Page 33 of 211

12) 13)
DIMLICHT KOPLAMPEN/
STADSLICHT
Draai, met de contactsleutel in de stand
MAR, de draaischakelaar naar
fig.
27. Als het dimlicht wordt ingeschakeld,
gaat de dagverlichting uit en worden
het stadslicht en het dimlicht
ingeschakeld.
Het controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Als de contactsleutel naar STOP wordt
gedraaid of wordt verwijderd en de
draaischakelaar wordt vanOnaar
gedraaid, gaan het stadslicht en de
kentekenplaatverlichting branden.
Het controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.GROOTLICHT
Om het grootlicht in te schakelen, moet
de draaischakelaar op
staan, en
de hendel naar het stuurwiel tot voorbij
de aanslag worden getrokken.
Het controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Wanneer de hendel weer naar het
stuurwiel tot tegen de aanslag wordt
getrokken, wordt het grootlicht
uitgeschakeld, gaat het dimlicht weer
branden en dooft het
waarschuwingslampje
.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek hiervoor de hendel naar het
stuurwiel (instabiele stand) fig. 27,
ongeacht de stand van de
draaischakelaar.
Het controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de (stabiele) stand:
❒omhoog (stand 1) fig. 28:
inschakeling rechter
richtingaanwijzer;
❒omlaag (stand 2): inschakeling linker
richtingaanwijzer.Controlelampje
ofknippert op het
instrumentenpaneel. De
richtingaanwijzers schakelen
automatisch uit wanneer het stuurwiel
weer wordt rechtgezet.
"Rijbaanwissel"-functie
Zet, als u het verwisselen van rijstrook
wilt aangeven, de linkerhendel korter
dan een halve seconde in de instabiele
stand.
De richtingaanwijzer aan de
geselecteerde kant knippert drie maal
en wordt vervolgens automatisch
uitgeschakeld.
27AB0A002628AB0A0027
29
Page 34 of 211

"FOLLOW ME HOME"
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte vóór de
auto gedurende een ingestelde
tijdsduur worden verlicht.
Inschakeling:trek, met de
contactsleutel in de stand STOP of
verwijderd, de hendel binnen 2 minuten
na het uitzetten van de motor naar
het stuurwiel.
Telkens dat de hendel wordt bediend,
blijft de verlichting 30 seconden langer
branden, tot een maximum van 210
seconden; hierna wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Telkens als de hendel wordt bediend,
gaat het lampje
op het
instrumentenpaneel branden en wordt
op het display een bericht plus de
tijd dat de functie actief zal blijven
weergegeven.
Het lampje gaat branden als de hendel
voor het eerst wordt bediend en blijft
branden tot de functie automatisch
wordt uitgeschakeld. Telkens als de
hendel wordt bediend, wordt alleen de
inschakeltijd van de verlichting
verlengd.
Uitschakeling:houd de hendel langer
dan twee seconden naar het stuurwiel
getrokken.
BELANGRIJK
12) De dagrijlichten zijn een
alternatief voor het dimlicht in
landen waar dit tijdens het rijden
overdag verplicht is; en is tevens
toegestaan in landen waar dit niet
verplicht is.
13) De dagrijlichten mogen het
dimlicht niet vervangen tijdens het
rijden in het donker en in tunnels.
Het gebruik van de dagverlichting
wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het
land waar u rijdt. Houd u aan de
wettelijke voorschriften.
RUITEN REINIGEN
IN HET KORT
Met de rechterhendel wordt de
ruitenwisser/-sproeier voor bediend.
Deze werkt alleen met de
contactsleutel in de stand MAR.
RUITENWISSERS/
-SPROEIERS
Werking
3) 4)
De hendel kan in vijf standen worden
gezet (vier snelheden) fig. 29:
❒A: ruitenwisser gestopt.
❒B: wissen met interval.
❒C: langzaam continu wissen.
❒D: snel continu wissen.
❒E: tijdelijk snel wissen (instabiele
stand).
De tijdelijke snelle wisstand blijft actief
zolang de hendel handmatig in die
stand wordt gehouden. Door de hendel
los te laten, springt deze onmiddellijk
weer in de stand A en schakelen de
ruitenwissers automatisch uit.
30
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 35 of 211

