Page 49 of 211

MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de hendel fig. 54 in de richting
van de pijl;
❒verplaats het hendeltje B fig. 55 naar
rechts zoals aangegeven in de figuur;
❒til de motorkap op en trek
tegelijkertijd de steunstang C fig. 56
uit de klem D; steek vervolgens
het uiteinde van de stang in de
opening E in de motorkap (grote
opening) en druk de stang in de
veiligheidsstand (kleine opening),
zoals aangegeven in de figuur.
25) 26) 27)
10)
SLUITEN
Ga als volgt te werk:
❒Houd de motorkap met één hand
omhoog, verwijder met de andere
hand de stang C fig. 56 uit de zitting
E en plaats hem terug in de klem D❒laat de motorkap tot op ongeveer 20
cm boven de motorruimte zakken en
laat hem dan vallen. Controleer of
de motorkap volledig gesloten is en
niet alleen vergrendeld met de
beveiliging. Als de motorkap niet
perfect gesloten is, probeer dan niet
erop te drukken maar open hem
opnieuw en herhaal de handeling.
28)
BELANGRIJK
25) Een onjuiste plaatsing van de
steunstang kan leiden tot een
plotselinge val van de motorkap.
Voer deze handelingen uitsluitend
uit bij stilstaande auto.
26) Wanneer de motor warm is,
voorzichtig te werk gaan in de
motorruimte om brandwonden te
voorkomen. Plaats de handen
niet in de buurt van de ventilator,
omdat deze ook ingeschakeld
kan worden als de sleutel niet in
het contactslot zit. Wacht tot
de motor is afgekoeld.
54AB0A0051
55AB0A0052
56AB0A0053
45
Page 50 of 211

27) Pas op voor sjaals, dassen of
loszittende kledingstukken. Als
deze per ongeluk in contact
komen met bewegende
onderdelen, kunnen ze gegrepen
worden en meegetrokken met
ernstig risico voor degene die ze
draagt.
28) Om veiligheidsredenen moet de
motorkap altijd goed gesloten zijn
tijdens het rijden. Controleer
dus altijd of de motorkap goed
gesloten en vergrendeld is. Mocht
men tijdens het rijden merken
dat de motorkap niet goed
vergrendeld is, stop dan
onmiddellijk en sluit de motorkap
op de correcte manier.
BELANGRIJK
10) Controleer alvorens de motorkap
te openen of de armen van de
ruitenwissers tegen de ruit liggen.
IMPERIAAL/
BEVESTIGINGSPUNTEN
De bevestigingspunten bevinden zich in
de zone die aangegeven is in fig. 57.
De bevestigingspunten voor kunnen
benut worden door de dop A fig. 57te
verwijderen, hiervoor moet het portier
worden geopend.
De achterste bevestigingszones B
kunnen gevonden worden op basis van
de afmetingen afgebeeld in fig. 58.
29) 30)
Het Abarth Lineaccessori-assortiment
omvat een speciaal imperiaal/skidrager
voor de achterklep.BELANGRIJK Neem de aanwijzingen
die bij de installatiekit zijn geleverd
in acht. De montage moet worden
uitgevoerd door gekwalificeerd
personeel.
BELANGRIJK
29) Houd u strikt aan de
voorschriften met betrekking tot
de maximale speling. Overschrijd
nooit het maximum toegestane
draagvermogen, zie hoofdstuk
"Technische gegevens".
57AB0A0054
130 mm30 mm
58AB0A0055
46
WEGWIJS IN UW AUTO
SKIDRAGER
Page 51 of 211

