Page 217 of 452

215
DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Bij een storing in het systeem gaat het
controlelampje in de schakelaar "ECO
OFF"
eerst knipperen en brandt vervolgens
permanent.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Storingen Onderhoud
Schakel het Stop & Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel
door het automatisch activeren van de
START-stand te voorkomen.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden aan
dit type accu uitsluitend uitvoeren door
een officiële CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing
zou optreden, kan het zijn dat de
motor niet meer wil aanslaan of direct
afslaat. Alle controlelampjes op het
instrumentenpaneel gaan branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er ook
een waarschuwingsmelding worden
weergegeven waarin u wordt gevraagd
de selectiehendel in de stand N
te
zetten en het rempedaal in te trappen.
Zet in dat geval het contact af en start
de auto met behulp van de sleutel of de
knop "START/STOP".
Rijden
Page 218 of 452

DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Lane Departure Warning System (LDWS)
Dit systeem registreert wanneer de bestuurder
onvrijwillig een rijstrookmarkering (doorgetrokken
of onderbroken streep) overschrijdt.
Op basis van de signalen van sensoren in de
voorbumper wordt de bestuurder gewaarschuwd
als de auto de markering overschrijdt (bij een
wagensnelheid hoger dan 80 km/h).
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Activering
F Druk bij het aanzetten van het contact of bij draaiende motor op deze knop om
de functie te activeren: het lampje gaat
branden.
Het Lane Departure Warning System is
een hulpmiddel voor de bestuurder, die
desondanks waakzaam moet blijven.
Houd u aan de verkeersregels en las
elke twee uur een pauze in.
Uitschakelen
U wordt gewaarschuwd door het trillen van de
zitting van de bestuurdersstoel:
-
r
echts: als de rechter rijstrookmarkering
wordt overschreden,
-
l
inks: als de linker rijstrookmarkering wordt
overschreden.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20
seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Het is mogelijk dat een waarschuwing wordt
gegeven bij het overschrijden van een pijl op de
weg of een niet-officiële markering (bijv. graffiti).
Detectie Storing
Er kunnen storingen in de detectie
optreden:
-
a
ls de sensoren vuil zijn (modder,
sneeuw, ...),
-
a
ls de rijstrookmarkeringen
weggesleten zijn,
-
a
ls er weinig contrast is tussen het
wegdek en de markeringen.
F
D
ruk opnieuw op de knop: het lampje gaat
uit.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen. In het geval van een storing gaat dit
controlelampje branden vergezeld
van een geluidssignaal en een
melding op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 219 of 452

217
DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Dodehoekbewaking
Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dode
hoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel
gevaar betekent.
Inschakelen
Het systeem dient als hulp voor de bestuurder maar kan nooit een vervanging zijn voor de
spiegels. De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het op tijd waarnemen wat
er zich achter hem bevindt, het inschatten van de snelheid en afstand van achteropkomend
verkeer en de beslissing of hij al dan niet veilig van rijstrook kan wisselen.
Het systeem dient als een hulp voor de bestuurder en geeft alleen waarschuwingen.F
D
ruk op deze knop: het verklikkerlampje
gaat branden.
Sensoren in de voor- en achterbumper
controleren de dode hoek van de auto.
In de buitenspiegel aan de zijde waar zich dat
voertuig bevindt, brandt dan permanent een
lampje:
-
d
irect, wanneer u wordt ingehaald,
-
n
a circa een seconde, wanneer u te traag
een andere auto inhaalt.
Rijden
Page 220 of 452

DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Er wordt geen waarschuwingssignaal
afgegeven in de volgende situaties:
-
n
abij stilstaande objecten (geparkeerde
auto's, veiligheidsrails, lantaarnpalen,
borden...),
-
b
ij tegemoetkomende voertuigen,
-
b
ij rijden over bochtige wegen of in zeer
scherpe bochten,
Indien een persoon, een fietser of een voertuig
zich in de dode hoek van het voertuig bevindt,
zal er een waarschuwingslampje gaan
branden in de linker- of rechterbuitenspiegel
(afhankelijk van de situatie) onder de volgende
voor waarden:
Dit gebeurt als aan de volgende voor waarden
is voldaan:
-
a
lle voertuigen gaan dezelfde kant op,
-
d
e snelheid van uw auto ligt tussen
12
km/h en 140
km/h,
-
h
et snelheidsverschil met de auto die u aan
het inhalen bent, is kleiner dan 10
km/h,
-
h
et snelheidsverschil met de auto waardoor
u wordt ingehaald, is kleiner dan 25
km/h,
- d
e verkeersstroom is vloeiend,
- d
e inhaalmanoeuvre duurt langer dan
normaal en het ingehaalde voertuig blijft
zich ophouden in de dode hoek,
-
u r
ijdt in een rechte lijn of flauwe bocht,
-
u
w auto trekt geen aanhanger of caravan... -
b ij het inhalen van of ingehaald worden
door een extreem lang voertuig
(vrachtauto, autobus...) die én in de dode
hoek achter wordt gedetecteerd én zich in
het gezichtsveld van de bestuurder bevindt,
-
b
ij erg druk verkeer: de voertuigen die voor
en achter worden gedetecteerd worden
aangezien voor een vrachtwagen of een
stilstaand object,
-
b
ij snelle inhaalmanoeuvres.
Page 221 of 452

