Page 73 of 207

Opbergen71Bekerhouders
Bekerhouders bevinden zich aan
beide uiteinden van het instrumenten‐
bord, midden in het instrumentenbord onder en bij de achterbank.
Extra bekerhouders bevinden zich op
de achterkant van de neergeklapte
achterbank midden 3 71, 3 50.
De bekerhouders kunnen ook worden gebruikt als houder voor de draag‐
bare asbak 3 82. Verwijder de
draagbare asbakmodule om de be‐ kerhouders te kunnen gebruiken.
Opbergruimte voor
Kledinghaken bevinden zich op het
cabineschutbord en op de handgre‐
pen in de hemelbekleding.
De voorportiervakken bevatten fles‐
senhouders.
Neerklapbare rugleuning
midden
Wanneer de rugleuning van de mid‐
delste stoel helemaal naar voren is
geklapt. heeft deze stoel een opberg‐ ruimte, bekerhouder en papierlade.Druk op de knop (zie pijl) aan de ach‐
terkant van de rugleuning om de pa‐
pierlade te ontgrendelen en de op‐
bergruimten te kunnen bereiken.
Installeer de papierlade door het (de) eindstuk(ken) in een van de gleuvenbij de bekerhouder te steken.
Zet de papierlade altijd weer in de
oorspronkelijke stand voordat u de
rugleuning omhoog zet.
Page 74 of 207

72Opbergen
Zet voorwerpen zo nodig met de bandvast.
Wanneer de opbergruimte wordt ge‐
sloten, is het mogelijk om een oplaad‐
kabel van een voorwerp in de opberg‐ ruimte door de inkeping te leiden om
apparaten bijv. met een elektrische
aansluiting te verbinden.
Opbergvak onder
passagiersstoel
Op sommige modellen bevindt zich
een opbergvak onder de voorstoel.
Trek aan het opbergvak om het te
verwijderen.
De bijrijdersbank kan ook een op‐
bergruimte hebben voor onder de
stoel.
Trek het kussen van de passagiers‐
stoel aan de lussen naar voren om
toegang tot de opbergruimte onder de
stoel te krijgen.
Dubbele cabine
De lus bevindt zich aan de voorkant
van de stoel. Trek aan de lus om de
zitting te ontgrendelen en til het kus‐
sen omhoog.
Terugplaatsen: klap de zitting om‐
laag, duw hem een beetje naar ach‐
teren en druk het voorste deel van het
kussen naar beneden om het vast te
klikken.
Wanneer de stoel neergeklapt is, kunt u met de lus ook de stand van de zit‐
ting bijstellen naar persoonlijke voor‐
keur.
Stoelinstelling 3 47.
Ruimte voor lang materiaal
Page 75 of 207

Opbergen73
Om lange voorwerpen onder de ach‐
terbak (alleen aan de kant van de
passagiersstoel voor) te kunnen op‐
bergen, kunnen de onderste bekle‐
dingskleppen losgemaakt worden.
Trek eerst aan de lus op de zitting van
de passagiersstoel om de stoel om‐
hoog te brengen en kantel de voorste klep dan naar binnen door aan de lip
achter de stoel te trekken (zie illustra‐
tie).
Klap de achterste klep met de hand
omhoog; deze wordt door magneten
in de open stand gehouden.
9 Waarschuwing
Passagiers mogen de stoel niet
gebruiken wanneer eronder voor‐
werpen worden vervoerd terwijl de onderste bekledingskleppen ge‐
opend zijn.
Opbergruimte plafond
Niet meer dan 35 kg aan spullen in dit
opbergvak bewaren.
Bagageruimte
Bagageruimte-afdekking
Hoedenplank achter Geen overmatig zware voorwerpen ofvoorwerpen met scherpe randen op
de hoedenplank achter leggen.
Het toelaatbare laadvermogen is
50 kg.9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de la‐
ding of de auto veroorzaken.
Page 76 of 207

