op een defecte lamp
aan de desbetreffende zijde.
Uitvoering met xenonlampen
F
T
rek aan de borglip om de beschermkap te
verwijderen.
F
D
raai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder deze.
F
D
raai de lamp een kwart omwenteling om
deze te ver wijderen en vervang de lamp.
Verricht voor het monteren van de lampen de
genoemde handelingen in omgekeerde volgorde.
Uitvoering met halogeenlampen
F
D
raai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder deze.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Verricht voor het monteren van de lampen de
genoemde handelingen in de omgekeerde volgorde.
Page 279 of 452

277
DS4_nl_Chap10_info-pratiques_ed02-2015
Lampen dagrijverlichting
vervangen
F Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
D
raai de fitting een kwart omwenteling en
verwijder het geheel.
F
T
rek de lamp uit de fitting en vervang de
lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Lampen grootlicht vervangen
(uitvoering met halogeenlampen)
F Trek via de lip de beschermkap los.
F T rek de stekker los.
F
K
nijp de houderveren in zodat de lamp
naar buiten komt.
F
V
er wijder de lamp en vervang deze.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Geïntegreerde zijknipperlichten
vervangen
F Steek ter hoogte van het midden van het zijknipperlicht een platte schroevendraaier
tussen het zijknipperlicht en de voet van de
buitenspiegel.
F
W
ip het zijknipperlicht met de platte
schroevendraaier los.
F
N
eem de stekker van het zijknipperlicht los.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Een nieuw zijknipperlicht is verkrijgbaar bij
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats
Praktische informatie
Page 280 of 452
DS4_nl_Chap10_info-pratiques_ed02-2015
Lamp van de zijverlichting (LED)
vervangen
Raadpleeg voor het vervangen van dit type
LED-lampen het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Lichtgeleiders / parkeerlichten
vervangen
Neem voor het vervangen van dit type lamp
met leds contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Lampen van mistlampen
vervangen
F Steek een platte schroevendraaier in het gaatje van de bumperstrip.
F
W
ip de strip voorzichtig los; de
parkeersensor blijft in de strip zitten.
F
V
er wijder de beide schroeven van de
mistlamp en neem deze uit de behuizing.
F
N
eem de stekker van de fitting los.
F
D
raai de fitting een kwart omwenteling en
verwijder het geheel.
F
T
rek de lamp uit de fitting en vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Voor het vervangen van deze lampen
kunt u ook het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.