Page 17 of 223
Kort en bondig15
Ruiten ontwasemen enontdooien
Klimaatregelsysteem
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zet‐ ten.
■ Luchtverdeelschakelaar op V zet‐
ten.
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Schakelaar koeling AC AAN.
■ Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
Klimaatregelsysteem 3 101.Elektronische klimaatregeling (ECC)
Toets V indrukken.
Temperatuur en luchtverdeling wor‐
den automatisch ingesteld, de aanja‐
ger draait met een hoge snelheid.
Elektronisch klimaatregelsysteem
3 103.
Page 18 of 223

16Kort en bondigVersnellingsbakHandgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand na het in‐
trappen van het koppelingspedaal de ring op de keuzehendel omhoog trek‐
ken en de versnelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan het koppelingspedaal
in de neutrale stand laten opkomen
en weer intrappen; vervolgens nog‐
maals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 123.
Geautomatiseerde
versnellingsbakN=Neutrale stando=Rijstand+=Hogere versnelling-=Lagere versnellingA/M=Wisselen tussen automati‐
sche en handgeschakelde
modusR=achteruitversnelling. Uitslui‐
tend inschakelen als de auto
stilstaat.
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 124.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 167,
3 210.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 147.
■ Ruiten, spiegels, buitenverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 33,
3 40, 3 48.
■ Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige rem‐
men.
Page 19 of 223

Kort en bondig17
Motor starten
■ sleutel naar stand A draaien
■ verdraai het stuurwiel een beetje, zodat het stuurslot vrijkomt
■ trap de koppeling en rem in
■ trap het gaspedaal niet in
■ sleutel naar stand M draaien om
voor te verwarmen en wachten tot‐
dat controlelampje ! in het Driver
Information Center dooft
■ sleutel kort naar stand D draaien en
loslaten
Motor starten 3 116.
Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er bepaalde voorwaarden zijn ver‐ vuld, activeer dan een Autostop zoals
hieronder beschreven:
■ Het koppelingspedaal intrappen
■ zet de keuzehendel in N
■ laat het koppelingspedaal los
Als controlelamp Ï op de instrumen‐
tengroep groen brandt, duidt dit op
een Autostop.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop-startsysteem 3 117.
Parkeren9 Waarschuwing
■Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uit‐
laatsysteem kan het oppervlak
ontbranden.
■ Handrem altijd zonder indruk‐ ken van de ontgrendelingsknop
stevig aantrekken. Op een aflo‐
pende of oplopende helling zo
stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd de rem in om de bedienings‐ kracht te verminderen.
■ Zet de motor af.
■ Schakel de eerste versnelling in
als de auto op een effen onder‐
grond of een oplopende helling.
Op een oplopende helling bo‐
vendien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Schakel de achteruitversnelling
in als de auto op een aflopende
helling staat. Bovendien de
Page 20 of 223
18Kort en bondigvoorwielen naar de stoeprandtoedraaien.
■ De contactsleutel verwijderen. Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
■ Sluit de ruiten.
■ Vergrendel de auto met de toets e
op de handzender 3 21.
■ Activeer het alarmsysteem 3 30.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 146.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Sleutels, sloten 3 19, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 145.
Page 21 of 223

Sleutels, portieren en ruiten19Sleutels, portieren en
ruitenSleutels, sloten ............................ 19
Portieren ...................................... 26
Antidiefstalbeveiliging ..................30
Buitenspiegels ............................. 32
Binnenspiegel .............................. 34
Ruiten .......................................... 35
Dak .............................................. 38Sleutels, sloten
Sleutels Reservesleutels
Het sleutelnummer staat in de Car
Pass of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 183.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.Handzender
Wordt gebruikt voor:
■ Centrale vergrendeling
■ Diefstalbeveiliging
■ Diefstalalarmsysteem
Afhankelijk van het model is de auto voorzien van een handzender met 2
of 3 toetsen.
De handzender heeft een bereik van
ca. 5 meter . Externe factoren kunnen
dit nadelig beïnvloeden. Brandende
alarmknipperlichten dienen als be‐
vestiging.
Page 22 of 223

20Sleutels, portieren en ruiten
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
■ Bereik overschreden.
■ Batterijspanning te laag.
■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het be‐
reik, waardoor het systeem op‐
nieuw moet worden geprogram‐
meerd in een werkplaats.
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog vermogen.
Ontgrendelen 3 21.
Batterij van de handzender
vervangen Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Boutje verwijderen en batterijvak ope‐ nen door een munt in de sleuf te ste‐
ken en de munt te verdraaien.
Batterij vervangen (batterijtype
CR2016), hierbij op de juiste plaat‐
sing letten.
De twee helften van de behuizing op
elkaar plaatsen en erop letten dat ze
goed ingrijpen.
Boutje terugplaatsen en aanhalen.
Portiersloten
Diefstalvergrendeling
Open de deur en schakel de diefstal‐
vergrendeling in om te voorkomen dat
de voordeur van buiten af wordt ge‐ opend.
Page 23 of 223

Sleutels, portieren en ruiten21
Draai de schakelaar van de vergren‐
deling op de deur met een geschikt gereedschap in de vergrendelde
stand. De deur kan van buiten af niet
worden geopend.
De diefstalvergrendeling blijft zelfs na het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening ingeschakeld. De
deur van alleen van binnen of met de
fysieke sleutel worden geopend.
Schakel deze uit door de schakelaar
in de ontgrendelde stand te zetten.
PortiervergrendelknoppenSleutel in het slot van de bestuurders‐ deur omdraaien. De deuren openen
door aan de handgrepen te trekken.
Centrale vergrendeling Ontgrendelt en vergrendelt de voor‐
portieren, de zijschuifdeuren en de
bagageruimte.
Met de handzender met drie toetsen
worden de voorportieren en de zij‐
schuifdeuren/bagageruimte onafhan‐ kelijk van elkaar ontgrendeld en ver‐
grendeld.
Om veiligheidsredenen kan de auto
niet worden vergrendeld, wanneer de sleutel in het contactslot steekt.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de por‐ tieren word geopend, worden deze
na korte tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.Auto ontgrendelen
Ontgrendelen met handzender met
twee toetsen
Toets c indrukken om de voorportie‐
ren te ontgrendelen. Nogmaals in‐
drukken om auto volledig te ontgren‐
delen.
Page 24 of 223

22Sleutels, portieren en ruiten
Ontgrendelen met handzender met
drie toetsen
Afhankelijk van voertuigconfiguratie:
■ Toets c indrukken: Voordeuren
worden ontgrendeld.
Toets c nogmaals indrukken: Ook
de zijschuifdeuren en de bagage‐
ruimte worden ontgrendeld.
■ Toets c indrukken: Alle deuren en
de bagageruimte worden ontgren‐
deld.
Auto vergrendelen
Alle portieren en de bagageruimte
sluiten. Bij een niet goed gesloten
deur werkt de centrale vergrendeling
niet.
Vergrendelen met handzender met
twee toetsen
Toets e indrukken: Alle deuren en de
bagageruimte worden vergrendeld.
Vergrendelen met handzender met
drie toetsen
Toets e indrukken: Alle deuren en de
bagageruimte worden vergrendeld.
Let op
Indien aanwezig, wordt de bewaking van de passagiersruimte 3 30 uit‐
geschakeld door de knop e inge‐
drukt te houden (ter bevestiging klinkt een geluidssignaal).
Als dit per ongeluk is gebeurd, moet
u de deuren opnieuw ontgrendelen
en de toets e korte tijd indrukken om
de auto te vergrendelen.