Page 25 of 364

IN
E
23
RIJDEN
Snelheidsbe
grenzer "LIMIT"
1.
Selecteren/deactiveren van de snel-
heidsbegrenzer.
2.
Verlagen van de ingestelde snel-
heid.
3.
Verhogen van de ingestelde snel-
heid.
4.
Snelheidsbegrenzer aan/uit.
Het instellen van de snelheid
is alleen mogelijk bij draaien-
de motor.
153
1.
Selecteren/deactiveren van de snel-
heidsregelaar.
2.
Instellen van een snelheid / Verla-
gen van de ingestelde snelheid.
3.
Instellen van een snelheid / Verho-
gen van de ingestelde snelheid.
4.
Snelheidsbegrenzer uit / Hervatten
snelheidsbegrenzer.
Het instellen van een snelheid en
het activeren van de snelheids-
regelaar is alleen mogelijk bij
een wagensnelheid hoger dan 40 km/h,
vanaf de vierde versnelling bij een hand-
geschakelde versnellingsbak (tweede bij
een 2Tronic-versnellingsbak met 6 ver-
snellingen of automatische transmissie).
155
Weergave op hetinstrumentenpaneel
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer
is ingeschakeld, verschijnen de instel-
lingen van het systeem op het instru-
mentenpaneel.
Snelheidsregelaar
Snelheidsbegrenzer
Page 26 of 364

IN
E
24
158
RIJDEN
2Tronic versnellingsbak met 6 versnellingen
Deze versnellingsbak met zes over-
brengingen biedt de bestuurder de keus
tussen het comfort van een automati-
sche transmissie of het plezier van het
handmatig schakelen.
1.
Selectiehendel.
2.
Knop "S" (sport)
.
Automatische transmissie met "TipTronic techniek Systeem Porsche"
Deze versnellingsbak met zes over-
brengingen biedt de bestuurder de keus
tussen het comfort van een automati-
sche transmissie of het plezier van het
handmatig schakelen
1.
Selectiehendel.
2.
Knop "S" (sport)
.
3.
Knop " 7
" (sneeuw)
.
Starten
)
Selecteer de stand N
et trap het
rempedaal tijdens het starten stevig
in.
)
Schakel de eerste versnelling (stand
A
of M
) of de achteruitversnelling
(stand R
) in met de selectiehendel 1
.
)
Haal uw voet van het rempedaal en
geef vervolgens gas.
)
Selecteer de stand P
of N
en trap
het rempedaal tijdens het starten
stevig in.
)
Selecteer de stand R
, D
of M
.
)
Haal uw voet van het rempedaal en
geef vervolgens gas.
3.
Bediening aan het stuurwiel "-"
.
4.
Bediening aan het stuurwiel "+"
.
162
Starten
Page 27 of 364

Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een hand-
geschakelde versnellingsbak, rijd dan
rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel
bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling. Volg de aanwijzin-
gen van de schakelindicator (indien
aanwezig) die op het instrumentenpa-
neel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een auto-
matische versnellingsbak of een EGS-
versnellingsbak, laat de selectiehen-
del dan in de stand Drive "D"
of Auto
"A"
(afhankelijk van het type versnel-
lingsbak) staan en trap het gaspedaal
niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem
bij voorkeur af op de motor in plaats
van het rempedaal te gebruiken en
trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u
deze aanwijzingen naleeft, neemt het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot
af en wordt de geluidsoverlast door
het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, ge-
bruik dan vanaf een snelheid van on-
geveer 40 km/h de snelheidsregelaar
(indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de tem-
peratuur in de auto hoog is opgelopen,
open dan alle ruiten en de ventilatie-
roosters alvorens de airconditioning in
te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de
ruiten, maar laat de ventilatieroosters
geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interi-
eur die de temperatuurstijging kunnen
beperken (blinderingspaneel van het
panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (be-
halve bij auto's met een automatische
airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch
worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel
mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlam-
pen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het
starten niet stationair warmdraaien,
maar rijd zo snel mogelijk weg: uw
auto warmt sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler,
MP3-speler, spelcomputer, enz.) op
de auto aan om het elektriciteitsver-
bruik, en dus het brandstofverbruik, te
beperken.
Koppel externe apparatuur los als u
de auto verlaat.
ECO-RIJDEN
2525
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van
uw auto verminderen.
Page 28 of 364