"Intelligente" wis-/
wasfunctie
Trek de hendel naar het stuur
(onstabiele stand) om de ruitensproeier
in te schakelen.
Houd de hendel aangetrokken om met
één beweging de ruitenwissers/-
sproeiers in te schakelen; de
ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de hendel langer dan
een halve seconde naar het stuurwiel
wordt getrokken.
De ruitenwissers blijven nog enkele
slagen werken nadat de hendel is
losgelaten; na enige seconden volgt
nog een laatste reinigingsslag.ACHTERRUITWISSER/
-SPROEIER
Werking
5)
Deze werkt alleen met de contactsleutel
in de stand MAR.
Draai de draaischakelaar naar
om
de achterruitwisser in te schakelen.
Draai bij ingeschakelde ruitenwissers de
draaischakelaar naar de stand
om
de achterruitwisser in te schakelen.
In dit geval werkt de achterruitwisser (in
de verschillende standen) gelijktijdig
met de ruitenwissers voor, maar met
een lagere wisfrequentie. Met de
ruitenwisser ingeschakeld wordt, bij
inschakeling van de
achteruitversnelling, de achterruitwisser
automatisch ingeschakeld, in continue
langzame werking. De werking stopt als
de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld.
"Intelligente" wis-/
wasfunctie
Door de hendel naar het dashboard te
trekken (onstabiele stand), wordt de
achterruitsproeier ingeschakeld.Houd de hendel aangetrokken om met
één beweging van de
achterruitenwisser/-sproeier in te
schakelen, de achterruitwisser wordt
automatisch ingeschakeld als de
hendel langer dan een halve seconde
naar het stuurwiel wordt aangetrokken.
Na het loslaten van de hendel blijft de
achterruitwisser nog enkele wisslagen
werken; na enkele seconden volgt
nog een extra reinigingsslag.
BELANGRIJK
3) Gebruik de ruitenwisser niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de
voorruit te verwijderen. In
dergelijke omstandigheden wordt
bij overbelasting van de
ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de
ruitenwisser enkele seconden
wordt uitgeschakeld. Als de
werking daarna niet wordt
hersteld, contact opnemen met
het Abarth Servicenetwerk.
4) Schakel de ruitenwissers niet in
met van de ruit opgeheven
wisserbladen.
29AB0A0028
31
Page 36 of 211

5) Gebruik de achterruitwisser niet
om opgehoopte sneeuw of ijs van
de voorruit te verwijderen. In
dergelijke omstandigheden wordt
bij overbelasting van de
ruitenwisser de beveiliging van de
motor ingeschakeld, waardoor
de ruitenwisser enkele seconden
wordt uitgeschakeld. Als hierna
de ruitenwissers niet meer
werken, contact opnemen met het
Abarth Servicenetwerk.PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING
VOOR
Het fig. 30 lampenglas kan in drie
standen worden gezet:
❒rechts ingedrukt: lampje altijd aan;
❒links ingedrukt: lampje altijd uit;
❒middelste stand (neutraal): het lampje
gaat aan/uit bij het openen/sluiten
van de portieren.
BELANGRIJK Controleer alvorens de
auto te verlaten of de schakelaar in
de middelste stand staat: op deze
manier zullen de lampjes van de
plafondverlichting doven bij het sluiten
van de portieren, en wordt voorkomen
dat de accu ontlaadt.Bij sommige versies, gaat de
plafondverlichting alleen aan en uit
wanneer de portieren worden geopend
of gesloten.
Wanneer de portieren worden
ontgrendeld met de sleutel met
afstandsbediening, wordt er gedurende
10 seconden een timer geactiveerd.
Wanneer de deuren worden
vergrendeld met de sleutel met
afstandsbediening, gaat de
plafondverlichting uit.
Tijdregeling
plafondverlichting
(lampenglas in
middelste stand)
Inschakelen
De plafondverlichting gaat op de
volgende 3 manieren aan:
❒wanneer er een portier geopend
wordt begint er een tijdregeling
van drie minuten, die overnieuw
begint elke keer als er een portier
geopend wordt;
❒een tijdregeling van ongeveer 10
seconden begint wanneer de
contactsleutel binnen twee minuten
na het afzetten van de motor
verwijderd wordt;
30AB0A0122
32
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 37 of 211

