Page 137 of 305

Instrumenten en bedieningsorganen135
remfunctionaliteit van de auto bij
dreigend gevaar voor een botsing.
Het volgende is een optie: het sys‐
teem neemt de remregeling over,
waarschuwt alleen via geluidssig‐
nalen of wordt geheel gedeacti‐
veerd.
Dodehoekwaarschuwing : Wijzigt
de instellingen van het blindehoek‐
systeem.
■ Buitenverlichting
Duur tijdens uitstappen : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting en
wijzigt de duur ervan.
Buitenverlichting bij ontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de welkomst‐ verlichting.
■ Portiervergrendeling
Automatische vergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelingsfunctie
na uitschakeling van het contact. Activeert of deactiveert de automa‐ tische portiervergrendelingsfunctie
nadat de auto is weggereden.
Geen vergr. bij portier open : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐sche portiervergrendelingsfunctie
wanneer een portier openstaat.
Vertr. portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelingsfunctie.
■ Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb ontgr. op afstand : Activeert
of deactiveert het alarmknipper‐
lichtsignaal bij het ontgrendelen.
Portierontgr. op afstand : Wijzigt de
configuratie om alleen het bestuur‐
dersportier of de hele auto te ont‐
grendelen.
Autom. portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche hervergrendeling na het ont‐
grendelen zonder de auto te ope‐
nen.
■ Fabrieksinstellingen herstellen
Fabrieksinstellingen herstellen :
Reset alle functies op standaardin‐
stellingen.
Persoonlijke instellingen in het Colour-Info-Display Navi 600/Navi 900
CONFIG -toets indrukken. Nu ver‐
schijnt het menu Instellingen.
Page 138 of 305

136Instrumenten en bedieningsorganen
De volgende instellingen kunnen wor‐den geselecteerd door draaien van
en indrukken van de multifunctionele
toets:
■ Instellingen sportmodus
■ Talen
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstellingen
■ Navigatie-instellingen
■ Auto-instellingen
■ Displayinstellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Instellingen sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de sportmodus worden geactiveerd
3 182.
■ Sportophanging : Demping wordt
stugger.
■ Sportieve prestaties : Gasaanname
en schakelkarakteristieken worden
sneller.■ Sportbesturing : se stuurbekrachti‐
ging is verminderd.
■ Kleur dashboardverl. wisselen : In‐
strumentenverlichting verandert
van kleur.
Talen
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 104.
Radio-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Telefooninstellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐
teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Navigatie-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.Auto-instellingen
■ Klimaat- en luchtkwaliteit
Ventilatorregeling : Verandert de
aanjagerregeling. De gewijzigde in‐
stelling wordt actief nadat het con‐
tact uit en opnieuw aan wordt ge‐ zet.
Airconditioning : Activeert of deacti‐
veert de koeling wanneer het con‐
tact wordt ingeschakeld of hanteert de laatst gekozen instelling.
Autom. achterruitverwarming : Acti‐
veert de achterruitverwarming au‐
tomatisch.
Page 139 of 305

Instrumenten en bedieningsorganen137
■Comfortinstellingen
Volume signaaltonen : Wijzigt het
volume van geluidssignalen.
Autom. wisser achter bij achteruit :
activeert of deactiveert automati‐
sche inschakeling achterruitwisser
bij inschakelen achteruitversnel‐
ling.
■ Parkeersensor / botsherkenning
Parkeersensor : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Voorbereiding aanrijding : activeert
of deactiveert de automatische
remfunctionaliteit van de auto bij
dreigend gevaar voor een botsing.
Het volgende is een optie: het sys‐
teem neemt de remregeling over,
waarschuwt alleen via geluidssig‐
nalen of wordt geheel gedeacti‐
veerd.
Dodehoekalarm : Wijzigt de instel‐
lingen van het blindehoeksysteem.
■ Wegverlichting
Duur bij uitstappen : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting en
wijzigt de duur ervan.
Lokalisatielichten : Activeert of
deactiveert de welkomstverlichting.
■ Deurvergrendeling
Automatische vergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche portierontgrendelingsfunctie
na uitschakeling van het contact.
Activeert of deactiveert de automa‐
tische portiervergrendelingsfunctie
nadat de auto is weggereden.
Geen vergrendeling bij open deur :
Activeert of deactiveert de automa‐ tische portiervergrendelingsfunctie
wanneer een portier openstaat.
■ Vergrendel / ontgrendel / start op
afstandMelding bij ontgrendelen : Activeert
of deactiveert het alarmknipper‐
lichtsignaal bij het ontgrendelen.
Ontgrendelen op afstand : Wijzigt
de configuratie om alleen het be‐
stuurdersportier of de hele auto te
ontgrendelen.
Deuren autom. opnieuw
vergrendelen : Activeert of deacti‐
veert de automatische hervergren‐
deling na het ontgrendelen zonder
de auto te openen.
■ Terug op standaardinstellingen
Terug op standaardinstellingen :
Hervat alle standaardinstellingen.
Displayinstellingen
Te selecteren displayinstellingen:
■ Dagdesign : Optimale instelling bij
daglicht.
■ Nachtdesign : Optimale instelling in
het donker.
■ Automatisch : Het display gaat naar
een andere modus als de verlich‐
ting wordt in-/uitgeschakeld.
Page 140 of 305

