Page 145 of 223

Rijden en bediening143
nastreven, vooral bij zware aanhan‐
gers. Nooit rijden met een kogeldruk
lager dan 25 kg.
Wanneer de aanhanger met meer dan 1200 kg beladen is, een minimale kogeldruk van 50 kg aanhouden.
Achterasbelasting
Bij een aangekoppelde aanhanger en een maximale belading van de auto
(inclusief alle inzittenden), mag de
toelaatbare achterasbelasting (zie ty‐
peplaatje of autopapieren) niet wor‐ den overschreden.
TrekhaakVoorzichtig
Bij het rijden zonder aanhanger,de kogelstang demonteren.
Akoestisch
waarschuwingssignaal
trekhaaksysteem Wanneer een auto met een trekhaak‐
systeem aangesloten is op een cara‐
van of aanhangwagen, dan verandert
de toonhoogte van het akoestische
waarschuwingssignaal wanneer de
richtingaanwijzers worden gebruikt.
De toonhoogte van het akoestische
waarschuwingssignaal verandert, als
een richtingaanwijzer op de caravan/
aanhangwagen of op de auto kapot
gaat.
Aanhangerstabilisatie
Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto/
aanhangercombinatie afgeremd tot‐
dat de slingerbeweging stopt. Wan‐
neer het systeem actief is, moet u het
stuurwiel zo stil mogelijk houden.
Aanhangerstabilisatie (TSA) maakt
deel uit van het elektronisch stabili‐
teitsprogramma (ESP) 3 131.Extra functies
PTO (krachtafnemer)
Activering
PTO (krachtafnemer) activeren met
stilstaande auto en stationair draai‐
ende motor:
■ De keuzehendel in neutraal plaat‐ sen (auto's met geautomatiseerde
versnellingsbak: keuzehendel in
stand N).
■ Het koppelingspedaal intrappen.
Page 146 of 223

144Rijden en bediening
■Schakelaar op het instrumentenpa‐
neel indrukken; LED in schakelaargaat na ongeveer 2 seconden bran‐
den.
■ Laat het koppelingspedaal los.
Het stationaire motortoerental ver‐
hoogt tot 1.200 omw/m.Voorzichtig
Tijdens de bediening van de PTO
(krachtafnemer) mag u de keuze‐
hendel nooit uit neutraal halen
(auto's met geautomatiseerde ver‐ snellingsbak: keuzehendel in
stand N) om schade aan de ver‐
snellingsbak te voorkomen.
Als geschakeld moet worden,
bijv. om de rijsnelheid te verande‐
ren, moet de PTO altijd eerst wor‐
den gedeactiveerd.
Deactivering
PTO (krachtafnemer) deactiveren:
■ Het koppelingspedaal intrappen.
■ Schakelaar op het instrumentenpa‐
neel indrukken; LED in schakelaardooft na ongeveer 2 seconden.
■ Laat het koppelingspedaal los.
Storing
Als de LED in de schakelaar niet brandt bij het activeren van de PTOen/of het systeem niet werkt:
Het koppelingspedaal geleidelijk los‐
laten.
- of - ■ De keuzehendel in neutraal plaat‐ sen (auto's met geautomatiseerdeversnellingsbak: keuzehendel instand N).
■ Het koppelingspedaal intrappen.
■ Schakelaar op het instrumentenpa‐
neel indrukken; LED in schakelaargaat na ongeveer 2 seconden bran‐
den.
■ Laat het koppelingspedaal los.Daarna de bovenstaande procedure
herhalen.
Let op
De PTO-functie is niet beschikbaar
wanneer controlelamp A 3 85, C
3 86 of W 3 87 brandt.
Page 147 of 223

Verzorging van de auto145Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................145
Controle van de auto .................146
Gloeilamp vervangen .................154
Elektrisch systeem .....................162
Boordgereedschap ....................165
Velgen en banden .....................166
Starthulp gebruiken ...................179
Trekken ...................................... 182
Verzorging van uiterlijk ..............183Algemene informatie
Accessoires en
modificaties van auto
Het wordt geadviseerd alleen gebruik
te maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor an‐
dere onderdelen kunnen wij – ook als deze door autoriteiten of anderszins
zijn goedgekeurd – niet beoordelen of deze betrouwbaar zijn en er evenmin garant voor staan.
Geen aanpassingen in het elektrische
systeem aanbrengen, zoals wijzigin‐
gen in de elektronische stuurappara‐
ten (chip-tuning).Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een ta‐ kelwagen kunnen de spatlappen
beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen
Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
■ Auto wassen en conserveren.
■ Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
■ Afdichtrubbers reinigen en conser‐ veren.
■ Motorolie verversen.
■ Sproeiervloeistofreservoir leegma‐ ken.
■ Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
■ Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
■ Auto in een droge en goed geven‐ tileerde ruimte parkeren. Eerste
versnelling of achteruitversnelling
inschakelen. Voorkomen dat de
auto kan gaan rollen.
■ Handrem niet aantrekken.
Page 148 of 223