❒een tijdregeling van ongeveer 10
seconden begint wanneer de
portieren geopend worden (of door
de afstandsbediening of de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier).
Uitschakelen
Er zijn drie functies voor het
uitschakelen:
❒wanneer alle portieren gesloten zijn,
stopt de tijdregeling van 3 minuten
en wordt er een van 10 seconden
gestart. Deze tijdregeling wordt
onderbroken wanneer de sleutel in
de stand MAR wordt gezet;
❒de plafondverlichting wordt
automatisch uitgeschakeld als de
portieren worden vergrendeld (zowel
met de afstandsbediening als met
de sleutel in het bestuurdersportier).
❒de interieurverlichting wordt in elk
geval na 15 minuten uitgeschakeld
om de accu niet te laten ontladen
VERLICHTING
BAGAGERUIMTE
Bij versies met verlichting in de
bagageruimte, gaat de verlichting
automatisch branden wanneer
de achterklep wordt geopend en weer
uitgeschakeld als deze wordt gesloten.BEDIENINGSELEMENTEN
SPORTFUNCTIE
Wanneer de SPORT-knop fig. 31 wordt
ingedrukt, wordt de sportfunctie
ingeschakeld. Hierdoor wordt de motor
gevoeliger voor de bediening van het
gaspedaal, wordt er meer motorkoppel
geleverd en is er meer kracht nodig
voor de bediening van het stuurwiel.
Wanneer de functie ingeschakeld
is, gaat het woord SPORT op
het display branden en op het
instrumentenpaneel verschijnt een
speciaal scherm. Druk nogmaals op de
knop om de functie uit te schakelen
en de normale rij-instelling te herstellen.
BELANGRIJK Wanneer de SPORT-
knop wordt ingedrukt, is de functie na
ongeveer 5 seconden actief.BELANGRIJK Tijdens het accelereren,
wanneer de SPORT-functie wordt
gebruikt, kan het stuur enigszins trillen,
wat kenmerkend is voor een sportieve
instelling.
ALARMKNIPPERLICHTEN
De lichten worden ingeschakeld door
op knop B fig. 31te drukken, ongeacht
de stand van de contactsleutel.
Wanneer de lichten aan gaan, gaan de
lampjes
enop het
instrumentenpaneel branden.
Druk nogmaals op knop B om de
lichten uit te schakelen.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan
de alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
enop het instrumentenpanel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
CDMENU
FM ASAM 1 2 3 4 5 6 AUDMP3 RND RPT TPM CD-IN EQ
LOUD AF LOC PTY TP TA RMB PBCD
31AB0A0029
33
Page 38 of 211

MISTLAMPEN/
MISTACHTERLICHTEN
(voor bepaalde versies/markten)
De mistlampen kunnen alleen
ingeschakeld worden als het dimlicht
brandt.
Gebruik, om de mistlampen/
mistachterlichten in te schakelen, knop
C fig. 31 als volgt:
❒Eerste keer indrukken: mistlampen
voor aan;
❒tweede keer indrukken:
mistachterlichten aan;
❒derde keer indrukken: mistlampen
voor/mistachterlichten uit.
Wanneer de mistlampen voor zijn
ingeschakeld, gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel tegelijkertijd
branden.
Wanneer de mistachterlichten zijn
ingeschakeld, gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel tegelijkertijd
branden.
MISTACHTERLICHTEN
Wanneer het dimlicht is ingeschakeld,
kunnen deze worden ingeschakeld
door knop
fig. 32 in te drukken.
Wanneer de lichten zijn ingeschakeld,
gaat ook het lampje
op het
instrumentenpaneel branden.Druk opnieuw op de knop om de
mistlampen uit te schakelen.
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
Deze treedt in werking bij een botsing
en leidt tot het volgende:
❒de afsluiting van de brandstoftoevoer
waarna de motor afslaat
❒automatische ontgrendeling van de
portieren
❒inschakeling van de binnenverlichting.
Wanneer het systeem in werking
treedt, verschijnt er een bericht op het
display.
BELANGRIJK Controleer de auto
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
de auto of in de buurt van de tank.
14)
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte
werking van de auto te herstellen:
❒draai de contactsleutel naar de stand
MAR
❒schakel de richtingaanwijzer rechts in
❒schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
❒schakel de richtingaanwijzer links in
❒schakel de richtingaanwijzer links uit
❒schakel de richtingaanwijzer rechts in
❒schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
❒schakel de richtingaanwijzer links in
❒schakel de richtingaanwijzer links uit
❒draai de contactsleutel naar de
stand STOP
❒draai de contactsleutel naar de stand
MAR.
32AB0A0030
34
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 39 of 211