30) Verdeel de lading gelijkmatig en
houd bij het rijden rekening met
een verhoogde
zijwindgevoeligheid. Controleer na
enkele kilometers of de bouten
van de bevestigingspunten nog
goed zijn vastgedraaid.KOPLAMPEN
LICHTBUNDEL
AFSTELLEN
Een goede afstelling van de koplampen
is belangrijk voor het comfort en de
veiligheid van de bestuurder en alle
overige weggebruikers. Dit wordt
bovendien geregeld door specifieke
voorschriften van de
wegenverkeerswetgeving.
De koplampen moeten juist gericht zijn
om de beste zichtcondities aan alle
bestuurders te garanderen, terwijl met
ingeschakelde koplampen wordt
gereden.
Neem contact op met het Abarth
Servicenetwerk om ze correct te laten
afstellen.
Controleer de afstelling van de
lichtbundel telkens als het gewicht of de
verdeling van de lading verandert.
BELANGRIJK Als de (Xenon)
koplampen met gasontlading (voor
bepaalde versies/markten) zijn
ingeschakeld, is het normaal dat de
parabolen en de lichtbundel ongeveer 2
seconden verticaal bewegen totdat de
correcte hoogte van de koplampen
is gestabiliseerd.HOOGTEREGELING
KOPLAMPEN
De hoogteregeling werkt met de
contactsleutel in de stand MAR en
ingeschakelde dimlichten.
Hoogteregeling
koplampen
Als de auto beladen is, helt hij
achterover. Dit betekent dat de
lichtbundel hoger wordt gericht.
Herstel in dat geval de juiste uitlijning
met de bedieningsknoppen+en–
De ingestelde stand wordt op het
display weergegeven.
Stand 0 - een of twee personen op de
voorstoelen.
Stand1-4personen.
59AB0A0002
47
fig. 59.
Page 52 of 211

Stand2-4personen + bagage in de
bagageruimte.
Stand 3 - bestuurder + maximum
toegestane lading in de bagageruimte.
BELANGRIJK Xenon koplampen met
gasontlading worden automatisch
geregeld. De koplampafstelling is
elektronisch en kan dus niet handmatig
worden geregeld met de knoppen+
en–.
MISTLAMPEN
AFSTELLEN
(voor bepaalde versies/markten)
Neem contact op met het Abarth
Servicenetwerk om de mistlampen
correct te laten afstellen.
KOPLAMPAFSTELLING IN
HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor
gebruik in het land waar de auto
oorspronkelijk is gekocht. Als gereden
wordt in landen waar op de andere
weghelft wordt gereden, moeten, om
verblinding van tegenliggers te
voorkomen, delen van de koplamp
worden afgedekt overeenkomstig de
wegenverkeerswetgeving van het
betreffende land.ESC-SYSTEEM
IN HET KORT
Het ESC-systeem verbetert de
richtingscontrole en stabiliteit van de
auto onder diverse
rijomstandigheden.
Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van de auto
door de remkracht naar de juiste
wielen te sturen. Ook het door de
motor geleverde koppel kan
verminderd worden om de controle
over de auto te behouden.
Het systeem herkent potentieel
gevaarlijke situaties voor de stabiliteit
van de auto en grijpt automatisch en op
gedifferentieerde manier in op de
remmen van de vier wielen door een
stabiliserend koppel te leveren.
Het ESC systeem bestaat uit de
volgende subsystemen:
❒EBD
❒ABS
❒ASR
❒HILL HOLDER
❒HBA❒MSR
❒TTC
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart; het kan niet worden
uitgeschakeld.
INWERKINGTREDING VAN
HET SYSTEEM
Dit wordt aangegeven door het
knipperen van het ESC-
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en
de grip van de auto kritiek zijn.
EBD-SYSTEEM
(Electronic Brakeforce
Distribution)
Dit systeem (dat niet uitgeschakeld kan
worden) herkent eventuele noodstops
op basis van de snelheid waarmee
het rempedaal wordt ingetrapt en levert
een extra hydraulische remdruk om
de door de bestuurder geleverd druk te
ondersteunen. Hierdoor kan het
remsysteem sneller en krachtiger
ingrijpen.
48
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 53 of 211