146Verzorging van de auto
■ Motorkap openen, alle portierensluiten en auto vergrendelen.
■ Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt, bijv.
het diefstalalarmsysteem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
■ Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening inscha‐ kelen.
■ Bandenspanning controleren.
■ Sproeiervloeistofreservoir vullen.
■ Motoroliepeil controleren.
■ Koelvloeistofpeil controleren.
■ Zo nodig kentekenplaat monteren.Verwerking van sloopauto
Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website, als dat
conform de wet vereist is. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden
uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem wekt zeer
hoge spanningsniveaus op. Nietaanraken.
Om ze beter herkenbaar te makenzijn de doppen op de vulopeningen
voor motorolie, koelvloeistof, sproei‐
ervloeistof en de handgreep van de
oliepeilstok geel van kleur.
Page 149 of 223
Verzorging van de auto147Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekken en in de uitgangspositie terugduwen.
Aan veiligheidspal trekken, iets links
van het midden, en motorkap ope‐
nen.
Motorkapstang omhoog uit de houder
trekken en in de rechter haak onder
de motorkap vastzetten.
Als de motorkap wordt geopend tij‐ dens een Autostop, wordt de motor
automatisch herstart omwille van vei‐ ligheidsredenen.
Sluiten Steun vóór het sluiten van de motor‐
kap stevig in de houder duwen.
Laat de motorkap zakken en laat deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm ) in de grendel vallen. Con‐
troleer of de motorkap vergrendeld is.
MotorolieHet motoroliepeil op gezette tijden
handmatig controleren om schade
aan de motor te voorkomen.
Vergewis u ervan dat de gebruikte
olie de juiste specificatie heeft. Aan‐
bevolen vloeistoffen en smeermidde‐
len 3 188.
Page 150 of 223

148Verzorging van de auto
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op be‐
drijfstemperatuur zijn en minstens
10 minuten uitgeschakeld zijn ge‐
weest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en het motoroliepeil aflezen.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan mo‐
torolie bijvullen.
Voorzichtig
Het motoroliepeil nooit tot onder
het minimumpeil laten dalen!
Het wordt geadviseerd hetzelfde type olie te gebruikt als bij de laatste olie‐
verversing.
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken MAX op de peilstok.
Voorzichtig
Een teveel aan motorolie moet
worden afgetapt of afgezogen.
Wij raden bij het bijvullen van de mo‐
torolie een trechter aan om morsen te
voorkomen. Controleer of de trechter
goed op de vulpijp staat.
Het olieverbruik stabiliseert niet voor‐ dat de auto enkele duizenden kilome‐
ters heeft afgelegd. Pas dan kan het
werkelijke olieverbruik worden be‐
paald.
Bij een verbruik van meer dan
0,5 liter per 1000 km na deze inrijpe‐
riode wordt geadviseerd contact op te nemen met een werkplaats.
Inhouden 3 209, Peilsensor motor‐
olie 3 80.
Dop recht terugplaatsen en vast‐
draaien.
Koelvloeistof
De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. –28 °C.
Page 151 of 223

Verzorging van de auto149Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries ge‐bruiken.
Koelvloeistofpeil
Voorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Bij een koud koelsysteem moet de koelvloeistof net boven het merkte‐
ken MINI staan. Bijvullen als het peil
te laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Met antivries bijvullen. Is geen anti‐
vries beschikbaar, dan schoon drink‐
water of gedestilleerd water gebrui‐
ken. Dop goed vastdraaien. Antivries‐ gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Als een aanzienlijke hoeveelheid
koelvloeistof vereist is, dient het koel‐
systeem te worden ontlucht. De hulp
van een werkplaats inroepen.
Stuurbekrachtigingsvloei‐
stofVoorzichtig
Zeer kleine hoeveelheden vuil‐
deeltjes kunnen schade aan de
stuurinrichtingssysteem veroorza‐
ken, waardoor het niet meer goed
werkt. Voorkom dat vuildeeltjes in contact komen met de vloeistof‐zijde van de reservoirdop of dat ze
in het reservoir terechtkomen.
In principe hoeft u het vloeistofpeil
niet te controleren. Als er bij het stu‐
ren een ongewoon geluid klinkt of als
de stuurbekrachtiging vreemd rea‐
geert, roep dan de hulp van een werk‐ plaats in.
Afhankelijk van het model bevindt het
reservoir van de stuurbekrachtigings‐
vloeistof zich in de motorruimte
(type A) of onder de voorwielkast,
achter een afwerkingspaneel
(Type B).
Page 152 of 223
150Verzorging van de auto
Type A
Neem contact op met een werkplaats,
als het vloeistofpeil in het reservoir tot onder het merkteken MINI daalt.
Type B
Neem contact op met een werkplaats,
als het vloeistofpeil in het reservoir tot onder het merkteken MIN daalt.
Sproeiervloeistof
Schoon water vermengd met een
passende hoeveelheid sproeiervloei‐ stof bijvullen die antivries bevat.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met vol‐
doende antivries biedt voldoende
bescherming bij lage temperatu‐
ren of een plotselinge daling van
de temperatuur.