BELANGRIJK
14) Als na een botsing een
brandstoflucht wordt geroken of
brandstoflekkage wordt
geconstateerd, het systeem niet
opnieuw inschakelen om het
risico op brand te voorkomen.
INTERIEURUITRUSTING
AANSTEKER
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bevindt zich op de tunnelconsole
fig. 33, in de buurt van de handrem.
Om de aansteker in te schakelen op
knop A drukken.
Na enkele seconden keert de knop
terug naar de beginstand en is de
aansteker gebruiksklaar.
15)
BELANGRIJK Controleer na gebruik
altijd of de aansteker is uitgeschakeld.
BELANGRIJK Sluit geen apparaten met
een hoger vermogen dan 180 W op
het stopcontact aan. Beschadig het
stopcontact niet door ongeschikte
stekkers te gebruiken.ZONNEKLEPPEN
Deze bevinden zich aan beide kanten
van de achteruitkijkspiegel. Ze kunnen
naar voren en opzij worden
gedraaid.fig. 34.
De zonneklep aan passagierszijde is
voorzien van een spiegeltje, dat met
een speciaal lampje verlicht wordt dat
ingeschakeld kan worden met knop
B fig. 34.
De zonnekleppen aan bestuurders- en
passagierszijde zijn voorzien van
documentvakken.16)
33AB0A0033
34AB0A0031
35
Page 40 of 211

DASHBOARDKASTJE
(voor bepaalde versies/markten)
Dit bevindt zich in het dashboard aan
passagierszijde.
Gebruik voor het openen van het
opbergvak hendel A. fig. 35.
OPBERGVAK
Dit bevindt zich op de tunnelconsole.
Om het vak te openen, de behuizing B
fig. 36 naar buiten trekken.
17)
OPBERGVAK ONDER
PASSAGIERSSTOEL
(voor bepaalde versies/markten)
Sommige versies zijn voorzien van een
opbergvak onder de voorste
passagiersstoel fig. 37.Om het opbergvak te bereiken, het
voorste gedeelte van het zitkussen 1
optillen om het te ontgrendelen,
vervolgens het achterste gedeelte 2
(aan de kant van de rugleuning) optillen.
Om het opbergvak te sluiten, de
achterkant van het zitkussen omlaag
brengen en onder de rugleuning
schuiven zonder het te forceren,
vervolgens op de voorkant duwen tot
het op zijn plaats vergrendeld wordt.HOUDERS VOOR
BEKERS/FLESSEN
Op de tunnelconsole bevinden zich
twee bekerhouders voor de voorstoelen
en twee bekerhouders voor de
achterbank.
STOPCONTACT
(voor bepaalde versies/markten)
Dit bevindt zich op de tunnelconsole en
wordt gevoed als de contactsleutel in
de stand MAR staat.
Open beschermdeksel A om het
stopcontact te gebruiken fig. 38.
Om een correcte werking te kunnen
garanderen moet de apparatuur die op
het stopcontact wordt aangesloten,
voorzien zijn van goedgekeurde
stekkers. Alle onderdelen uit het Abarth
Lineaccessori-assortiment beschikken
over goedgekeurde stekkers.
35AB0A0032
36AB0A0034
37AB0A0035
38AB0A0036
36
WEGWIJS IN UW AUTO