ABS
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek en ongeacht de
kracht van de remwerking, zodat de
auto ook tijdens paniekremmen onder
controle gehouden kan worden en
de remweg wordt geoptimaliseerd.
Het systeem grijpt in tijdens het
remmen wanneer de wielen dreigen te
blokkeren tijdens paniekremmen of
onder slechte adhesiecondities, waarbij
blokkering vaker kan voorkomen.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van de
auto wanneer op oppervlakken met
verschillende grip voor de wielen aan
rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
Inwerkingtreding van
het systeem
Een licht pulseren van het rempedaal en
geluid duiden op het inwerkingtreden
van het ABS: dit zijn volledig normale
verschijnselen
31) 32) 33) 34) 35) 36) 37)
ASR-SYSTEEM (AntiSlip
Regulation)
Dit systeem maakt deel uit van het
ESC-systeem en grijpt automatisch in
als één of beide aangedreven wielen
slippen, grip verliezen op natte wegen
(aquaplaning) en tijdens het optrekken
op glad, besneeuwd of met ijzel bedekt
wegdek, enz.
Afhankelijk van de slipcondities, kunnen
twee verschillende regelsystemen
worden geactiveerd:
❒als beide aangedreven wielen
doorslippen, grijpt het ASR-systeem
in door het door de motor
doorgegeven vermogen te
reduceren;
❒als slechts één aangedreven wiel
doorslipt, grijpt het ook automatisch
in door het doorslippende wiel af
te remmen.
Inwerkingtreding van
het systeem
Dit wordt aangegeven door het
knipperen van het lampje op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en
de grip van de auto kritiek zijn.
38) 39) 40) 41)
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem en assisteert de
bestuurder bij het wegrijden op
hellingen in de volgende gevallen:
❒helling omhoog: auto stilstaand op
een weg met een hellingsgraad van
meer dan 5%, draaiende motor,
ingetrapt rempedaal en de
versnellingsbak in de vrijstand of met
ingeschakelde versnelling (andere
dan achteruit);
❒helling omlaag: auto stilstaand op
een weg met een hellingsgraad
van meer dan 5%, draaiende motor,
ingetrapt rempedaal en
ingeschakelde achteruitversnelling.
Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal 2
seconden, zodat de bestuurder de
tijd heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.
49
Page 54 of 211

Als na twee seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd.
Tijdens deze fase kan een typisch
mechanisch remgeluid gehoord
worden, wat aangeeft dat de auto zich
begint te verplaatsen.
42) 43)
HBA-SYSTEEM
(Hydraulic Brake Assist)
Dit systeem maakt deel uit van het
ESC-systeem en grijpt automatisch in
als één of beide aangedreven wielen
slippen, grip verliezen op natte wegen
(aquaplaning) en tijdens het optrekken
op glad, besneeuwd of met ijzel bedekt
wegdek, enz.
Het HBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van de auto tijdens
noodremmen te verbeteren.
Het systeem detecteert het
noodremmen door de snelheid en de
kracht waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt te controleren en past
vervolgens de optimale remdruk toe. Dit
kan de remweg verkorten en dus vormt
het HBA-systeem een aanvulling op
het ABS.Er wordt maximale assistentie van het
HBA-systeem verkregen als het
rempedaal zeer snel wordt ingetrapt;
tevens moet het rempedaal continu,
dus niet intermitterend, ingetrapt
worden tijdens het remmen, om
voordelen van het systeem te
verkrijgen.
Verminder niet de druk op het
rempedaal zolang geremd moet
worden.
Het HBA-systeem wordt uitgeschakeld
wanneer het rempedaal wordt
losgelaten.
44) 45) 46) 47)
MSR-SYSTEEM (Motor
Schleppmoment
Regelung)
Dit systeem is een onderdeel van het
ABS-systeem dat bij bruusk
terugschakelen ingrijpt door het
motorkoppel te regelen, zodat
overmatige aandrijving op de
aangedreven wielen wordt voorkomen,
wat vooral bij slechte gripcondities
tot verlies van stabiliteit van de auto kan
leiden.TTC-SYSTEEM (Torque
Transfer Control)
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem. Het verbetert de
overdracht van het motorkoppel op de
wielen waardoor een veiliger
weggedrag en gevoeligere besturing
kan worden verzekerd, in het bijzonder
bij bochtenwerk, waarbij onderstuur
in de kiem gesmoord wordt.
Inschakeling van het
systeem
Het systeem wordt ingeschakeld door
het indrukken van de knop A fig. 60
op het dashboard. Bij inschakeling gaat
de led op de TTC knop branden.
Het systeem wordt uitgeschakeld door
nogmaals op de knop te drukken of
wanneer de motor wordt afgezet
(contactsleutel in de stand OFF).
60AB0A0226
50
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 55 of 211

