Page 49 of 207
Stoelen, veiligheidssystemen47Stoelverstelling9Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Nooit losse voorwerpen onder de
stoelen plaatsen.
Opbergvak onder passagiers‐
stoel, opbergvak 3 72.
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, dan handgreep loslaten.
Rugleuning voorstoelen
Aan hendel trekken, hellingshoek in‐
stellen en hendel loslaten. Rugleu‐
ning hoorbaar laten vastklikken.
Bij het verstellen de rugleuning niet
belasten.
Page 50 of 207
48Stoelen, veiligheidssystemen
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel:
omhoog=stoel omhoogomlaag=stoel omlaagLendensteun
Lendensteun met draaiknop naar
wens afstellen.
Aan draaiknop draaien voor meer of
minder lendensteun.
Rugleuning neerklappen
Passagiersstoel middenvoor neerklappen
Aan de ontgrendelhendel trekken, de
rugleuning helemaal naar voren klap‐ pen en de hendel loslaten. Rugleu‐
ning hoorbaar laten vastklikken.
Page 51 of 207

Stoelen, veiligheidssystemen49
Let op
Wanneer de stoel in de hoogste
stand is, de hoofdsteunen omlaag
duwen alvorens de rugleuning neer
te klappen.
Zorg dat niets belet dat de stoel op‐
klapt bijv. zonneklep 3 43, beker‐
houder 3 71.
De stoel weer uitklappen door aan de
ontgrendelhendel te trekken, de rug‐
leuning omhoog te brengen en de
hendel los te laten. Rugleuning hoor‐
baar laten vastklikken.9 Waarschuwing
Wanneer de passagiersstoel voor
in de opgeklapte stand is, moet het airbagsysteem voor de passagier
voor worden gedeactiveerd.
Airbag deactiveren 3 61.
Armsteun
Armsteun naar wens afstellen.
Verwarming
Op de knop voor de respectievelijke
stoel drukken. Controlelamp in de
knop brandt. Om uit te schakelen de
knop opnieuw indrukken.
De stoelverwarming wordt met een
thermostaat geregeld en schakelt au‐ tomatisch uit wanneer de stoeltempe‐ ratuur hoog genoeg is.
Langdurig gebruik van de hoogste in‐
stelling wordt afgeraden voor perso‐
nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor.
Page 52 of 207
50Stoelen, veiligheidssystemenAchterbank
Zitplaatsen achterin9 Waarschuwing
Als de achterbank of rugleuningen
wordt/worden versteld of inge‐
klapt, handen en voeten uit het be‐
wegingsgebied houden.
Nooit onder het rijden de stoelen
verstellen, omdat dit oncontroleer‐ bare bewegingen kan veroorza‐
ken.
Rij alleen als stoelen en rugleunin‐
gen vast staan.
Zorg er bij het opklappen of verwijde‐
ren van de achterste zitbank voor dat de armsteunen helemaal omhoog
worden geklapt.
Achterinstap
Om de achterinstap te vergemakke‐
lijken, trekt u aan de ontgrendelhen‐
del en klapt u de rugleuning voorover.
Haal zo nodig de veiligheidsgordels
uit hun gespen.
9 Waarschuwing
Ervoor zorgen dat de rugleuning
weer in de juiste stand terugkomt en dat de gordelsluitingen goed
vastzitten.
Veiligheidsgordel aanbrengen
3 54.
Page 53 of 207

Stoelen, veiligheidssystemen51
Opklapbare achterbankBij sommige modellen kan de laad‐
ruimte vergroot worden door de ach‐
terbank op te klappen.9 Waarschuwing
Bij het opklappen van de bank
voorzichtig zijn – oppassen voor bewegende delen. Ervoor zorgendat de bank goed vastzit wanneer
deze volledig ingeklapt is.
Haal de veiligheidsgordels uit de ges‐
pen en sla ze op in de behuizing.
Verwijder zo nodig de hoofdsteunen
3 45.
Trek aan de ontgrendelingsband en
klap de rugleuning op de zitting.
Houd de vergrendelstangen vast en
breng ze tegelijkertijd bij elkaar.
Stoel als geheel optillen en naar vo‐
ren klappen totdat deze in de inge‐
klapte voorste stand vastklikt.
Vergrendel de stoel op zijn plaats
door op de steunpoten achter te druk‐
ken totdat ze vastklikken.
Voorzichtig
Zet omwille van de veiligheid geen zware voorwerpen op de neerge‐
klapte zitplaatsen achterin.
Trek voor het terugzetten van de stoel
als geheel aan de vergrendelstangen, laat de stoel voorzichtig zakken en
Page 54 of 207

