
Instrumenten en bedieningsorganen859Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem te‐
zamen met een geactiveerde air‐
bag op de passagiersstoel voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Airbagsysteem 3 50, gordelspanners
3 47, airbag-deactivering 3 54.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Brandt bij een draaiende motor Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Als Z brandt in combinatie met A,
de auto zo spoedig mogelijk stoppen
en de motor uitschakelen.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Knippert bij een draaiende
motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐
middellijk de hulp van een werkplaats inroepen.
Service-indicatie
A brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
De auto vergt een onderhoudsbeurt.
Kan oplichten in combinatie met een
ander controlelampje of een melding
op het Driver Information Center
3 89.
Brandt als het roetfilter moet worden
gereinigd en het automatisch reinigen niet wordt geactiveerd 3 122.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Servicedisplay
Controlelamp o brandt ook op het
Driver Information Center wanneer de
resterende afstand vóór de volgende
onderhoudsbeurt 0 km bereikt of de
datum van de onderhoudsbeurt is be‐
reikt.

Klimaatregeling1139Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
bij een ongeval.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog uit‐
stroomkanalen onder de voorruit en
de zijramen, alsook in de voeten‐
ruimte.
Koeling
handschoenenkastje
De airconditioning kan ook objecten
in het handschoenenkastje koelen.
Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat voor de voorruit in de
motorruimte moet vrij blijven om lucht te kunnen inlaten. Verwijder eventu‐
ele bladeren, vuil of sneeuw.
Pollenfilter Het pollenfilter ontdoet de lucht die
door de luchtinlaat binnenstroomt van
stof, roet, pollen en sporen.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐
nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐ ling niet worden ingeschakeld.
Service
Om optimale koeling te garanderen,
wordt aangeraden het klimaatregel‐
systeem jaarlijks, voor het eerst 3 jaar na ingebruikneming van de auto, te
laten controleren, lettend op:
■ functie- en druktest,
■ werking van de verwarming,
■ lektest,
■ controle van de aandrijfriemen, ■ afvoer van condensor en verdam‐ per reinigen,
■ prestatietest.

Rijden en bediening119
■de omgevingstemperatuur is niet te
laag
■ de ontdooifunctie is niet geacti‐ veerd
■ het aircosysteem verhindert geen Autostop
■ het remvacuüm is voldoende
■ de zelfreinigende functie van het roetfilter is niet actief
■ de auto is verplaatst sinds de laat‐ ste Autostop
Anders is een Autostop niet mogelijk.
Een Autostop is wellicht niet meer
mogelijk wanneer de omgevingstem‐
peratuur het vriespunt bereikt.
Bepaalde instellingen van de klimaat‐
regeling kunnen eveneens een
Autostop verhinderen. Zie het hoofd‐
stuk Klimaatregeling voor nadere in‐
formatie 3 101.
Onmiddellijk na het rijden op de snel‐ weg kan mogelijk geen Autostop ge‐
beuren.
Autostop is mogelijk ook tijdelijk ge‐
blokkeerd, als de accu met een extern apparaat is opgeladen.Nieuwe auto inrijden 3 115.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten
van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Herstarten van de motor door de bestuurder
Trap het koppelingspedaal in om de
motor te herstarten.
Als de keuzehendel uit de neutrale
stand (handgeschakelde versnel‐ lingsbak) of N (geautomatiseerde ver‐
snellingsbak) is gehaald of niet aan
andere voorwaarden wordt voldaan,
start dan met de contactsleutel.
De groene controlelamp Ï op de in‐
strumentengroep dooft wanneer de
motor opnieuw wordt gestart.
Als de keuzehendel uit de neutrale
stand (handgeschakelde versnel‐
lingsbak) of N (geautomatiseerde ver‐
snellingsbak) wordt gehaald voordat
de koppeling wordt ingetrapt, zal
geen herstart plaatsvinden.Herstarten van de motor door
het stop-startsysteem De keuzehendel moet in de neutrale
stand (handgeschakelde versnel‐
lingsbak) of N (geautomatiseerde ver‐
snellingsbak) staan om automatisch
opnieuw te kunnen starten.
Als er zich een van de volgende om‐
standigheden voordoet tijdens een
Autostop, dan zal de motor automa‐
tisch door het stop-startsysteem wor‐
den herstart. Controlelampje Ï knip‐
pert groen op de instrumentengroep
bij het automatisch opnieuw starten
van de auto.
■ Het stop-startsysteem is manueel uitgeschakeld
■ de motorkap is open
■ de veiligheidsgordel van de be‐ stuurders is losgemaakt en het be‐
stuurdersportier is geopend
■ de motortemperatuur is te laag ■ de accu is ontladen
■ het remvacuüm is niet voldoende
■ de auto begint te bewegen
■ de ontdooifunctie is geactiveerd

164Verzorging van de auto
SymboolStroomkringnVerwarmings- en ventila‐
tiesysteem, airconditio‐
ningVVerwarmde voorruit
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
Achter het afwerkingspaneel aan de
linkerkant van het instrumentenpa‐
neel. Afwerkingspaneel vanaf de bo‐
venkant lostrekken.
Geen voorwerpen achter dit paneel
opbergen.
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.SymboolStroomkringZInfotainmentsysteem,
stoelverwarming, autodis‐
play, audioaansluitingen,
alarm?StekkerdoosÌAanstekereInstrumentenpaneelUCentrale vergrendelingORichtingaanwijzers,
mistachterlichten, carros‐
serieregelmoduleDIAGDiagnosestekkeruABS, elektronisch stabili‐
teitsprogrammadBinnenverlichting,
remlichtenZCarrosserieregelmoduleSTOPRemlichtSymboolStroomkringICarrosserieregelmodule,
elektrisch bediende ruiten,
verwarmings- en ventila‐
tiesysteem, airconditio‐
ningmVerwarmbare achterruit
linksnVerwarmbare achterruit
rechtsRVoorruitsproeiersMElektronische startbeveili‐
gingUStoelverwarmingFBLBochtlichtlHandsfree-aansluiting&TachograafPTOPTO (krachtafnemer)jClaxonÍDieselbrandstoffilter voor‐
verwarmenxAircoventilator

