Page 65 of 211

BELANGRIJK
11) Voor een correcte werking van
het systeem mogen de sensoren
nooit bevuild zijn met modder,
vuil, sneeuw of ijs. Zorg ervoor dat
ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden.
Vermijd het gebruik van droge,
ruwe of harde doeken. De
sensoren moeten met schoon
water worden gewassen, waaraan
eventueel autoshampoo is
toegevoegd. Wanneer speciale
reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan
de sensoren zeer snel en houd de
straal op minstens 10 cm afstand.
BELANGRIJK
57) De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdensdeze manoeuvres altijd of er geen
mensen (vooral kinderen) of
dieren in het manoeuvregebied
aanwezig zijn. De
parkeersensoren dienen als hulp
voor de bestuurder, die echter
nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel
gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden
verricht.
TANKEN
IN HET KORT
Zet de motor af alvorens te tanken.
Tank uitsluitend loodvrije benzine met
een minimum octaangetal van 95
RON die aan de Europese
specificatie EN 228 voldoet.
Om beschadiging aan de katalysator
te voorkomen, de tank nooit bijvullen,
niet in noodgevallen en evenmin
met een minimale hoeveelheid, met
loodhoudende benzine.
BELANGRIJK Een beschadigde
katalysator veroorzaakt schadelijke
uitlaatgassen, met luchtvervuiling tot
gevolg.
BELANGRIJK Vul de tank nooit, noch in
noodgevallen noch in minimale
hoeveelheid, met loodhoudende
benzine bij, dit kan de katalysator
onherstelbaar beschadigen.
61
Page 66 of 211

TANKEN
Om de tank volledig te vullen, kan men
twee keer bijvullen nadat het
tankpistool is afgeslagen. Meer bijvullen
kan storingen in het
brandstoftoevoersysteem veroorzaken.
BRANDSTOFTANKDOP
Dop B fig. 66 is voorzien van een
koordje C dat aan het klepje A vastzit
om verlies van de dop te voorkomen.
Gebruik de contactsleutel om dop B los
te draaien. De hermetische afsluiting
kan een lichte toename van de druk in
de tank veroorzaken. Een eventueel
ontluchtingsgeluid wanneer de dop
wordt losgedraaid is dus volkomen
normaal. Haak tijdens het tanken de
dop aan de binnenkant van de klep
zoals getoond in fig. 66.
58)
BELANGRIJK
58) Breng geen open vuur of
brandende sigaretten in de buurt
van de vulopening van de tank:
brandgevaar. Kom niet te dicht
met het gezicht bij de vulopening,
om geen schadelijke dampen in
te ademen.
MILIEUBESCHERMING
Benzinemotoren hebben de volgende
emissiereductiesystemen:
❒driewegkatalysator (katalysator)
❒lambdasondes
❒brandstofverdampingsregelsysteem.
59)
Laat de motor nooit, ook niet bij een
test, met een of meer niet-aangesloten
bougies draaien.
BELANGRIJK
59) Onder bedrijfsomstandigheden
wordt de katalysator erg heet.
Parkeer het voertuig dus niet
boven licht ontvlambaar materiaal
(gras, droge bladeren,
dennennaalden enz.):
brandgevaar.
66AB0A0058
62
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 67 of 211

KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.DISPLAY ......................................... 64
MENUOPTIES ................................. 67
BEDIENINGSPANEEL EN
BOORDINSTRUMENTEN ................ 74
TRIP COMPUTER ........................... 76
LAMPJES EN BERICHTEN ............. 79
- LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU /
HANDREM AANGETROKKEN ............ 80
- STORING EBD ................................. 81
- STORING AIRBAG ........................... 81
- VEILIGHEIDSGORDELS NIET
VASTGEMAAKT ................................. 82
- STORING ABS ................................. 83
- FRONTARBAG PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD .............................. 83
- STORING INSPUIT-/
EOBD-SYSTEEM ................................ 84
- ELEKTRONISCH
STABILITEITSSYSTEEM (ESC) ........... 85
- STADSLICHT EN DIMLICHT ............. 87
- FOLLOW ME HOME ........................ 87
- LINKER RICHTINGAANWIJZER ....... 87
- RECHTER RICHTINGAANWIJZER ... 87
- GROOTLICHT .................................. 88
-MISTLAMPEN ................................... 88
-MISTACHTERLICHT .......................... 88
-VERSLETEN REMBLOKKEN ............. 88
-STORING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
“DUALDRIVE” ..................................... 89
- ONVOLDOENDE
MOTOROLIEDRUK/MOTOROLIE
VERSLECHTERD ............................... 89
-MOTOROLIE VERSLECHTERD ......... 90
- TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ...... 91
-LAADSTROOM ACCU
ONVOLDOENDE ................................ 92-STORING HILL HOLDER ................... 92
- STORING FIAT CODE
STARTBLOKKERING .......................... 92
- BRANDSTOFRESERVE/BEPERKTE
ACTIERADIUS .................................... 93
- AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER ..................... 93
- STORING AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER ..................... 93
-PORTIEREN NIET GOED GESLOTEN. 94
-STORING BUITENVERLICHTING ...... 94
-ASR SYSTEEM ................................. 94
- KANS OP GLAD WEGDEK ............... 95
- STORING REMLICHTEN .................. 95
- STORING PARKEERSENSOR .......... 95
-iTPMS ............................................... 96
-SERVICE (GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD) ................................... 97
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN .............................. 97
-INSCHAKELING SPORT-FUNCTIE .... 97
63
Page 68 of 211