BELANGRIJK
31) Wanneer het ABS in werking
treedt en u het rempedaal voelt
trillen, de druk niet verminderen,
maar het pedaal stevig ingetrapt
houden; op die manier wordt
de kortst mogelijke remweg
verkregen, afhankelijk van de
huidige wegcondities.
32) Om de maximale efficiënte van
het remsysteem te verkrijgen, is
er een inrijperiode van ongeveer
500 km nodig: tijdens deze
periode is het beter om bruusk,
herhaaldelijk en langdurig
remmen te vermijden.
33) Als het ABS- systeem in werking
treedt, betekent dit dat de grip
van de wielen op het wegdek
beperkt is. Minder dus snelheid
om deze aan de beschikbare grip
aan te passen.
34) Het ABS kan niet de door het
wegdek geboden grip boven de
limieten van de natuurkundige
wetten laten toenemen.35) Het ABS kan geen ongevallen
voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige
snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
36) De capaciteiten van het ABS
mogen nooit op
onverantwoordelijke en
gevaarlijke wijze worden getest,
waardoor de persoonlijke
veiligheid en die van anderen in
gevaar komt.
37) Voor de goede werking van het
ABS, is het essentieel dat de
banden van alle wielen van
hetzelfde merk en type zijn, in
perfecte conditie verkeren en,
vooral, van het voorgeschreven
type en maat zijn.
38) Voor de goede werking van het
ASR-systeem, is het essentieel
dat de banden van alle wielen van
hetzelfde merk en type zijn, in
perfecte conditie verkeren en,
vooral, van het voorgeschreven
type en maat zijn.
39) Het ASR-systeem kan niet de
door het wegdek geboden grip
boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten
toenemen.40) Het ASR-systeem kan geen
ongelukken voorkomen,
waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip
of aquaplaning.
41) De capaciteiten van het
ESC-systeem mogen nooit op
onverantwoordelijke en
gevaarlijke wijze worden getest,
waardoor de persoonlijke
veiligheid en die van anderen in
gevaar komt.
42) Het Hill Holdersysteem is geen
parkeerrem; laat de auto dus
nooit achter zonder te handrem te
hebben aangetrokken, de motor
te hebben afgezet en de eerste
versnelling te hebben
ingeschakeld, zodat het voertuig
veilig geparkeerd staat (zie voor
meer informatie de paragraaf
"Parkeren" in het hoofdstuk
"Starten en rijden").
51
Page 56 of 211

43) Er kunnen situaties op kleine
hellingen (minder dan 8%)
voorkomen waarin, bij beladen
auto of een aangekoppelde
aanhanger (indien aanwezig), het
Hill Holder-systeem niet in
werking treedt en de auto zich
iets naar achteren verplaatst,
waardoor het risico op een
botsing met een ander voertuig of
voorwerp toeneemt. De
bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige
rijstijl.
44) Het HBA-systeem kan de grip
van de banden op het wegdek niet
boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten
toenemen; rijd altijd voorzichtig,
overeenkomstig de toestand
van het wegdek.
45) Het HBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen,
waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip
of aquaplaning.
46) Het HBA-systeem is een
ondersteuning voor de bestuurder
die altijd zijn volle aandacht bij
het rijden moet houden. De
uiteindelijke verantwoordelijkheid
ligt altijd bij de bestuurder.47) De capaciteiten van het
HBA-systeem mogen nooit op
onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor
de veiligheid van de bestuurder,
inzittenden of andere
weggebruikers in gevaar komt.iTPMS (indirect Tyre
Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
BESCHRIJVING
Het voertuig kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandenspanning controleert.
Om toegang te krijgen tot de iTPMS
fig. 61 - fig. 62) schermen, op de toets
TRIP drukken.
Het fig. 62 scherm verschijnt alleen als
een of meer banden leeg zijn.
Correcte
bandenspanning
(versies met
kleurendisplay)
Als alle banden op de juiste spanning
zijn, toont het display het volgende
scherm fig. 61.
Lage bandenspanning
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn door het aangaan van het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel.
52
WEGWIJS IN UW AUTO(