74Opbergen
De hoedenplank achter kan in
2 standen worden geplaatst, d.w.z.
de bovenste stand of de onderste
stand.
De hoedenplank achter kan ook wor‐
den opgeklapt waardoor de bagage‐
ruimte voor meer doeleinden kan
worden gebruikt.
Demonteren
U verwijdert de hoedenplank door
deze aan beide zijden uit de houders
te halen.
Als de achterbank 3 50 neergeklapt
is, verwijder dan de hoedenplank en
leg deze horizontaal vóór de neerge‐ klapte achterbank.
Plaatsen
Breng de hoedenplank weer aan door deze aan beide zijden in de houders
te drukken.
Sjorogen
In de laadruimte zitten sjorogen om
de lading met bevestigingsbanden of
een bagagenet op de vloer niet te la‐
ten verschuiven.
Sjorogen kunnen zich op de vloer van
de auto en/of in de zijwand bevinden.
Het aantal en de plaats van de sjor‐
ogen variëren al naar gelang de auto.
De sjorogen mogen onder een hoek
van 30° niet met meer dan 6250 N worden belast.
Veiligheidsnet
Het veiligheidsnet kan achter de voor‐ stoelen of achter de achterste zitrijworden gemonteerd.
Het is niet toegestaan om personen
achter het veiligheidsnet te vervoe‐
ren.
Page 77 of 207
Opbergen75
Plaatsen
Maak de kappen in de hemelbekle‐
ding los (met een platte schroeven‐
draaier) om bij de montagepunten te
komen, steek de stangen van het ba‐
gageruimtenet in de montagepunten
links en rechts en zet deze vast.
Bevestig de banden aan de sjorogen
of ringen achter de bank en span de
banden.
Demonteren
Ontspan de banden en haak de ban‐
den los uit de sjorogen of ringen. Haal de netstangen uit de montagepunten
en sluit de kappen.
Gevarendriehoek
De gevarendriehoek kan worden op‐
geborgen in de ruimte onder de stoe‐ len.
Opbergvak onder passagiersstoel 3 72.
Verbanddoos
De verbanddoos kan worden opge‐
borgen in de ruimte onder de stoelen.
Opbergvak onder passagiersstoel 3 72.
Page 78 of 207

76OpbergenDakdragersysteem
Dakdrager Om veiligheidsredenen en ter vermij‐ding van dakschade wordt geadvi‐
seerd de voor uw auto goedgekeurde
dakdrager te gebruiken.
Gebruiksaanwijzing van de dakdra‐
ger in acht nemen en dakdrager ver‐
wijderen wanneer het niet wordt ge‐
bruikt.
Verdere informatie 3 76.Beladingsinformatie
■ Zware voorwerpen zo ver mogelijk vooraan en gelijkmatig verdeeld inde laadruimte plaatsen. Bij stapel‐
bare voorwerpen de zwaarste voor‐ werpen onderaan leggen.
■ Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 74.
■ Losse voorwerpen in de bagage‐ ruimte vastzetten om glijden tegente gaan.
■ Bij het vervoeren van voorwerpen in de bagageruimte mogen de rug‐
leuningen van de achterbank niet
schuin naar voren geklapt zijn.
■ Bagage niet boven de rugleuningen
laten uitsteken.
■ Leg niets op het instrumentenbord.
■ De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakelhendel
en de bewegingsvrijheid van de be‐ stuurder niet belemmeren. Geen
losse voorwerpen in het interieur
leggen.■ Niet met een geopende achterklep rijden. Bovendien is de kenteken‐
plaat alleen goed zichtbaar en ver‐
licht met gesloten deuren.9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de la‐
ding of de auto veroorzaken.
■ Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal toe‐laatbare totaalgewicht van de auto
(zie typeplaatje 3 184) en het EU-
leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttig draagvermo‐
gen door de gegevens van uw auto
in de tabel Gewichten voorin deze
handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook het
gewicht van de bestuurder (68 kg),
de bagage (7 kg) en alle vloeistof‐
fen (tank voor 90 % gevuld).
Page 79 of 207
Opbergen77
Extra uitrusting en accessoires ver‐
hogen het leeggewicht.
■ Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de auto en
verslechtert het rijgedrag door het
hogere zwaartepunt. Lading gelijk‐
matig verdelen en goed met span‐
banden vastzetten. Bandenspan‐
ning en rijsnelheid aan de bela‐
dingstoestand aanpassen. Span‐
banden regelmatig controleren en
bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De toelaatbare dakbelasting is
200 kg voor H1 dakvarianten en
150 kg voor H2 dakvarianten (be‐
halve varianten met platformca‐
bine). De dakbelasting is de som
van het gewicht van het dakdrager‐ systeem en de lading.
Page 80 of 207
78Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................78
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................83
Informatiedisplays ........................93
Boordinformatie ........................... 94
Tripcomputer ................................ 95
Tachograaf ................................... 97Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en de snelheidsbe‐
grenzer werken via de toetsen op het stuurwiel.
Cruise control en snelheidsbegrenzer
3 131.