Page 17 of 452

15
DS4_nl_Chap00c_eco-conduite_ed02-2015
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste
voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal,
fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een
dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door
zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u
daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de
portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oor een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen
van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter,
luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het
aan uw situatie aangepaste onderhoudsschema van de fabrikant.
Uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor: bij een storing in het SCR-
systeem stoot de auto schadelijke stoffen uit. Ga zo spoedig mogelijk naar
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de uitstoot
van stikstofoxiden terug te brengen tot onder de wettelijke normen.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000
km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
Eco-rijden
Page 18 of 452
DS4_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
Controle van de werking
Page 19 of 452
DS4_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
Page 20 of 452

DS4_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
Instrumentenpaneel met kleurinstelling - Type 1
1. Toerenteller (x 1000 t /min of rpm).
2. O pschakelindicator of stand van de
selectiehendel en ingeschakelde
versnelling bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of automatische
transmissie.
3.
A
naloge snelheidsmeter (km/h of mph).
4.
I
nstellingen van snelheidsregelaar of
snelheidsbegrenzer
5.
D
igitale snelheidsmeter (km/h of mph).
6.
Motorolieniveaumeter*.
Meters en displays Toetsen
7. Onderhoudsindicator (
km of mijl) vervolgens,
kilometerteller.
B
eide functies worden bij het aanzetten
van het contact na elkaar weergegeven.
N
iveau lichtsterkte (tijdens het instellen).
8.
D
agteller (km of mijl)
9.
B
randstofmeter en bijbehorend
waarschuwingslampje
minimumbrandstofniveau.
10.
A
ctieradius (km of mijl) met de
resterende hoeveelheid brandstof (a) of
additief AdBlue en met betrekking tot het
SCR-systeem (b) . A. "
COLOR Meters" (kleur van meters):
achtergrondkleur van meters naar eigen
wens instellen.
B.
"
COLOR Displays" (kleur van displays):
achtergrondkleur van displays naar eigen
wens instellen.
C.
L
ichtsterkteregeling (beschikbaar in de
nachtstand).
D.
R
esetten van onderhoudsindicator of
dagteller.
* Volgens uitvoering.
Page 21 of 452

19
DS4_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
1. Toerenteller (x 1.000 t /min of rpm).
2. O pschakelindicator of stand van de
selectiehendel en ingeschakelde
versnelling bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of automatische
transmissie.
3.
S
nelheidsmeter (km/h of mph).
4.
C
entraal display.
5.
B
randstofmeter en waarschuwingslampje
minimumbrandstofniveau
Meters en displays
6. Dagteller (km of mijl).
7. O nderhoudsindicator (bij naderen of
overschrijden van voorgeschreven
onderhoud),
k
ilometerteller (km of mijl).
Toetsen
Instrumentenpaneel met kleurinstelling - Type 2
A. "COLOR Meters" (kleur van meters): achtergrondkleur van meters naar eigen
wens instellen.
B.
"
COLOR Displays" (kleur van displays):
achtergrondkleur van displays naar eigen
wens instellen..
C.
L
ichtsterkteregeling (beschikbaar in
nachtstand).
D.
H
andmatige CHECK (controle van functies
en weergave van de waarschuwingen).
R
esetten van onderhoudsindicator of
dagteller.
Controle tijdens het rijden
Page 22 of 452

DS4_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
Centraal display en bediening van instrumentenpaneel type 2
Weergavezones
1. Instellingen van de snelheidsregelaar of snelheidsbegrenzer.
2.
M
otorolieniveaumeter*.
Onderhoudsindicator.
A
ctieradius met de resterende hoeveelheid
additief AdBlue en met betrekking tot het
SCR-systeem (BlueHDi-dieselmotor).
Boordcomputer.
D
e geluidsbron waar naar geluisterd wordt.
H
erhaling van de navigatieaanwijzingen.
E
xtra weergave van de wagensnelheid.
Bediening
Met behulp van een toets op het uiteinde
van de ruitenwisserschakelaar kunt u de
verschillende beschikbare functies weergeven
(boordcomputer, de geluidsbron waar naar
geluisterd wordt, navigatieaanwijzingen, enz.). Dichtbij het maximumtoerental: schakel door
naar een hogere versnelling als de streepjes
van de toerenteller gaan knipperen.
Toerenteller
Bij het aan- en afzetten van het contact
slaat de wijzer van de snelheidsmeter
volledig uit en gaan alle segmenten van
de toerenteller en de brandstofmeter
kort branden.
* Volgens uitvoering.
Op het display kunnen ook tijdelijk
waarschuwingsmeldingen of
informatieberichten worden getoond.
Page 23 of 452
21
DS4_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
De controlelampjes waarschuwen de
bestuurder in het geval van een storing
(waarschuwingslampje) of geven hem
informatie over de werking van een systeem
(ingeschakeld of uitgeschakeld).
Controlelampjes
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan sommige
waarschuwingslampjes enkele seconden
branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige lampjes gaan branden (permanent
of knipperend) in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display of het centrale display
van het instrumentenpaneel type 2.
Controle tijdens het rijden
Page 24 of 452

DS4_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
Waarschuwingslampjes
Als een van de volgende lampjes bij een
draaiende motor of onder het rijden gaat
branden, wijst dit op een storing in het
desbetreffende systeem en moet de bestuurder
actie ondernemen.
Het lampje brandt op het instrumentenpaneel
of op het centrale display van het
instrumentenpaneel type 2.Indien uw auto voorzien is van een display, gaat een waarschuwingslampje altijd branden
in combinatie met een aanvullende melding om u te helpen bij het opsporen van de storing.
Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controlelampje brandtOorzaak Acties / Opmerkingen
STOP permanent, alleen
of in combinatie
met een ander
waarschuwingslampje,
een geluidssignaal en
een melding op het
display. Dit waarschuwingslampje brandt
bij een ernstige storing in het
remsysteem, de stuurbekrachtiging,
het motoroliecircuit of het koelcircuit.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil,
want de motor kan onder het rijden afslaan.
Zet het contact af en neem contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
Te h o g e
koelvloeistoftemperatuurpermanent.
De temperatuur van de koelvloeistof
is te hoog. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof
tot de motor is afgekoeld.
Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg
dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Motoroliedruk permanent. Er is een storing in de motorsmering. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.