215
Bandenspanning .......................167
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 87, 167
Bandenspanningswaarden ........210
Banden verwisselen ...................175
Bedieningsorganen ......................73
Bekerhouders .............................. 65
Bekleding .................................... 185
Beladingsinformatie .....................71
Beslagen lampglazen ..................97
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 133
Beveiliging van de auto ................30
Binnenspiegels ............................. 34
Binnenverlichting .................98, 161
Bochtlicht .............................. 96, 157
Bodemvrijheid ............................. 120
Bolle vorm .................................... 32
Boordgereedschap .....................165
Boordinformatie ........................... 90
Brandblusser ............................... 70
Brandstofmeter ............................ 79
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 141
Brandstof voor dieselmotoren ...140
Buitenspiegels .............................. 32
Buitentemperatuur .......................75
Buitenverlichting ........................... 94C
Car Pass ...................................... 19
Centrale vergrendeling ................21
Claxon ................................... 13, 74
Conformiteitsverklaring ...............212
Contactslotstanden ....................116
Controlelampen ......................78, 82
Controle over de auto ................114
Controles .................................... 146
Cruise control ...................... 89, 133
D Dagrijlicht ..................................... 95
Dagteller ...................................... 79
Dak ............................................... 38
Dakbelasting ................................. 71
Dakdrager .................................... 71
Dashboard .................................... 10
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
De functie Meer tractie .......130, 131
Derde remlicht ........................... 160
Diefstalalarmsysteem ..................30
Diefstalvergrendeling ....................20
Dieselbrandstof........................... 140
Dieselbrandstoffilter ...................152
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 153
Dimlicht of grootlicht .......94, 95, 154DPF (Diesel Particle Filter,
roetfilter) .................................. 122
Driepuntsgordel ........................... 48
Driver Information Center .............89
E Economisch rijden ......................114
Eerste hulp ................................... 70
Elektrisch bediende portiersloten. 24
Elektrisch bediende ruiten ...........35
Elektrische aansluitingen .............76
Elektrische schuifdeur ..................26
Elektrische treeplank ....................26
Elektrische verstelling ..................33
Elektrisch systeem...................... 162
Elektronische rijprogramma's ....126
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............103
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) .........86, 131, 143
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma uit ............................... 87
Event Data Recorders (EDR) .....212
F FlexOrganizer .............................. 68
Frontaal airbagsysteem ...............53

217
Motorgegevens .......................... 194
Motor-ID...................................... 192
Motorkap .................................... 147
Motorolie .................... 147, 188, 193
Motorolieadditieven ....................188
Motoroliedruk ............................... 88
Motorolieviscositeitsindexen .......188
Motor starten ................16, 116, 124
N
Nieuwe auto inrijden ..................115
Nooduitgang ................................. 38
O
Obstakeldetectiesystemen .........136
Octaangetal ................................ 194
Olie ............................................. 147
Oliedruk ........................................ 88
Olie, motor .......................... 188, 193
Oliepeil.......................................... 80
Ontlaadbeveiliging accu ............100
Ontwasemen en ontdooien ..........14
Opbergruimte................................ 64
Opbergruimte onder achterbank ..66
Opbergruimte plafond ..................67
Opbergruimte voor ....................... 65
Opbergvakken .............................. 64
Opbergvakken instrumentenpaneel .................64
Opbergvak onder passagiersstoel 66Opschakelen................................. 86
Opwarmen van de turbomotor ....116
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P
Panne ......................................... 182
Panoramadak .............................. 38
Parkeerhulp ............................... 136
Parkeerrem - zie Handrem .........129
Parkeertickethouder .....................37
Parkeren .............................. 17, 120
Park pilot met ultrasoonsensoren 136
Partikelfilter ................................. 122
Peilsensor motorolie .....................80
Plafondconsole ............................ 66
Pollenfilter .................................. 113
Portieren ....................................... 26
Portier open ................................. 89
Portiersloten ................................. 20
Portiervergrendelknoppen ............21
Profieldiepte ............................... 170
PTO (krachtafnemer) ..................143
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 213
Regeling stationair toerental .......117
Regensensor ................................ 74
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 212Remassistentie .......................... 130
Remmen ............................ 128, 151
Remsysteem ................................ 86
Remvloeistof ...................... 151, 188
Reservewiel ............................... 177
Richtingaanwijzer ........................84
Richtingaanwijzers ....................... 96
Richtingaanwijzers vooraan ......157
Roetfilter .................................... 122
Ruiten ........................................... 35
Rijgedrag en aanhangertips ......142
Rijhoogte .................................... 120
Rijregelsystemen ........................130
Rijverlichting .......................... 12, 88
S
Schakel motor uit ..........................86
Schuifdeur ................................... 26
Service ............................... 113, 186
Service-display ......................81, 85
Service-indicatie .......................... 85
Service-informatie ...................... 186
Sjorogen ...................................... 67
Sleepoog .................................... 182
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Sneeuwkettingen .......................171
Snelheidsbegrenzer .............78, 136
Snelheidsmeter ............................ 78
Spiegels .................................. 32, 34