138Instrumenten en bedieningsorganen
■Achteruitrijcamera : Wijzigt de in‐
stellingen van de achteruitkijkca‐
mera.
■ Fotolijst : Zie beschrijving voor het
Infotainmentsysteem in de handlei‐ ding bij het Infotainmentsysteem.
Instellingen in het Colour-Info-
Display CD 600/Navi 650/Navi 950
Druk op de toets CONFIG op de con‐
sole van het Infotainmentsysteem om
naar het menu Configuratie te gaan.
Draai aan de multifunctionele knop
om in de lijst omhoog of omlaag te
scrollen. Druk op de multifunctionele
knop (Navi 950 / Navi 650: druk op de
buitenste ring) om een menuoptie te
selecteren.
■ Profiel sportmodus
■ Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstelling
■ Navigatie-instellingen
■ Displayinstellingen
■ Voertuig instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Profiel sportmodus
■ Sportprestaties motor :
Gasaanname en schakelkarakte‐ ristieken worden sneller.
■ Achtergrondverlichting
sportmodus :
Instrumentenverlichting verandert
van kleur.
■ Sportieve vering : Demping wordt
stugger.
■ Sportieve besturing : Se stuurbe‐
krachtiging is verminderd.
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Radio-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Telefooninstelling
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Page 141 of 305

Instrumenten en bedieningsorganen139
Navigatie-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Displayinstellingen ■ Menu startpagina :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
■ Optie camera achter :
Druk hierop om de opties voor de
achteruitcamera aan te passen
3 209.
■ Display Uit :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
■ Kaartinstellingen :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
Voertuig instellingen ■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Veran‐
dert de aanjagerregeling. De gewij‐ zigde instelling wordt actief nadat
het contact uit en opnieuw aan
wordt gezet.Klimaatregelingsmodus : Activeert
of deactiveert de koeling wanneer
het contact wordt ingeschakeld of
hanteert de laatst gekozen instel‐
ling.
Automatische ontwaseming : Acti‐
veert of deactiveert automatisch
ontwasemen.
Autom. achterruitverwarming : Acti‐
veert de achterruitverwarming au‐
tomatisch.
■ Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke in‐ stellingen.
Wis auto. achter in achteruit : Acti‐
veert of deactiveert automatische inschakeling achterruitwisser bij in‐
schakelen achteruitversnelling.
■ Aanrijdings-detectiesystemen
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert ultrasoonsensoren.
Automatische aanrijdingsbescher‐
ming : activeert of deactiveert de
automatische remfunctionaliteitvan de auto bij dreigend gevaar
voor een botsing. Het volgende is
een optie: het systeem neemt de
remregeling over, waarschuwt al‐
leen via geluidssignalen of wordt
geheel gedeactiveerd.
Dodehoekwaarschuwing : Activeert
of deactiveert het blindehoeksys‐ teem.
■ Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de instapver‐
lichting.
Duur tijdens uitstappen : Activeert of
deactiveert en verandert de duur
van de uitstapverlichting.
■ Portiervergrendeling
Geen vergr. bij portier open : In- of
uitschakelen van de automatische
portiervergrendelfunctie wanneer
een portier openstaat.
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelingsfunctie
na uitschakeling van het contact.
Page 142 of 305
140Instrumenten en bedieningsorganen
Activeert of deactiveert de automa‐tische portiervergrendelingsfunctienadat de auto is weggereden.
Vertr. portiervergrendeling : in- of
uitschakelen van de vertraagde
portiervergrendelfunctie.
■ Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb. vergr. op afstand : Activeert
of deactiveert het alarmknipper‐ lichtsignaal bij het vergrendelen.
Feedback ontgrendeling op
afstand : Activeert of deactiveert
alarmknipperlichtsignaal bij het ont‐ grendelen.
Portier ontgrendelen op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Automatische deurrvergrendeling :
Activeert of deactiveert de automa‐ tische hervergrendeling na het ont‐
grendelen zonder de auto te ope‐
nen.
■ Fabrieksinstellingen herstellen :
Reset alle functies op standaardin‐
stellingen.
Page 143 of 305
Verlichting141VerlichtingRijverlichting.............................. 141
Binnenverlichting .......................150
Verlichtingsfuncties ....................152Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7=verlichting uit8=zijmarkeringslichten9=dimlicht of grootlicht
Controlelamp 8 3 118.
Lichtschakelaar met
automatische verlichting
Lichtschakelaar draaien:
AUTO=automatische verlichting:
De koplampen worden au‐ tomatisch in- en uitgescha‐keld, afhankelijk van het
omgevingslichtm=activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting. Schakelaar keert
terug naar AUTO.8=zijmarkeringslichten9=dimlicht of grootlicht
Page 144 of 305

142Verlichting
Op het Driver Information Centre met
Uplevel- of Uplevel-Combi-display
ziet u de huidige status van de auto‐
matische verlichting.
Wanneer u het contact inschakelt, is
de automatische verlichting actief.
Als de koplampen branden, licht 8
op. Controlelamp 8 3 118.
Achterlichten De achterlichten branden samen met
de koplampen en zijmarkeringslich‐
ten.
Automatische verlichtingWanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld tus‐
sen dagrijlicht en automatische ver‐
lichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het regensensorsysteem.
Dagrijlicht 3 144.
Automatische
koplampinschakeling Wanneer het omgevingslicht zwak is,
worden de koplampen ingeschakeld.
Verder worden de koplampen inge‐
schakeld als de ruitenwissers enkele
slagen geactiveerd zijn.
TunneldetectieBij het inrijden van een tunnel worden de koplampen onmiddellijk ingescha‐
keld.
Adaptief rijlicht (AFL) 3 144.Grootlicht
Om van dimlicht naar grootlicht om te
schakelen, duwt u tegen de hendel.
Om het dimlicht in te schakelen, duwt
u nogmaals tegen de hendel of u trekt eraan.
Grootlichtassistentie
Deze functie maakt dat het
grootlicht ’s avonds en wanneer u
sneller rijdt dan 40 km/u als hoofdrij‐
verlichting kan worden gebruikt.