26
Beperk de oorzaken van eenhoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over
de auto: plaats de zwaarste voorwer-
pen in de bagageruimte, zo dicht mo-
gelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweer-
stand (dakdragers, imperiaal, fi etsen-
drager, aanhanger, enz.) van uw auto.
Gebruik liever een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers
en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk
de winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspan-
ning (bij koude banden), houd u daarbij
aan de bandenspanning die staat ver-
meld op de sticker op de portierspon-
ning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met
name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd
niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van
het reservewiel en van de wielen van
de aanhanger of de caravan te contro-
leren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden
(olie verversen, oliefi lter en luchtfi lter
vervangen, enz.) en houd u daarbij aan
het door de fabrikant voorgeschreven
interval.
Laat bij het tanken het vulpistool
niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank
stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken
dat pas na 3000 km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
Page 29 of 364
27
CO
INSTRUMENTENPANELEN
De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over
de werking van de auto.
Klokken
1.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan
(x 1000 t/min).
2.
Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan (°Celsius).
3.
Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
4.
Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan
(km/h of mph).
5.
Display.
6.
Knop nulstelling of het opnieuw
weergeven van de onderhoudsin-
dicator.
Knop voor de nulstelling van de ge-
selecteerde functie (dagteller of on-
derhoudsindicator) of het opnieuw
weergeven van de onderhoudsindi-
cator.
7.
Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de licht-
sterkte van de dashboardverlichting,
bij ingeschakelde verlichting.
Raadpleeg voor meer infor-
matie over de werking en de
weergave van een bepaalde
functie de desbetreffende rubriek.
Page 30 of 364
CO
Display(s)
Bedieningspaneel van hetinstrumentenpaneel
Met behulp van de toetsen kunnen:
- Bij stilstaande auto
, de uitrusting
van de auto en de parameters van
het display (taal, eenheden) worden
ingesteld,
- Bij rijdende auto
, de actieve func-
ties achtereenvolgend worden
weergegeven (boordcomputer, na-
vigatie...).
Bediening
U beschikt over vier toetsen om het
display van het instrumentenpaneel te
bedienen:
1.
Toegang tot het algemene menu,
bevestigen van de keuze.
2.
Naar boven verplaatsen in het
menu.
3.
Naar beneden verplaatsen in het
menu.
4.
Terugkeren naar het vorige scherm,
het menu verlaten.
A.
Snelheidsbegrenzer
of
Snelheidsregelaar.
(km/h of mph)
B.
Dagteller.
(km of miles)
C.
Onderhoudsindicator.
(km of miles) of,
Motorolieniveaumeter.
of
Kilometerteller.
(km of miles)
D.
2Tronic versnellingsbak met
6 versnellingen of automatische
transmissie.
E.
Waarschuwings- en statusmel-
dingen van functies, boordcom-
puter, navigatieberichten (GPS).
Page 31 of 364

29
CO
Parameters van de auto
In dit menu kunt u bepaalde functies ten
behoeve van het rijden en het comfort
inschakelen * :
- inschakelen van de ruitenwisser ach-
ter als de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld (zie hoofdstuk "Zicht"),
- selectieve ontgrendeling (zie hoofd-
stuk "Openen"),
- follow me home-verlichting en instap-
verlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- sfeerverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- verlichting overdag (zie hoofdstuk "Zicht"),
- bochtverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- elektrische parkeerrem of handrem
(zie hoofdstuk "Rijden").
Keuze van de eenheden
In dit menu kunt u de eenheden kiezen:
temperatuur (°Celsius of °Fahrenheit)
en verbruik (l/100 km, mpg of km/l).
Taalkeuze
In dit menu kunt u de weergave van de
taal kiezen: Deutsch, English, Espanol,
Français, Italiano, Nederlands, Portu-
gues, Türkçe * .
Het algemene menu en de
bijbehorende functies zijn uit-
sluitend toegankelijk bij stil-
staande auto, via de toetsen
1
tot en met 4
.
Boven een bepaalde snelheid ver-
schijnt een melding op het display
die aangeeft dat toegang tot het al-
gemene menu onmogelijk is.
De weergave van de boordcomputer
is uitsluitend toegankelijk bij rijdende
auto, via de toetsen 2
en 3
(zie para-
graaf "Boordcomputer").
Algemeen menu
)
Druk op toets 1
voor toegang tot het
algemene menu en om één van de
volgende functies te kiezen:
- "Parameters van de auto",
- "Taalkeuze",
- "Keuze van de eenheden".
)
Druk op toets 2
of 3
om op het
scherm te verplaatsen.
)
Druk opnieuw op toets 1
om de keu-
ze te bevestigen.
*
Volgens land van bestemming.
VERKLIKKERLAMPJES
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
bepaalde waarschuwingslampjes en-
kele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten
deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer
dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen
gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display.
Verklikkerlampjes kunnen con-
stant branden of knipperen.
Een aantal verklikkerlampjes
heeft beide mogelijkheden. Of het
constant branden of knipperen van
een verklikkerlampje duidt op een
storing, is afhankelijk van de wer-
kingsfase van de auto.
De verklikkerlampjes geven de bestuur-
der informatie over de werking van een
systeem (ingeschakeld of uitgescha-
keld) of waarschuwen de bestuurder in
het geval van een storing (waarschu-
wingslampje).
Page 32 of 364

30
CO
Voorgloeien
dieselmotor
permanent. Het contactslot staat in de
tweede stand (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje is gedoofd.
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden.
Richtingaanwijzer
links
knippert, met
geluidssignaal.
Als u de lichtschakelaar
omlaag beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts
knippert, met
geluidssignaal.
Als u de lichtschakelaar
omhoog beweegt.
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Parkeerlichten
permanent. De lichtschakelaar staat in
de stand "Parkeerlichten".
Dimlicht
permanent. De lichtschakelaar staat in
de stand "Dimlicht".
Grootlicht
permanent. Als u de lichtschakelaar naar
u toe trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te
schakelen naar dimlicht.
Mistlampen
vóór
permanent. De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om
de mistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlichten
permanent. De mistachterlichten zijn
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen.
Elektrisch
bediende
handrem
permanent. De elektrisch bediende
handrem is aangetrokken.
Zet de elektrisch bediende handrem vrij zodat het
controlelampje uitgaat: trap het rempedaal in en trek
aan de hendel van de elektrisch bediende handrem.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de elektrisch bediende handrem.