DISPLAY
Het voertuig is uitgerust met een
kleurendisplay dat, op basis van de
eerder instellingen, tijdens het rijden
nuttige informatie zal verschaffen.
Bij verwijderde contactsleutel, wordt het
display ingeschakeld en, afhankelijk
van de versie, worden gedurende
enkele seconden de tijd, de totaalstand
van de kilometerteller (in km of mijlen)
en het 500-logo weergegeven wanneer
een voorportier wordt geopend.
OPMERKING Bij een lage
buitentemperatuur (onder 0°C) kan het
langer dan normaal duren voordat
informatie op het display verschijnt.
"STANDAARD" SCHERM
KLEURENDISPLAY
Op het standaardscherm fig. 67 kan de
volgende informatie worden
weergegeven:
1Kilometerteller (weergave aantal
gereden kilometers/mijlen)
2Digitale
koelvloeistoftemperatuurmeter
3Digitale toerenteller
4Gear Shift Indicator
5Datum
6Buitentemperatuurmeter
7Aanduiding voertuigsnelheid
8Stand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht)
9Tijd
10eco Index
11Digitale brandstofmeter
SPORT MODUS
Wanneer de SPORT-functie
ingeschakeld is, wordt het scherm met
de meter acceleratie in de lengte/
zijwaarts (G-meter informatie)
automatisch weergegeven. Deze houdt
rekening met versnelling t.g.v. de
zwaartekracht (G) fig. 68.
ECO INDEX
Dankzij de eco Index kan de bestuurder
zijn rijstijl controleren om efficiënter te
rijden in termen van brandstofbesparing
en beperking van de schadelijke
emissies.De beoordeling van de rijstijl wordt
weergegeven op het display met een
digitale meetschaal A fig. 69.
De schaal heeft een bereik van een min.
waarde van 0 tot een max. waarde
van 5 en geeft de ecologische
duurzaamheid van de rijstijl (0 = laag,
= hoog) aan.
2
3
4
5
6
11
10
9
8
7
67AB0A0129
68AB0A0133
69AB0A0134
64
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
5
Page 69 of 211

OPMERKINGEN
De gemeten waarden hangen niet
rechtstreeks samen met het
momentane brandstofverbruik, maar
zijn bedoeld om de bestuurder aan
te geven hoe hij zijn rijstijl kan
veranderen om het brandstofverbruik te
verlagen.
Verschillende ritten kunnen
verschillende waarden opleveren, ook
als de bestuurder dezelfde rijstijl
aanhoudt, aangezien andere factoren
zoals verkeersomstandigheden, lengte
van de reis en koude start van invloed
kunnen zijn.
Een "eco" rijstijl is een "vloeiender"
manier van rijden, zelfs als de
verkeersomstandigheden dit vaak
verhinderen. Een meer "agressieve"
manier van rijden brengt daarentegen
frequent accelereren/afremmen met
zich mee met als gevolg een hoger
brandstofverbruik en meer schadelijke
emissies.
GEAR SHIFT INDICATOR
De "GSI" (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling
in te schakelen via een speciaal bericht
op het display .Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Wanneer het pictogram SHIFT (SHIFT
UP)
op het display wordt
weergegeven, geeft de GSI het advies
om een hogere versnelling in te
schakelen, terwijl wanneer het
pictogram SHIFT (SHIFT DOWN)
wordt weergegeven, de bestuurder
geadviseerd wordt een lagere
versnelling in te schakelen.
De aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden
zolang de bestuurder niet schakelt of
zolang de rijomstandigheden niet
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
BEDIENINGSKNOPPEN
+Om de schermpagina en de opties
naar boven te doorlopen of om de
weergegeven waarde te verhogen.
MENUKort indrukken om het
menu te openen en/of naar
de volgende schermpagina
te gaan of de gewenste
keuze te bevestigen. Lang
indrukken om naar het
standaardscherm terug te
keren.
–Om de schermpagina en de opties
naar beneden te doorlopen of om de
weergegeven waarde te verlagen.
OpmerkingDe knoppen+en–
activeren verschillende functies
afhankelijk van de volgende situaties:
❒hiermee kan binnen het menu naar
beneden of naar boven door de
opties gebladerd worden;
❒zorgen tijdens instellingen voor het
verhogen en verlagen van de
waarden.
OpmerkingWanneer een portier wordt
geopend, wordt het display
ingeschakeld en worden het tijdstip en
het aantal afgelegde kilometers of
mijlen enkele seconden weergegeven.
70AB0A0002
65
Page 70 of 211