219
DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Storingen
Bij een storing in het systeem gaat het
verklikkerlampje in de schakelaar enkele
seconden knipperen; vervolgens gaat het uit.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.Bij slechte weersomstandigheden
(zware regen, hagel enz.) kan het
systeem tijdelijk minder nauwkeurig
werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek
of van een droog wegdek op een nat
wegdek terechtkomen kan tot een
vals alarm leiden (zo kan een wolk
waterdruppels in de dode hoek worden
aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter
altijd op dat de sensoren niet met
modder, sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken op
het gedeelte onder de buitenspiegels
waar de waarschuwingslampjes zitten,
omdat de de dodehoekbewaking dan
mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook
voor de detectiezones op de voor- en
achterbumper.
F
O
m deze functie uit te schakelen
drukt u nog een keer op de knop: het
verklikkerlampje gaat uit.
Bij het afzetten van het contact wordt de status
van het systeem opgeslagen.
De dodehoekbewaking wordt
automatisch uitgeschakeld als u een
aanhanger trekt met een door het
CITROËN-netwerk gehomologeeerde
trekhaak.
Rijden
Page 222 of 452

DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Snelheden opslaan
Toets "MEM"
F Druk op deze toets om de lijst van geprogrammeerde snelheden weer te
geven.
Activeren van de functie
Wijzigen van een
geprogrammeerde snelheid
F Druk op de toets "MENU" om naar het
algemene menu te gaan.
F
S
electeer het menu "Persoonlijke instelling -
configuratie" en bevestig uw keuze.
F
S
electeer het menu "Parameters auto" en
bevestig uw keuze.
F
S
electeer "Hulp bij het rijden" en bevestig
uw keuze.
F
S
electeer "Geprogrammeerde snelheden"
en bevestig uw keuze.
F
S
electeer "Activeren" om de functie te
activeren.
Via uw Autoradio
Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder de opgeslagen snelheden
alleen bij stilstaande auto wijzigen.
Met deze functie kunt u snelheden opslaan die vervolgens kunnen worden gebruikt voor het instellen van de snelheidsbegrenzer (snelheidslimiet) en
de snelheidsregelaar (kruissnelheid).
U kunt vijf of zes snelheden opslaan in het geheugen van het systeem (afhankelijk van de uitvoering). Standaard zijn er al enkele snelheden
opgeslagen.
F
S
electeer de te wijzigen geprogrammeerde
snelheid en bevestig uw keuze.
F
W
ijzig de snelheid en bevestig uw keuze.
F
Sel
ecteer "
OK" en bevestig dit om de
wijzigingen op te slaan.
Page 223 of 452
221
DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Via het touchscreen
Wijzigen van een opgeslagen snelheid
F Druk op de secundaire pagina op " Inst. snelheden ".
F
S
electeer de functie waarvoor u de nieuwe
snelheden wilt opslaan:
● snelheidsbegrenzer
of
● snelheidsregelaar.
Toets "MEM"
Met deze toets kunt u een opgeslagen snelheid
selecteren voor de snelheidsbegrenzer of de
snelheidsregelaar.
Zie de desbetreffende rubriek.
F
D
ruk op deze toets om het menu
" Rijden " te selecteren.
F
K
ies de opgeslagen snelheid die u wilt
wijzigen. F
V
oer de nieuwe waarde in met de
nummertoetsen en bevestig.
F
B
evestig om de wijzigingen op te slaan en
sluit het menu af.
Rijden
Page 224 of 452

DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Dit systeem voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde snelheid overschrijdt.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer is een
rijhulpsysteem; de bestuurder moet te
allen tijde de snelheidslimieten in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen.1.
K
nop voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer.
2.
T
oets voor het verlagen van de ingestelde
snelheid.
3.
T
oets voor het verhogen van de ingestelde
snelheid.
4.
T
oets voor het inschakelen / onderbreken
van de snelheidsbegrenzing.
5.
T
oets voor het weergeven van de
geprogrammeerde snelheden.
Bediening op het stuurwiel
6. Snelheidsbegrenzing ingeschakeld / onderbroken.
7.
S
nelheidsbegrenzer geselecteerd.
8.
I
ngestelde snelheid.
9.
S
electie van een geprogrammeerde
snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
De snelheidsbegrenzer moet
handmatig worden ingeschakeld .
De ingestelde snelheid moet minimaal
30
km/h bedragen.
De ingestelde snelheid blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in
het geheugen.