52Stoelen, veiligheidssystemen
zorg dat de steunpoten achter goed
komen te staan en vastklikken. Zet de
rugleuning omhoog en plaats zo no‐
dig de hoofdsteunen weer.
Verwijderbare achterbank
Bij sommige modellen kan de laad‐
ruimte vergroot worden door de ach‐ terbank te verwijderen.
Achterbank ontgrendelen door de
pallen op de linker en rechter bank‐
bevestigingen omlaag te drukken en
naar voren te schuiven.
Breng de pallen omhoog en breng de
achterbank naar achteren om hem
van de ankerpunten op het achterste
deel van de vloer vrij te maken.
Breng de achterbank omhoog en
breng hem weer naar achteren om
hem van de ankerpunten op het voor‐ ste deel van de vloer vrij te maken. De
achterbank kan vervolgens uit de
auto worden getild.
De bank mag alleen via de schuifdeur
worden verwijderd.
9 Waarschuwing
Uitneembare stoelen zijn zwaar!
Niet zonder hulp proberen te de‐
monteren.
Bij het monteren ervoor zorgen dat de stoelen goed op de veranke‐
ringspunten vastzitten en dat de
pallen volledig ingrijpen.
Verzeker u er bij het opnieuw instal‐
leren van de stoelen van dat de rij met de opvouwbare stoel B correct vóór
de rij met de vaste stoelen A is ge‐
plaatst.
Page 55 of 207

Stoelen, veiligheidssystemen53Veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij sneloptrekken of hard remmen geblok‐
keerd om de inzittenden op hun stoel te houden. Het gevaar voor letsel
neemt hierdoor aanzienlijk af.
9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit om‐
doen.
Inzittenden die geen gebruik ma‐
ken van de veiligheidsgordel bren‐ gen bij eventuele aanrijdingen me‐
depassagiers en zichzelf in ge‐
vaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon te‐ gelijk. Kinderveiligheidssysteem
3 62.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade en juiste
werking controleren.
Beschadigde onderdelen laten ver‐
vangen. Na een aanrijding de veilig‐
heidsgordels en de gordelspanners
door een werkplaats laten vervangen.
Let op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelverklikker X 3 88.
Gordelkrachtbegrenzers De gordelkrachtbegrenzers van de
voorstoelen beperken de krachten die
inwerken op de inzittenden, doordat
de gordels tijdens een botsing gelei‐
delijk worden ontspannen.
Gordelspanners
De gordelsloten van de voorstoelen
worden bij een voldoende zware fron‐ tale botsing of bij een aanrijding van
achteren strakgetrokken.9 Waarschuwing
Bij onoordeelkundige behandeling
(bijv. demontage of montage van
de gordels) kunnen de gordel‐
spanners in werking treden met
kans op letsel.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de continu brandende
controlelamp v 3 88.
Page 56 of 207

54Stoelen, veiligheidssystemen
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen. Gor‐ delspanners worden slechts eenmaal
geactiveerd.
Let op
Geen accessoires of andere voor‐
werpen aanbrengen in het werkings‐ gebied van de gordelspanners.
Geen aanpassingen in de gordel‐ spanneronderdelen aanbrengen,
anders vervalt de typegoedkeuring
van de auto.
Driepuntsgordel
VastmakenGordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs ha‐
len en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Gordelverklikker 3 88.
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of mo‐
biele telefoons tussen de gordel en
uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Hoogteverstelling
Verstelling in de gewenste stand om‐
hoog- of omlaagschuiven:
■ Verstelling omlaag kantelen en dan
omlaag schuiven.
■ Omhoog drukken zonder verstel‐ ling te kantelen.