SETUP-MENU
Het menu bestaat uit een serie opties
die gekozen kunnen worden met de
knoppen+en–om toegang te krijgen
tot verschillende keuze- en
instellingshandelingen (Setup) die
hieronder zijn aangegeven.
Sommige opties hebben een submenu.
Het menu wordt geactiveerd door de
MENU-knop
kort in te drukken.
Druk de knoppen+of–telkens in om
de opties van het setup-menu te
doorlopen. De bedieningswijzen
verschillen afhankelijk van de gekozen
optie.
Het menu biedt de volgende functies:
❒MENU
❒VERLICHTING
❒SNELHEIDSWAARSCHUWING
❒KOPLAMPSENSOR
❒INSCHAKELING TRIP B
❒TIJD INSTELLEN
❒DATUM INSTELLEN
❒ZIE RADIO
❒AUTOCLOSE
❒MEETEENHEDEN
❒TAAL❒GELUIDSSTERKTE
WAARSCHUWINGEN
❒GELUIDSSTERKTE TOETSEN
❒ZOEMER VEILIGHEIDSGORDEL
❒SERVICE
❒PASSAGIERSAIRBAG
❒DAGRIJLICHTEN
❒RESET BANDEN
❒MENU AFSLUITEN
Een optie in het hoofdmenu zonder een
submenu kiezen:
❒druk kort op de MENU knop
om
de instelling van het hoofdmenu die
gewijzigd moet worden te selecteren;
❒Druk op de knoppen+of–(deze
telkens indrukken) om de nieuwe
instelling te selecteren;
❒druk kort op de MENU knop
om
de nieuwe instelling op te slaan en
terug te gaan naar de eerder
geselecteerde optie in het
hoofdmenu.
Een optie in het hoofdmenu met een
submenu kiezen:
❒druk kort op de MENU knop
om
de eerste optie uit het submenu weer
te geven;❒druk op de knoppen+of–(deze
telkens indrukken) om door alle
submenu-opties te bladeren;
❒druk kort op de MENU knop
om
de getoonde submenu-optie te
selecteren en het betreffende
setup-menu te openen;
❒druk op de knoppen+of–(deze
telkens indrukken) om de nieuwe
instelling voor deze submenu-optie te
selecteren;
❒druk kort op de MENU knop
om
de nieuwe instelling op te slaan en
terug te gaan naar de eerder
geselecteerde optie in het submenu.
66
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 71 of 211

