Page 209 of 452

207
DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de
auto te blokkeren (als de handrem niet in de
automatische stand staat).Als de selectiehendel niet in de stand P
staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer
45
seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P;
het geluidssignaal stopt en de
melding verdwijnt.
Storing
Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje
gaat branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display, duidt dit op een storing
in de versnellingsbak.
In dit geval werkt de versnellingsbak met een
noodprogramma en blijft de 3
e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
waarnemen bij het selecteren van R vanuit
de stand P , of R vanuit de stand N . Dit is niet
schadelijk voor de versnellingsbak.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Wend u tot het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dit verklikkerlampje kan ook gaan branden bij
het openen van een portier. De automatische versnellingsbak kan
beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het
rempedaal gelijktijdig intrapt,
-
a
ls u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit
de stand P geforceerd naar een
andere stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende motor
(file...) te beperken, de selectiehendel
in de stand N en trek de handrem aan,
behalve als deze in de automatische
stand staat.
Rijden
Page 210 of 452

DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op
een helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats.
In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal
naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
-
a
ls de auto volledig stilstaat ter wijl u het
rempedaal intrapt,
-
a
ls de hellingshoek aan bepaalde
voor waarden voldoet,
-
a
ls het bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Hill Start Assist
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat en:
-
b
ij een handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand
hebt ingeschakeld,
-
bij
een elektronisch gestuurde
versnellingsbak de stand A of M hebt
geselecteerd.
-
b
ij een automatische versnellingsbak de
stand D of M hebt geselecteerd.
Werking
Storing
Bij een storing in het systeem gaan deze
controlelampjes branden. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de Hill Start Assist gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, bedien dan de handrem
met de hand. Controleer of de
controlelampjes van de handrem op het
instrumentenpaneel constant branden.
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het rempedaal loslaat.
Page 211 of 452

209
DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Schakelindicator*
Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak kan naast de pijl ook
de geadviseerde versnelling worden
weergegeven.
Bij een elektronisch gestuurde of automatische
versnellingsbak is dit systeem uitsluitend actief
in de handgeschakelde stand.
* Volgens motoruitvoering.
Bij de uitvoeringen met een BlueHDi 150 -dieselmotor en
een handgeschakelde versnellingsbak kan het systeem
u onder bepaalde rijomstandigheden verzoeken om de
versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, om het
tijdelijk afzetten van de motor mogelijk te maken (STOP-
fase van het Stop & Start-systeem). In dat geval wordt de
aanduiding N weergegeven op het instrumentenpaneel.
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet worden ingeschakeld om het brandstofverbruik te reduceren.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt
namelijk altijd af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het
al dan niet opvolgen van een schakeladvies van
het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld. Voorbeeld:
-
U r
ijdt in de derde versnelling.
-
U t
rapt het gaspedaal in.
-
H
et systeem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te
schakelen,
- de achteruitversnelling in te schakelen.
Rijden
Page 212 of 452

DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Controlesysteem bandenspanning
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Zodra de auto rijdt, controleert het systeem
permanent de spanning van de vier banden.
In het ventiel van elke band (met uitzondering van
het reservewiel) is een druksensor gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de bestuurder zodra
het een daling van de spanning van een of
meer banden detecteert.Een te lage bandenspanning leidt ook
tot een hoger brandstofverbruik.De door de fabrikant voor uw auto
aanbevolen bandenspanning staat
vermeld op de bandenspanningssticker
(zie de rubriek "Identificatie").
De bandenspanning moet bij "koude"
banden worden gecontroleerd (auto
die langer dan 1
uur heeft stilgestaan
of na een traject van maximaal 10 km
met gematigde snelheid). Is dit niet het
geval, verhoog dan de op de sticker
vermelde waarden met 0,3
bar.
Ondanks de aanwezigheid van dit
systeem dient u maandelijks en voor
elke lange reis de bandenspanning
(ook die van het reservewiel)
handmatig te controleren.
Een te lage bandenspanning heeft
een negatief effect op de wegligging,
verlengt de remweg en versnelt de
bandenslijtage, met name onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheid, lange rit).
Het controlesysteem van de bandenspanning
is een hulpsysteem; de bestuurder moet
waakzaam blijven.
Page 213 of 452

2 11
DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Waarschuwing te lage bandenspanning
Een lagere bandenspanning is niet
altijd zichtbaar aan een vervorming van
de band. Beperk u daarom niet alleen
tot een visuele controle.Deze waarschuwing wordt ook
weergegeven als een of meerdere
wielen niet zijn voorzien van een sensor
(bijvoorbeeld een noodreservewiel of
een reservewiel met stalen velg).
De waarschuwing wordt weergegeven
zolang de desbetreffende band(en) niet
op spanning is (zijn) gebracht, is (zijn)
gerepareerd of is (zijn) vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel of
wiel met stalen velg) is niet voorzien
van een sensor.
Bij een te lage bandenspanning brandt
dit verklikkerlampje in combinatie met
een geluidssignaal en, afhankelijk van
de uitrusting, in combinatie met de
weergave van een melding.
Als er een afwijking in de bandenspanning van
één band wordt geconstateerd, kan deze band
worden herkend aan het pictogram of, afhankelijk
van de uitvoering, de weergegeven melding.
F Verlaag onmiddellijk de snelheid, maak
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet
plotseling hard af.
F
Z
et uw auto stil zodra de verkeerssituatie
dit toelaat.
Storing
Als het verklikkerlampje "te lage
bandenspanning" knippert en vervolgens
permanent brandt in combinatie met het
verklikkerlampje "service", duidt dit op
een storing in het systeem.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren of monteer na een lekke band
het wiel met de originele velg, dat is voorzien
van een sensor.
F
C
ontroleer de spanning van de vier
banden (bij koude banden) als u over een
compressor beschikt, bijvoorbeeld die van
de bandenreparatieset.
R
ijd voorzichtig met lage snelheid verder
als u niet direct de bandenspanning kunt
controleren.
of
F
G
ebruik in geval van een lekke band
de noodreparatieset of het reservewiel
(volgens uitrusting).
Alle reparaties aan een wiel dat met dit systeem
is uitgerust en het vervangen van een band
moeten worden uitgevoerd door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer bij het verwisselen een wiel is gemonteerd
dat niet door uw auto wordt gedetecteerd (voorbeeld:
montage van winterbanden), dient het systeem door
het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats opnieuw geïnitialiseerd te worden.
In dat geval wordt de bandenspanning niet
meer gecontroleerd.
Rijden
Page 214 of 452

DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Stop & StartHet Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens
het wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand
van de motor
Is uw auto uitgerust met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak en u parkeert
uw auto, dan is - ten behoeve van uw
eigen comfort - de STOP-stand de eerste
seconden na het inschakelen van de
achteruit niet beschikbaar.
Als de STOP-stand geactiveerd is,
blijven alle andere componenten zoals
de remmen en de stuurbekrachtiging
normaal functioneren.
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat; zet in dat geval altijd het
contact af met de sleutel of met de
knop "START/STOP".
Het controlelampje "ECO"
op het
instrumentenpaneel gaat branden en
de motor komt automatisch in een
standby-stand:
-
b
ij een handgeschakelde
versnellingsbak, bij snelheden beneden
20
km/h of, bij uitvoeringen met de
PureTech 130 -motor of een BlueHDi 115
of
120-dieselmotor, bij stilstaande auto,
wanneer u de versnellingsbak in zijn vrij zet
en de koppeling loslaat,
-
b
ij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak, bij snelheden beneden
8
km/h, wanneer u op het rempedaal trapt
of wanneer u de selectiehendel in de stand
N zet,
-
b
ij een automatische transmissie,
bij stilstaande auto, wanneer u op
het rempedaal trapt of wanneer u de
selectiehendel in de stand N zet.
Als uw auto is uitgerust met
een teller, wordt de duur van de
momenten dat de motor in de STOP-
stand geschakeld wordt, opgeteld
en weergegeven. Elke keer als u
het contact opnieuw aanzet met de
sleutel of op de knop "START/STOP"
drukt, wordt deze teller op 0
gezet.
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- d e auto op een steile helling staat
(beklimming of afdaling),
-
he
t bestuurderportier geopend is,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
d
e auto sinds de laatste start (met de
sleutel of met de knop "START/STOP") niet
sneller dan 10
km/h heeft gereden,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
d
e ruitontwaseming is ingeschakeld,
-
b
epaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dat niet toelaten.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
In dat geval knippert het lampje
"ECO" enkele seconden en gaat
vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Page 215 of 452

213
DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Overgang naar de START-stand
van de motor
Het controlelampje "ECO" gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart:
-
b
ij een handgeschakelde
versnellingsbak , wanneer u het
koppelingspedaal helemaal intrapt,
-
b
ij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak :
● met
de selectiehendel in de stand A of
M , wanneer u het rempedaal loslaat.
● of
met de selectiehendel in de stand N
en het rempedaal losgelaten, wanneer u
de selectiehendel in de stand A of M zet,
● of
wanneer u de achteruitversnelling
i
nschakelt.
-
b
ij een automatische transmissie:
● met
de selectiehendel in de stand D ou
M , wanneer u het rempedaal loslaat,
● of
met de selectiehendel in de stand N
en het rempedaal losgelaten, wanneer u
de selectiehendel in de stand D of M zet,
● of
wanneer u de achteruitversnelling
i
nschakelt.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Als u bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak in de
STOP-stand een versnelling inschakelt,
maar daarbij het koppelingspedaal niet
helemaal intrapt, gaat er een lampje
branden of verschijnt er een bericht
met het verzoek het koppelingspedaal
helemaal in te trappen, omdat anders
de motor niet gestart kan worden.
In dat geval knippert het lampje
"ECO" enkele seconden en gaat
vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.De START-stand wordt ten behoeve van de veiligheid
en het comfort automatisch geactiveerd als:
- het bestuurderportier wordt geopend,
- d e veiligheidsgordel van de bestuurder los
wordt gemaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is dan 25
k
m/h
bij een handgeschakelde versnellingsbak
(3
km/h bij de PureTech 130 -motor en de
BlueHDi 115
en 120 -dieselmotoren) en
hoger dan 11
km/h bij een elektronisch
gestuurde versnellingsbak of 3
km/h bij een
automatische transmissie,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
-
b
epaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.) dit
niet toelaten.
Rijden
Page 216 of 452
DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra u het
contact weer aanzet met de sleutel of
de knop "START/STOP".
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar
"ECO OFF".
Het systeem is dan opnieuw actief; het
controlelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding weergegeven.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.
U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in
te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar
gaat branden en er wordt een melding
weergegeven.
Uitschakelen