MENUOPTIES
Menu
Met deze optie kan toegang tot het
Setup-menu worden verkregen.
Druk op de knop+of–om de
verschillende Menuopties te selecteren.
Houd de MENU-knop
ingedrukt
om naar het standaardscherm terug te
keren.
Verlichting (regeling
interieurverlichting)
Bij sommige versies is het
instrumentenpaneel voorzien van een
lichtsensor die de omstandigheden van
het omgevingslicht kan detecteren en
de lichtsterkte van het paneel daaraan
aan kan passen.
De lichtsterkte van het
instrumentenpaneel kan daardoor
variëren tijdens het rijden na een
gebeurtenis die de omstandigheden
van “dag” naar “nacht” (of andersom) in
het interieur veranderen (bijv. in een
tunnel, op schaduwrijke lanen, onder
viaducten, enz.). De verlichting kan
alleen in nachtmodus worden gewijzigd
als het dimlicht ingeschakeld is. Als
de koplampen niet branden, kan deze
veranderd worden in dagmodus.Deze functie is beschikbaar bij
ingeschakeld dimlicht en in het donker,
om de lichtsterkte van het
instrumentenpaneel, de
bedieningsdisplays van de autoradio en
van de automatische klimaatregeling
in te stellen.
Bij sommige versies, overdag en met
ingeschakeld dimlicht, zijn het
instrumentenpaneel, bedieningstoetsen,
radio en automatische klimaatregeling
ingesteld op maximale lichtsterkte.
Ga als volgt te werk om de lichtsterkte
te regelen:
❒druk kort op de MENU knop
,op
het display verschijnt het eerder
opgeslagen niveau;
❒druk op knop+of–om de
lichtsterkte in te stellen;
❒druk kort op de MENU knop
om
terug te keren naar het menuscherm
of houd de knop ingedrukt om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Snelheidswaarschuwing
(Snelheidslimiet)
Deze functie wordt gebruikt om de
snelheidslimiet van de auto (km/h of
mph) in te stellen; de bestuurder wordt
gewaarschuwd wanneer deze limiet
wordt overschreden.Ga als volgt te werk om de
snelheidslimiet in te stellen:
❒druk kort op de MENU knop
:op
het display verschijnt het opschrift
(Zoemer snelheid);
❒druk op knop+of–om de in- ("On)
of uitschakeling ("Off") van de
snelheidsbegrenzing te selecteren;
❒wanneer de functie reeds is
ingeschakeld, op+of–drukken om
de gewenste snelheidslimiet te
selecteren en vervolgens op MENU
drukken om de keuze te
bevestigen.
OpmerkingDeze kan ingesteld
worden 30 en 200 km/h of tussen 20
en 125 mph, in overeenstemming
met de eerder ingestelde eenheid. Zie
de paragraaf “Meeteenheid instellen
(Meeteenheid)” die hierna is
beschreven. De instelling wordt
verlaagd/verhoogd met vijf eenheden
elke keer als de knop+/-wordt
ingedrukt. Houd de knop+/-ingedrukt
om de waarde snel te verhogen/
verlagen. Wanneer de gewenste
waarde wordt bereikt, kan de instelling
afgerond worden door de toets een
paar keer kort in te drukken.
67
Page 72 of 211

Druk kort op de MENU knopom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop ingedrukt om terug te
keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Ga als volgt te werk om de instelling te
annuleren:
❒druk kort op de MENU knop
:op
het display knippert ("On");
❒druk op de knop–: ("Off") gaat
knipperen op het display;
❒druk kort op de MENU knop
om
terug te keren naar het menuscherm
of houd de knop ingedrukt om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Sensor koplampen
(Gevoeligheid
schemersensor/
automatische
inschakeling koplampen
instellen)
(voor bepaalde versies/markten)
Deze functie wordt gebruikt om de
koplampen in of uit te schakelen
afhankelijk van de externe
lichtomstandigheden.De gevoeligheid van de schemersensor
kan worden ingesteld op 3 niveaus
(niveau 1 = minimum gevoeligheid,
niveau 2 = matige gevoeligheid, niveau
3 = maximum gevoeligheid); hoe hoger
de ingestelde gevoeligheid, des te
minder buitenlicht er nodig is om de
buitenverlichting in te schakelen (bijv. bij
een lichtgevoeligheid van niveau 3
zullen de koplampen bij zonsondergang
vroeger aangaan dan bij de niveaus 1
en 2).
Ga als volgt te werk om in te stellen:
❒druk kort op de MENU-knop
.
Het eerder ingestelde niveau knippert
op het display;
❒druk op+of–om de waarde in te
stellen;
❒druk kort op de MENU knop
om
terug te keren naar het menuscherm
of houd de knop ingedrukt om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Inschakeling Trip B
Met deze functie kan de weergave van
Trip B (dagteller) ingeschakeld ("On")
of uitgeschakeld ("Off") worden.
Zie voor meer informatie "Trip
Computer" in dit hoofdstuk.Ga als volgt te werk om deze functie
in/uit te schakelen:
❒druk kort op de MENU-knop
,
op het display gaat "On" of "Off"
knipperen, afhankelijk van de eerdere
instelling;
❒druk op de knop+of–om te kiezen;
❒druk kort op de MENU knop
om
terug te keren naar het menuscherm
of houd de knop ingedrukt om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Tijd instellen (de klok
instellen)
Met deze functie kan de klok ingesteld
worden via twee submenu’s: “Tijd”
en “Formaat”.
Ga als volgt te werk om in te stellen:
❒druk kort op de MENU-knop
:
op het display verschijnen de twee
submenu's "Tijd" en "Formaat";
❒druk op de knop+of–om tussen de
twee submenu's om te schakelen;
❒druk na het submenu te hebben
geselecteerd kort op de MENU knop
;
❒wanneer het submenu “Tijd” is
gekozen, kort op de MENU-knop
drukken om de "uren" op het
display te laten weergeven;
68
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL